In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 18 februari 2021 uitspraak gedaan over het verzoek tot opheffing van bewind en mentorschap van de rechthebbende. De rechthebbende, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.B.G. Gelissen, verzocht om de opheffing van het bewind dat op 24 september 2020 was ingesteld, zonder dat hij voorafgaand aan die beslissing was gehoord. De dochter en broer van de rechthebbende hadden het bewind en mentorschap aangevraagd vanwege zorgen over zijn geestelijke toestand, maar de rechthebbende betwistte de noodzaak hiervan. Tijdens de mondelinge behandeling op 10 februari 2021 zijn verschillende partijen verschenen, waaronder de bewindvoerder en de advocaat van de bewindvoerder. De kantonrechter heeft de medische rapportages en bevindingen in overweging genomen en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was voor de noodzaak van het bewind en mentorschap. De kantonrechter oordeelde dat de rechthebbende in staat was zijn belangen zelf te behartigen en dat de opheffing van het bewind en mentorschap gerechtvaardigd was. De beslissing werd genomen met het oog op de juridische criteria en de belangen van de rechthebbende, waarbij de kantonrechter ook de mogelijkheid van bemiddeling tussen de betrokken partijen heeft gesuggereerd.