ECLI:NL:RBLIM:2021:10138

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 juni 2021
Publicatiedatum
31 mei 2022
Zaaknummer
9161711 CV 21-1979
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een woning door Leger des Heils wegens aanhoudende overlast

In deze zaak vorderde de stichting Leger des Heils in kort geding de ontruiming van een door haar aan gedaagde verhuurde woning vanwege aanhoudende overlast. De woning was verhuurd in het kader van een zorg- en dienstverleningsovereenkomst. De kantonrechter te Roermond oordeelde dat de belangenafweging in het voordeel van Leger des Heils viel. De gedaagde, onder bewind gesteld, had eerder gebruik gemaakt van zorgverlening, maar had zich niet aan de afspraken gehouden en veroorzaakte overlast, waaronder prostitutie in de woning. Ondanks herhaalde waarschuwingen van de politie en de gemeente, bleef de overlast bestaan. De kantonrechter concludeerde dat de zorg- en dienstverleningsovereenkomst terecht was beëindigd, waardoor ook de huurovereenkomst eindigde. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, met een dwangsom voor elke dag dat de gedaagde niet aan de ontruimingsbevel voldeed. De kosten van de procedure werden aan de gedaagde opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 9161711 \ CV EXPL 21-1979
Vonnis in kort geding van de kantonrechter van 1 juni 2021
in de zaak van:
de stichting STICHTING LEGER DES HEILS WELZIJNS- EN GEZONDHEIDSZORG,
gevestigd te Amsterdam,
eisende partij,
gemachtigde mr. J.R.M. Nelen en mr. C.N.M. Lahaije,
tegen:
[bewindvoerder] , h.o.d.n. [bewindvoerder] BEWINDVOERING EN BUDGETBEHEER, in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [onder bewind gestelde],
wonend [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
verschenen in persoon,
verschenen als gemachtigde van [onder bewind gestelde] is mr. S.B.M.A. Engelen.
Partijen worden verder aangeduid als LdH, [bewindvoerder] (q.q.) en [onder bewind gestelde] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de akte overleggen aanvullende productie zijdens LdH;
  • de akte overleggen producties door mr. Engelen;
  • de op 18 mei 2021 gehouden mondelinge behandeling;
  • de ter gelegenheid van de mondelinge behandeling door mr. Engelen overgelegde producties;
- de door LdH en mr. Engelen overgelegde pleitnota’s.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[onder bewind gestelde] heeft van 1 september 2013 tot 22 maart 2015 onder begeleiding gestaan bij Housing First. Dit traject is (uiteindelijk) niet geslaagd.
2.2.
De kantonrechter te Roermond heeft op 9 maart 2020 een bewind ingesteld over de (toekomstige) goederen van [onder bewind gestelde] per 16 maart 2020. [bewindvoerder] is benoemd tot bewindvoerder.
2.3.
LdH is per 1 juli 2020 een huurovereenkomst met woningcorporatie Stichting Woonwenz aangegaan betreffende de woning c.a., staande en gelegen aan [adres gehuurde] . Dit in het kader van door LdH te verlenen zorg aan en begeleiding van hulpbehoevenden (waaronder daklozen) in combinatie met onderdak.
2.4.
Tot 8 juli 2020 verbleef [onder bewind gestelde] bij Domus (24 uursbegeleiding).
2.5.
Op 8 juli 2020 zijn LdH en [onder bewind gestelde] een Zorg- en dienstverleningsovereenkomst aangegaan op grond waarvan [onder bewind gestelde] op het Leger des Heils een beroep kan doen voor zorg en begeleiding. Op de overeenkomst zijn de “Algemene voorwaarden bij zorg- en dienstverleningsovereenkomst W&G” (versie 2.1/25 maart 2019) van toepassing.
2.6.
Eveneens op 8 juli 2020 zijn LdH en [onder bewind gestelde] een ‘Huurovereenkomst woonruimte met hulp- en zorgbepaling Leger des Heils’ aangegaan betreffende de woonruimte c.a. aan [adres gehuurde] . Op de overeenkomst zijn de “Algemene huurvoorwaarden huurovereenkomst Leger des Heils” (versie 1.0. februari 2017) van toepassing.
2.7.
Naar aanleiding van diverse meldingen heeft de politie op 12 oktober 2020 een controle in de woning uitgevoerd. De politie constateert dat er in de woning prostitutie plaatsvindt.
2.8.
Op 16 november 2020 is door de gemeente [plaatsnaam] een vooraankondiging bestuurlijke maatregel aan [onder bewind gestelde] verzonden.
2.9.
Bij brief van 2 december 2020 schrijft LdH aan [onder bewind gestelde] :
“Geachte [onder bewind gestelde] , Beste [voornaam] ,
Je ontvangt deze brief na aanleiding van ons gesprek op woensdag 2 december. Hierin hebben we besproken dat er de laatste weken meerdere overlastklachten binnen zijn gekomen. Buren klagen dat er overdag maar ook in de nacht veel onrust is, daarbij is er afgelopen week een raam bij je is ingegooid.
De brief is een officiële waarschuwing en vraagt van je dat je je gedrag gaat aanpassen. Wij verwachten dat je je hierin begeleidbaar opstelt en gaan ervanuit dat er geen overlast meldingen meer zullen volgen. Mocht dit wel het geval zijn zal dit gevolgen hebben voor je verdere verblijf in de woning.
(…)”.
2.10.
Op 13 januari 2021 legt de gemeente [plaatsnaam] aan [onder bewind gestelde] een last onder dwangsom op, in die zin dat [onder bewind gestelde] per direct zodanig maatregelen dient te treffen dat hij niet langer in overtreding is op grond van artikel 3:4 lid 1 APV [plaatsnaam] (verbod tot exploitatie van een sexinrichting of escortbedrijf).
2.11.
Op 21 januari 2021 heeft LdH met [onder bewind gestelde] gesproken over de oplegging van de last onder dwangsom.
2.12.
Bij brief van 23 februari 2021 zegt LdH de zorg- en dienstverleningsovereenkomst met [onder bewind gestelde] op. LdH verzoekt [onder bewind gestelde] de woning uiterlijk per 1 maart 2021 te ontruimen.
2.13.
Bij e-mail van 9 maart 2021 maakt Woonwenz aan LdH haar voornemen om tot beëindiging van de huurovereenkomst te komen bekend. Woonwenz stelt LdH in de gelegenheid de huurovereenkomst vrijwillig te beëindigen.
2.14.
LdH zegt per 21 januari 2021 de huur betreffende de woning aan [adres gehuurde] op.

3.Het geschil

3.1.
LdH vordert
I. [bewindvoerder] in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [onder bewind gestelde] te veroordelen de woning aan [adres gehuurde] , met al degenen die zich daarin bevinden en al hetgeen dat zich daarin bevindt, binnen veertien (14) dagen, althans binnen een door de kantonrechter te bepalen redelijke termijn na dagtekening van het te wijzen vonnis te ontruimen en vervolgens ontruimd te houden, een en ander met afgifte van de sleutels aan het LdH en in de staat waarin [onder bewind gestelde] de woning heeft ontvangen bij aanvang van de huurovereenkomst behoudens normale slijtage, een en ander overeenkomstig artikel 11.1 van de algemene voorwaarden bij de huurovereenkomst;
II. [bewindvoerder] in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [onder bewind gestelde] te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 100,00, althans een door de kantonrechter te bepalen dwangsom, voor elke dag of elk deel daarvan dat [onder bewind gestelde] nalaat te voldoen aan de bevolen maatregelen;
III. [bewindvoerder] in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [onder bewind gestelde] te veroordelen tot betaling van de proces- en nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente wanneer niet binnen veertien dagen na dagtekening vonnis aan de veroordeling wordt voldaan.
3.2.
[onder bewind gestelde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter is van oordeel dat LdH voldoende spoedeisend belang bij het gevorderde heeft.
4.2.
Ter mondelinge behandeling zijn verschenen LdH, [bewindvoerder] q.q. en mr. Engelen als gemachtigde van [onder bewind gestelde] . [onder bewind gestelde] zelf is de toegang tot de rechtbank geweigerd vanwege Corona-gerelateerde klachten. Hij heeft de mondelinge behandeling tot en met het pleidooi van mr. Engelen gevolgd via een telefoonverbinding (speaker). Voor het ‘laatste woord’ is nog getracht in contact te komen met [onder bewind gestelde] , maar dit is niet gelukt (voicemail).
4.3.
[onder bewind gestelde] heeft op 8 juli 2020 de “Huurovereenkomst woonruimte met hulp- en zorgbepaling Leger des Heils” ondertekend. In deze huurovereenkomst is (onder meer) bepaald:
  • Verhuurder heeft uitdrukkelijk niet tot doel om als reguliere verhuurder woningen te verhuren. (…) Alleen in het kader van hulp- en zorgverlening stelt verhuurder woonruimte ter beschikking;
  • Als gevolg van het besluit van de overheid tot het scheiden van wonen en zorg sluit verhuurder rechtstreeks huurovereenkomsten met haar cliënten;
  • Huurder heeft hulp- en zorgverlening nodig in het dagelijks leven. In verband met het scheiden van wonen en zorg zal deze hulp- en zorgverlening geregeld worden in een aparte met verhuurder gesloten zorg- en dienstverleningsovereenkomst;
  • Huurder is zich ervan bewust dat de huisvesting en de hulp- en zorgverlening qua omvang, financiering en organisatie alleen mogelijk is indien de hulp- en zorg afgenomen wordt via verhuurder. In de relatie tussen huurder en verhuurder zal het zorg- en begeleidingselement overheersend zijn en huurder kan geen beroep doen op huur(prijs)bescherming. De hulp- en zorgverlening door verhuurder en het in huur geven van de woonruimte zijn onverbrekelijk met elkaar verbonden. De huurovereenkomst zal derhalve worden beëindigd, wanneer de zorg- en dienstverleningsovereenkomst eindigt;
  • Huurder is bereid het gehuurde onder de gestelde voorwaarden te huren.
4.4.
Gelet op de (letterlijke) inhoud van de huurovereenkomst moet het [onder bewind gestelde] steeds duidelijk zijn geweest dat de zorg- en dienstverleningsovereenkomst en de huurovereenkomst onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat sprake is (geweest) van een gemengde overeenkomst. Nu de zorg- en dienstverleningsovereenkomst is beëindigd dient ook de huurovereenkomst te eindigen.
4.5.
De kantonrechter zal thans daarom (mede) dienen te beoordelen of de zorg- en dienstverleningsovereenkomst terecht is beëindigd. Daartoe overweegt hij als volgt.
4.6.
[onder bewind gestelde] heeft in de periode 2013-2015 gebruik gemaakt van het traject Housing First. Dit is niet geslaagd. Uiteindelijk is [onder bewind gestelde] terecht gekomen bij Domus waar hij gedurende 7 dagen per week 24 uur per dag begeleid werd. Uit de mededeling van zijn huidige begeleider op de mondelinge behandeling, [begeleider] , leidt de kantonrechter af dat dit begeleid wonen naar wens verliep. LdH heeft daarom aan [onder bewind gestelde] opnieuw de kans geboden om terug te keren in de maatschappij, door hem een zogenaamde omklapwoning aan te bieden. Een zelfstandige woning in beheer bij LdH, waarbij [onder bewind gestelde] kon terugvallen op zorg en begeleiding van LdH. Als dit traject zou slagen, zou LdH ertussen uit vallen en zou [onder bewind gestelde] zelfstandig huurder worden.
Vanaf het begin van de huurovereenkomst is er door de buurt overlast ervaren door [onder bewind gestelde] , dan wel vanwege [onder bewind gestelde] . Alle inspanningen van LdH en waarschuwingen van politie, gemeente en LdH ten spijt, is de overlast blijven bestaan.
Hoewel de gemachtigde van [onder bewind gestelde] ter terechtzitting bepleit dat in ieder geval na de officiële waarschuwing in december 2020 geen prostitutie meer vanuit de woning van [onder bewind gestelde] heeft plaatsgevonden, getuigen de verklaringen van buurtgenoten anders. Voor bewijslevering in de vorm van getuigenverhoor is in het kader van deze kortgedingprocedure geen plaats, maar gelet op de veelheid en diversheid van het aantal overlastverklaringen en de mededeling van LdH dat de individuele klagers bij de woningcorporatie bekend zijn, gaat de kantonrechter vooralsnog uit van de juistheid van die verklaringen.
Daarnaast is er een e-mail van 14 januari 2021 van een leefbaarheidsmedewerker van Woonwenz die aangeeft dat er voor een tweede maal een seksinrichting is aangetroffen in de woning van [onder bewind gestelde] . De betreffende prostituee is vanaf dat moment onder begeleiding van LdH en heeft volgens LdH verklaard dat zij afhankelijk was van [onder bewind gestelde] , vanuit diens woning prostitutie bedreef en een deel van haar inkomsten daaruit aan [onder bewind gestelde] afdroeg.
De kantonrechter acht dit voldoende aanwijzingen om aan te nemen dat vanuit de woning van [onder bewind gestelde] prostitutie plaatsvond.
4.7.
Dan weegt de kantonrechter ook mee de vertrouwensrelatie die LdH met de woningcorporatie heeft en zeker ook nodig heeft. Om mensen te laten terugkeren in de maatschappij is een tussenstap via LdH belangrijk. Het is een feit van algemene bekendheid dat (sociale) woonruimte schaars is. Er bestaan (zeer) lange wachttijden. Via het regulier woningtoewijzingssysteem zou het voor [onder bewind gestelde] vrijwel onmogelijk zijn om op korte termijn voor een huurwoning in aanmerking te komen. Zou thans te lichtzinnig worden geoordeeld dat [onder bewind gestelde] ook zonder de zorg- en dienstverleningsovereenkomst in het gehuurde zou kunnen blijven, dan zou hij hiermee het reguliere traject om in aanmerking te komen voor een woning omzeilen. Een woningcorporatie zal in de toekomst dan mogelijk niet meer willen meewerken aan constructies zoals de onderhavige, waar ook [onder bewind gestelde] mee gebaat had kunnen zijn.
4.8.
[onder bewind gestelde] heeft naar het oordeel van de kantonrechter zijn kans op een begeleide terugkeer in de maatschappij ernstig verzaakt. Hij heeft na zijn afscheid bij Domus geen extra begeleiding gevraagd, die hij kennelijk wel nodig had, verzweeg zaken en kwam zijn afspraken met LdH niet na om zich (als een goed huurder) te gedragen en deed niets om de overlast voor zijn buurtgenoten te stoppen. Dit ondanks herhaalde waarschuwingen. Naar het oordeel van de kantonrechter is de zorg- en dienstverleningsovereenkomst dan ook terecht beëindigd, waarmee de basis voor de huurovereenkomst is komen te ontvallen.
4.9.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat in een bodemprocedure, wanneer deze zou worden aangespannen, naar alle waarschijnlijkheid zal worden geoordeeld dat de huurovereenkomst dient te worden ontbonden. De thans gevorderde ontruiming van het gehuurde zal dan ook worden toegewezen.
4.10.
[bewindvoerder] q.q. zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van LdH worden begroot op:
  • dagvaarding € 103,83
  • griffierecht 126,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 727,83
De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis.
4.11.
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen overeenkomstig de richtlijnen van het LOVCK en worden begroot op een half salarispunt conform het liquidatietarief proceskosten met een maximum van € 124,00 aan nakosten salaris.
4.12.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter in kort geding.
5.1.
veroordeelt [bewindvoerder] q.q. om de woning, staande en gelegen te [adres gehuurde] , met al degenen die zich daarin bevinden en al hetgeen dat zich daarin bevindt, binnen veertien (14) dagen na dagtekening van dit vonnis te ontruimen en vervolgens ontruimd te houden, een en ander met afgifte van de sleutels aan LdH en in de staat waarin de woning is ontvangen bij aanvang van de huurovereenkomst behoudens normale slijtage, een en ander overeenkomstig artikel 11.1 van de algemene voorwaarden bij de huurovereenkomst,
5.2.
veroordeelt [bewindvoerder] q.q. tot betaling van een dwangsom van € 100,00 voor elke dag of elk deel daarvan dat [bewindvoerder] q.q. nalaat te voldoen aan de bevolen maatregelen tot een maximum van € 1.500,00,
5.3.
veroordeelt [bewindvoerder] q.q. in de proceskosten aan de zijde van LdH gevallen en tot op heden begroot op € 727,83, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt [bewindvoerder] q.q. onder de voorwaarde dat deze niet binnen twee weken na aanschrijving door LdH volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 124,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag der voldoening,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag der voldoening,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H. Dethmers en in het openbaar uitgesproken.
type: KSF
coll: