ECLI:NL:RBLIM:2021:10139

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 februari 2021
Publicatiedatum
5 juli 2022
Zaaknummer
8904493 BM VERZ 20-5570 en 8904563 MS VERZ 20-1239
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van bewind en mentorschap op verzoek van de rechthebbende

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 18 februari 2021 uitspraak gedaan over het verzoek tot opheffing van bewind en mentorschap van de rechthebbende. De rechthebbende, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.B.G. Gelissen, verzocht om de opheffing van het bewind dat op 24 september 2020 was ingesteld, zonder dat hij voorafgaand aan die beslissing was gehoord. De dochter en broer van de rechthebbende hadden het bewind en mentorschap aangevraagd vanwege zorgen over zijn geestelijke toestand, maar de rechthebbende betwistte de noodzaak hiervan. Tijdens de mondelinge behandeling op 10 februari 2021 zijn verschillende partijen verschenen, waaronder de bewindvoerder en de advocaat van de bewindvoerder. De kantonrechter heeft de medische rapportages en bevindingen in overweging genomen en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was voor de noodzaak van het bewind en mentorschap. De kantonrechter oordeelde dat de rechthebbende in staat was zijn belangen zelf te behartigen en dat de opheffing van het bewind en mentorschap gerechtvaardigd was. De beslissing werd genomen met het oog op de juridische criteria en de belangen van de rechthebbende, waarbij de kantonrechter ook de mogelijkheid van bemiddeling tussen de betrokken partijen heeft gesuggereerd.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Team Toezicht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummers: 8904493 BM VERZ 20-5570 en 8904563 MS VERZ 20-1239
BM-nummer: 394080
MB-nummer: 40146
Uitspraakdatum: 18 februari 2021

Beschikking opheffing bewind en mentorschap

op het verzoek van:

[rechthebbende] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
hierna: rechthebbende,
gemachtigde: mr. J.B.G. Gelissen, advocaat te Sittard.

procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen op 30 november 2020,
- aanvullende stukken, ingekomen per e-mail op 30 november 2020,
- een stelbriefje van mr. D.J.M. Kuppens, de advocaat van [bewindvoerder]
, de dochter van rechthebbende, tevens de bewindvoerder en mentor,
- een verweerschrift, met bijlagen, van de bewindvoerder/mentor, ingediend door
mr. Kuppens, ingekomen op 21 januari 2021,
- hoger beroepschrift, met bijlagen, van mr. Gelissen, ingekomen per e-mail op
8 februari 2021.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 10 februari 2021.
Verschenen zijn:
- de heer [rechthebbende] , rechthebbende, verzoeker,
- de heer mr. J.B.G. Gelissen, advocaat van rechthebbende,
- mevrouw [bewindvoerder] , dochter van rechthebbende, de bewindvoerder en mentor,
- de heer mr. A.J.T.M. Hendriks ten deze vervangende mevrouw mr. D.J.M. Kuppens,
advocaat van [bewindvoerder] ,
- de heer [naam broer] , de broer van rechthebbende.
Ter mondelinge behandeling zijn de spreekaantekeningen en pleitnota’s overgelegd van: rechthebbende, mr. Gelissen, [bewindvoerder] , [naam broer] en mr. Hendriks.
De uitspraak is bepaald op heden.

feiten

Bij beschikking van 24 september 2020 zijn met ingang van 24 september 2020 de goederen die (zullen) toebehoren aan de rechthebbende onder bewind gesteld en is een mentorschap ingesteld ten behoeve van de rechthebbende, met benoeming van [bewindvoerder] tot bewindvoerder en mentor.
Rechthebbende is daarbij op voorhand niet gehoord op dat verzoek.
In het verzoekschrift van dochter en broer van rechthebbende stond onder meer: “Deze onderbewindstelling en mentorschap is aangevraagd zonder medeweten van [rechthebbende] . Het feit dat wij dit aanvragen heeft te maken met zijn gedragsverandering. De achterdocht die hij nu ervaart wordt met deze aanvraag waarschijnlijk voor hem bevestigd. Hij zal naar mijn verwachting niet inzien dat dit aangevraagd wordt voor zijn eigen veiligheid op alle gebieden.”

verzoek

De rechthebbende heeft verzocht om opheffing van het bewind en het mentorschap.

beoordeling

Wat betreft bewind bepaalt de wet, voor zover relevant, het volgende.
In artikel 1:431 van het Burgerlijk Wetboek (BW) staat:
- de kantonrechter kan een bewind instellen over de goederen van een meerderjarige die niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen waar te nemen, als gevolg van zijn geestelijke toestand.
In artikel 1:449 lid 2 BW staat:
- de kantonrechter kan het bewind opheffen, indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van het bewind niet zinvol is gebleken.
Wat betreft het mentorschap bepaalt de wet, voor zover hier relevant, als volgt.
In artikel 1:450 lid 1 BW staat:
- de kantonrechter kan een mentorschap instellen ten behoeve van een meerderjarige die als gevolg van zijn geestelijke toestand niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen.
In artikel 1:462 lid 2 BW staat:
- de kantonrechter kan het mentorschap opheffen indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van het mentorschap niet zinvol is gebleken.
Tegen de achtergrond van die wetsbepalingen oordeelt de kantonrechter als volgt.
Het gaat er in deze zaak niet om - dat zei de kantonrechter ook al ter zitting - of de dochter en broer bij haar verzoek uit goede intenties handelden, of niet:
  • de dochter benadrukt dat het belang van vader vooropstond en vooropstaat; zij wil ook voorkomen dat misbruik wordt gemaakt van vader. De broer onderschrijft dat;
  • de vader betwijfelt of uit goede intenties is gehandeld. Hij vermoedt dat er financieel eigenbelang van de dochter en andere familieleden achter zat. De dochter en de familieleden accepteren volgens hem ook niet de rol die Mia als zijn vriendin in zijn leven speelt.
Zo staan vader en dochter (en broer) lijnrecht tegenover elkaar. Dat is treurig om te zien voor de kantonrechter als buitenstaander. Vader en dochter hebben lang en intensief met elkaar opgetrokken, ook bedrijfsmatig. Ze waren vier handen op één buik, zeker ook na het akelige, onverwachte overlijden van de echtgenote resp. de moeder van beiden in 2000. Dat blijkt allemaal duidelijk uit alle stukken. Vader en dochter hebben veel met elkaar en voor elkaar gedaan. Vader heeft met zijn broer zakelijk altijd goed kunnen optrekken.
Maar zoals gezegd: de kantonrechter hoeft niet in de hoofden van partijen te kijken of er al dan niet goede intenties waren/zijn, toen bewind en mentorschap werden aangevraagd. Dat kan de kantonrechter natuurlijk ook niet.
De kantonrechter moet alleen kijken naar de vraag: was en is bewind (nog) nodig? Was en is mentorschap (nog) nodig? Dat is het wettelijk criterium.
En die vragen beantwoordt de kantonrechter met “nee”.
Wie alle medische bevindingen en conclusies die inmiddels in dit dossier zitten, op een rijtje zet en leest, moet objectief concluderen dat daaruit niet of in elk geval veel te weinig blijkt van een onderbouwing voor de conclusie dat bewind en mentorschap noodzakelijk zouden zijn, omdat vader zijn vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen niet kon en kan waarnemen.
Het gaat dan om de medische rapportages en/of bevindingen van:
geriater dr. [naam geriater 1] (17 september 2019)
geriater dr. [naam geriater 2] (18 februari 2020)
geriater dr. [naam geriater 1] (22 april 2020)
geriater dr. [naam geriater 3] (22 oktober 2020)
geriater dr. [naam geriater 4] (4 februari 2021).
De rapporten a t/m c lagen niet voor toen de kantonrechter zonder rechthebbende te horen op 24 september 2020 zijn beslissing nam en rechthebbende onder bewind stelde en een mentorschap instelde.
De kantonrechter acht zich ontslagen van de verplichting om nog uitgebreid te gaan citeren uit die stukken, omdat ze volgens hem allemaal heel duidelijk zijn: rechthebbende kan nog op voldoende adequate wijze zijn belangen, financieel en niet-financieel, behartigen.
De kantonrechter heeft daarbij wel gezien dat dr. [naam geriater 2] (als enige, in het kader van een onderzoek ten behoeve van verlenging van het rijbewijs) uitkomt op de diagnose Alzheimer met CDR 1, maar de kantonrechter vindt ten eerste die conclusie niet echt logisch aansluiten bij de beschreven onderzoekjes van die dokter, en ook niet bij wat de dochter kennelijk zelf toen nog tegen de dokter heeft gezegd, namelijk dat het geheugen van vader nog prima was.
CDR 1 zegt op zich ook niet zoveel, want dat wil niet meer zeggen dan dat het om een fase gaat waarin oude mensen langzaam achteruitgaan maar waarin zo’n oud iemand zichzelf nog zelfstandig kan verzorgen, zij het dat soms hulp nodig is bij bijvoorbeeld koken of financiën. CDR 1 betekent niet automatisch: dús beschermingsbewind en mentorschap.
In alle andere medische stukken is ook geen enkele aanwijzing te vinden voor de noodzaak van bewind of mentorschap.
Aan verweerders kan worden toegegeven dat dr. [naam geriater 3] (d) en dr. [naam geriater 4] (e) slechts hun conclúsies hebben opgeschreven, niet de wijze waarop ze hun onderzoek hebben uitgevoerd, maar hun conclusies sporen wel goed met de bevindingen van de artsen die wel ook hun onderzoek beschreven. Verweerders hebben ook niets aangevoerd op grond waarvan bijvoorbeeld moet worden betwijfeld of het überhaupt wel artsen zijn en geen kwakzalvers.
Tegenover al die redelijk recente resp. zéér recente medische bevindingen, allemaal in het “voordeel” van vader, staat alleen maar zijn “gedragsverandering” die dochter en broer in de laatste maanden voor indiening van het verzoekschrift signaleerden. Dat is te weinig tegenover al die medische informatie om de weegschaal te laten doorslaan in hun voordeel.
Het voorgaande betekent voor de goede orde dus niet dat vader helemaal geen hulp nodig had of heeft, maar het betekent dat er op dit moment nog geen situatie is dat het beschermingsbewind (en mentorschap) opgelegd zou moeten worden, desnoods tegen de wil van vader in. Dat is nog niet aan de orde.
De behoefte van vader om zijn eigen leven te leiden zoals hij dat wil, zonder enige beperking, wint het op dit moment juridisch nog van de behoefte van dochter en broer
- hoe goedbedoeld misschien ook - om zijn beslissingsvrijheid in financiële en niet-financiële zin tegen zijn wil in te perken.
Het bewind en het mentorschap worden opgeheven.
De kantonrechter realiseert zich heel goed dat met deze beslissing de verhouding tussen vader aan de ene kant en dochter en familie aan de andere kant niet verbetert. Hij heeft ter zitting de mogelijkheid geopperd van bemiddeling met behulp van een professioneel bemiddelaar die door alle partijen wordt vertrouwd. Bij die bemiddeling zal dan ook Mia moeten meedoen. Zij speelt een belangrijke rol in het geheel. De kantonrechter speelt verder geen rol in dat eventuele bemiddelingstraject.

beslissing

De kantonrechter:
- heft op het bewind over de goederen die (zullen) toebehoren aan- en het mentorschap
ten behoeve van [rechthebbende] , met ingang van heden;
- bepaalt dat de bewindvoerder binnen 2 maanden na het einde van het bewind de
eindrekening en - verantwoording aflegt aan de rechthebbende en een – zo mogelijk door de rechthebbende voor akkoord ondertekend - exemplaar ervan aan het team
Toezicht overlegt.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. Hoekstra, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze beschikking kan – door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Den Bosch, door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking (digitaal) is verstrekt of verzonden binnen drie maanden vanaf de uitspraakdatum en door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening van de uitspraak of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.