3.3Het oordeel van de rechtbank
Gebeurtenissen 6 oktober 2019
Op 6 oktober 2019 werd aangever [slachtoffer 1] gebeld door [alias verdachte] (de rechtbank begrijpt: de medeverdachte [verdachte] , ook wel [alias verdachte] genoemd) om te komen naar de [adres] in Maastricht . Toen [slachtoffer 1] daar aankwam, moest hij van [alias verdachte] op een stoel gaan zitten. [alias medeverdachte] (de rechtbank begrijpt: de verdachte) zat rechts naast hem. [alias verdachte] pakte zijn autosleutels, huissleutels, portemonnee en telefoon af. Er ontstond vervolgens een ondervraging door [alias verdachte] , omdat hij [slachtoffer 1] ervan verdacht dat hij zijn eigen handeltje wilde beginnen. Vervolgens werd [slachtoffer 1] door [alias verdachte] in zijn gezicht geslagen. [slachtoffer 1] viel met de stoel waarop hij zat om. Daarna stampte [alias verdachte] hem in zijn zij. [slachtoffer 1] moest weer op de stoel gaan zitten en [alias verdachte] zei: “geef nu maar toe”. Vervolgens kreeg [slachtoffer 1] weer klappen in zijn gezicht van [alias verdachte] en waarschuwde [alias verdachte] hem met de woorden: “je kunt nu maar beter de waarheid vertellen, dan stop ik met slaan”. Plotseling voelde [slachtoffer 1] kokend water over zijn achterhoofd naar zijn rug lopen. [slachtoffer 1] schreeuwde het uit van de pijn. [alias medeverdachte] duwde zijn schouders omlaag, zodat hij op de stoel moest blijven zitten. Vervolgens werd hij ook door hem geslagen en getrapt. Daarna verlieten [alias verdachte] en [alias medeverdachte] het pand.
[slachtoffer 1] had brandwonden op zijn rug, en de nylon trui die hij droeg was aan zijn verbrande huid vast gaan zitten waardoor de huid had losgelaten. Verder had hij blauwe ogen, een blauw rechter schouderblad en pijn aan zijn borstkas, hoofd en rechterzij.
De verbalisant die de aangifte opnam, zag bij [slachtoffer 1] twee blauw gekleurde ogen en op zijn rug richting zijn nek diverse pleisters. [slachtoffer 1] klaagde over erge pijn in zijn rechter zij als hij bewoog.
Tijdens het nadere verhoor verklaarde [slachtoffer 1] dat hij de chauffeur was van [alias verdachte] en dat hij daarom gewoon naar hem luisterde. Rechts naast hem zat [alias medeverdachte] en [getuige 1] ( [getuige 1] ) en [alias verdachte] zaten op de bank voor hem. [alias verdachte] vroeg hem wat, [slachtoffer 1] gaf antwoord en op dat moment gooide [alias medeverdachte] kokend water over zijn rug en begon [alias verdachte] hem samen met [alias medeverdachte] te slaan. [alias verdachte] en [alias medeverdachte] hadden hem toen opgesloten en zijn spullen afgenomen.
Bij de rechter-commissaris verklaart [slachtoffer 1] dat [alias medeverdachte] de deur had afgesloten en dat [alias verdachte] hem, nadat hij heet water over zich heen had gekregen, sloeg met een vuist in zijn gezicht.
Hij heeft niet gezien wie het water over hem gooide, maar dat moet [alias medeverdachte] zijn geweest omdat hij de enige was die achter hem stond.
Uit de geneeskundige verklaring blijkt dat de huisarts van [slachtoffer 1] correspondentie heeft ontvangen van de huisartsenpost in het ziekenhuis te Maastricht , waar [slachtoffer 1] op 8 oktober 2019 was behandeld. Daaruit blijkt dat [slachtoffer 1] tweedegraads brandwonden had op het hoofd, die via de nek doorliepen naar de rug. Tevens had hij veel en uitgebreide bloeduitstortingen achter de oren en op het linker aangezicht rond het oog, op beide armen, benen en bekken.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij erbij aanwezig was toen [slachtoffer 1] werd mishandeld. Zij kon de kamer niet uit doordat zij dacht dat [alias medeverdachte] de deur op slot had gedaan. Ze durfde haar mond ook niet meer open te doen. Het was duidelijk dat [slachtoffer 1] veel pijn had nadat hij met kokend water was overgoten. Na het geschreeuw van [slachtoffer 1] was bijna iedereen weggegaan. Zij kon vervolgens ook weg, omdat de sleutel nog op het slot van de deur stak.
Partiële vrijspraak
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte samen met [medeverdachte] [slachtoffer 1] van zijn vrijheid heeft beroofd door hem te vragen om naar het pand aan de [adres] te komen, hem zijn spullen af te pakken en hem te slaan, schoppen, trappen en heet water over hem heen te gooien. De overige ten laste gelegde handelingen acht de rechtbank niet bewezen. De aangifte wordt op deze onderdelen voldoende ondersteund door andere (objectieve) bewijsmiddelen.
Uit de verklaring van de getuige [getuige 1] maakt de rechtbank op dat de verdachte of zijn medeverdachte direct voor de ‘ondervraging’ de deur van binnenuit had afgesloten. Dat deze deur later bleek open te kunnen, omdat de sleutel er nog op stak, zoals getuige [getuige 1] verklaart, neemt niet weg dat bij [slachtoffer 1] de indruk was gewekt dat hij niet weg kon. Bovendien was er sprake van een zekere machtsverhouding tussen de verdachte en [slachtoffer 1] . Hij deed, zoals hij zelf verklaarde, gewoon wat [verdachte] zei.
De handelingen zoals hiervoor bewezen verklaard en de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden, maakten dat [slachtoffer 1] zich niet vrij voelde om te vertrekken en leveren daarmee, in onderling verband en samenhang bezien, een wederrechtelijke vrijheidsberoving op.
Periode
De rechtbank acht niet bewezen dat [slachtoffer 1] na 6 oktober 2019 van zijn vrijheid beroofd is gebleven, omdat [getuige 1] verklaart dat zij na het incident de kamer heeft kunnen verlaten, en overigens onvoldoende blijkt waaruit de vrijheidsberoving op die andere dagen heeft bestaan.
Vrijspraak feit 2 primair; bewijsoverweging feit 2 subsidiair
Uit voorgaande bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat de verdachte [slachtoffer 1] heeft geslagen, geschopt en getrapt. Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat dit geen poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel oplevert.
De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van het primair ten laste gelegde feit.
De subsidiair ten laste gelegde mishandeling acht rechtbank acht wel bewezen.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierna opgenomen. Op de feiten is de eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing.
Feit 3 en 4
De rechtbank acht de feiten 3 en 4 wettig en overtuigend bewezen en zal, nu de verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 4 maart 2020;
- de aangifte van [slachtoffer 2];
- het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant].
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 4 maart 2020;
- de kennisgeving van inbeslagneming van 10,1 gram poeder;
- het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen.