ECLI:NL:RBLIM:2021:10065

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 december 2021
Publicatiedatum
7 februari 2022
Zaaknummer
9548031 AZ 21-124
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling werkgever tot betaling van transitievergoeding en loon na beëindiging arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 22 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoekende partij en een besloten vennootschap als verwerende partij. De verzoekende partij, vertegenwoordigd door mr. W.J.F. Geertsen, heeft een verzoek ingediend tot betaling van een transitievergoeding en achterstallig loon na het einde van zijn arbeidsovereenkomst. De arbeidsovereenkomst was aangegaan voor een bepaalde tijd van zeven maanden, met een verlenging tot 6 september 2021. De verwerende partij heeft de arbeidsovereenkomst niet verlengd en de verzoekende partij heeft vervolgens aanspraak gemaakt op verschillende vergoedingen, waaronder transitievergoeding, loon, vakantietoeslag en een vergoeding voor ten onrechte ingehouden bijtelling voor privégebruik van een leaseauto.

Tijdens de mondelinge behandeling op 15 december 2021 heeft de verwerende partij geen verweer gevoerd tegen de claims van de verzoekende partij. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verzoekende partij recht heeft op de gevraagde transitievergoeding van € 988,15, evenals op de bedragen aan loon en vakantietoeslag. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de wettelijke verhoging en rente over deze bedragen toewijsbaar zijn. De verzoekende partij heeft daarnaast recht op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten en de verwerende partij is veroordeeld tot het verstrekken van een deugdelijke specificatie van de betalingen.

De kantonrechter heeft de verwerende partij in de proceskosten veroordeeld en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beslissing is genomen op basis van de feiten en het ontbreken van verweer van de verwerende partij, waardoor de verzoekende partij in zijn gelijk is gesteld.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 9548031 AZ VERZ 21-124
Beschikking van 22 december 2021
in de zaak van
[verzoekende partij]
wonend te [woonplaats]
verzoekende partij
gemachtigde mr. W.J.F. Geertsen
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verwerende partij]
verwerende partij
gevestigd te [vestigingsplaats]
Partijen worden hierna [verzoekende partij] en [verwerende partij] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen 1 t/m 4;
  • de mondelinge behandeling op 15 december 2021.
1.3
Ten slotte is beschikking bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[verzoekende partij] is op basis van een arbeidsovereenkomst voor de duur van zeven maanden met ingang van 6 juli 2020 in dienst getreden bij [verwerende partij] in de functie van [functie] tegen een bruto uurloon van € 14,67 exclusief 8% vakantietoeslag voor een arbeidsduur van 40 uur per week. De arbeidsovereenkomst is na de overeengekomen duur verlengd tot 6 september 2021.
2.2.
Bij e-mail van 30 juli 2021 heeft [verwerende partij] aan [verzoekende partij] meegedeeld dat de arbeidsovereenkomst niet wordt verlengd.
2.3.
Bij brief van 5 november 2021 heeft mr. Geertsen namens [verzoekende partij] [verwerende partij] tot betaling gesommeerd van achterstallig loon, vakantietoeslag, uitkering in geld van niet genoten vakantiedagen, transitievergoeding en ten onrechte ingehouden bijtelling voor privégebruik van een leaseauto.

3.Het geschil

3.1.
[verzoekende partij] verzoekt de kantonrechter, voor zover mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad, [verwerende partij] te veroordelen:
om aan [verzoekende partij] binnen twee dagen na betekening van deze beschikking:
I. € 988,15 bruto, althans een door de kantonrechter te bepalen bedrag, aan transitievergoeding te betalen;
II. € 1.760,40 bruto en € 610,28 bruto, in totaal € 2.370,68 bruto, althans een door de kantonrechter vast te stellen bedrag, aan loon en vakantietoeslag te betalen;
III. € 120,32, althans een door de kantonrechter vast te stellen bedrag, aan ten onrechte ingehouden bijtelling te betalen;
IV. de wettelijke verhoging te betalen ingevolge artikel 7:625 BW over de transitievergoeding, loon en de vakantietoeslag vanaf het moment van opeisbaarheid tot de dag van volledige betaling;
V. de wettelijke rente te betalen over de onder I tot en met III genoemde bedragen;
VI. € 521,87 aan buitengerechtelijke incassokosten te betalen;
en:
VII. om aan [verzoekende partij] binnen veertien dagen na betekening van de beschikking een schriftelijke en deugdelijke netto/bruto specificatie te verstrekken, met betrekking tot de bedragen en de betalingen van de verzoeken onder I tot en met III, op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag met een maximum van € 10.000,-;
VIII. [verwerende partij] te veroordelen in de proceskosten, het salaris van de gemachtigde en de nakosten daaronder begrepen.
3.2.
Volgens [verzoekende partij] heeft hij, nu de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet is verlengd, op grond van artikel 7:673 lid 1, aanhef en sub a onder 3, BW recht op een transitievergoeding. Het loon van € 1.740,40 bruto ziet op de periode van 15 augustus 2021 tot en met 6 september 2021 en de vakantietoeslag van € 610,28 bruto ziet op de periode juni, juli en augustus 2021. Gedurende twee maanden voor het einde van het dienstverband is ten onrechte bijtelling voor het privégebruik van de leaseauto ingehouden. De leaseauto moest volgens [verzoekende partij] namelijk twee maanden voor het einde van het dienstverband worden ingeleverd. In totaal gaat het om een bedrag van € 120,32 aan ten onrechte ingehouden bijtelling.
3.3.
[verwerende partij] heeft geen verweer gevoerd.

4.De beoordeling

4.1.
Bij de beoordeling van het verzoek van [verzoekende partij] is relevant dat [verwerende partij] geen verweer heeft gevoerd. De door [verzoekende partij] gestelde feiten en de daaraan door [verwerende partij] verbonden rechtsgevolgen heeft zij dus niet betwist. Dat in het achterhoofd houdend komt de kantonrechter tot de volgende beoordeling.
4.2.
[verzoekende partij] heeft recht op een transitievergoeding nu de arbeidsovereenkomst op 6 september 2021 van rechtswege is geëindigd en op initiatief van [verwerende partij] niet aansluitend is voortgezet en ook niet voor het eindigen van de arbeidsovereenkomst een opvolgende arbeidsovereenkomst is aangegaan als bedoeld in artikel 7:673 lid 1, aanhef en sub a onder 3, BW. [verzoekende partij] heeft de hoogte van de transitievergoeding gesteld op € 988,15 bruto en dit is door [verwerende partij] niet betwist nu zij (ook ten aanzien daarvan) geen verweer heeft gevoerd. Dit bedrag zal dan ook worden toegewezen. Datzelfde geldt voor de betaling van de verzochte bedragen aan loon, vakantietoeslag en ten onrechte ingehouden bijtelling voor privégebruik van de leaseauto. Al deze bedragen zullen worden toegewezen zoals is verzocht nu [verwerende partij] de stelling dat zij deze bedragen verschuldigd is niet heeft betwist.
4.3.
[verzoekende partij] s ’ verzoek tot betaling van de wettelijke verhoging als bedoeld in artikel 7:625 BW kan de kantonrechter alleen toewijzen over het loon en de vakantietoeslag, niet over de transitievergoeding. De wettelijke verhoging is immers alleen verschuldigd over het in geld vastgesteld loon en een vergoeding, zoals de transitievergoeding, is geen loon.
In zoverre zal de kantonrechter het verzoek afwijzen. De wettelijke verhoging is overeenkomstig het bepaalde in artikel 7:625 BW verschuldigd en zal worden toegewezen over het loon vanaf de vierde dag na die waarop ingevolge de artikelen 623 en 624 lid 1 de voldoening van het loon had moeten geschieden.
4.4.
De verzochte wettelijke rente over de transitievergoeding van € 988,15 zal worden toegewezen met ingang van 7 oktober 2021. Over het loon, vakantietoeslag en ten onrechte ingehouden bijtelling voor het gebruik van de leaseauto zal de wettelijke rente worden toegewezen met ingang van de data van verzuim (die gelet op het bepaalde in artikel 6:83, aanhef en onder a, BW zullen samenvallen met de data van opeisbaarheid).
4.5.
[verzoekende partij] heeft in voldoende mate gesteld en onderbouwd dat er buitengerechtelijke incassowerkzaamheden hebben plaatsgevonden. [verwerende partij] zal dan ook worden veroordeeld tot betaling van € 521,87.
4.6.
[verwerende partij] zal eveneens worden veroordeeld tot afgifte van deugdelijke netto/bruto specificaties betreffende de betalingen van de transitievergoeding, loon, vakantietoeslag en ten onrechte ingehouden bijtelling, op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag met een maximum van € 10.000,-, voor zover [verwerende partij] deze specificaties niet binnen veertien dagen na betekening van deze beschikking aan [verzoekende partij] heeft verstrekt.
4.7.
[verwerende partij] zal worden veroordeeld in de proceskosten. Deze worden begroot op € 747,- aan salaris gemachtigde en € 85,- aan griffiegeld.
4.8.
De nakosten zullen op de wijze zoals hierna is vermeld worden toegewezen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [verwerende partij] om aan [verzoekende partij] € 988,15 bruto aan transitievergoeding te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 7 oktober 2021;
5.2.
veroordeelt [verwerende partij] om aan [verzoekende partij] € 1.760,40 aan loon, € 610,28 aan vakantietoeslag en € 120,32 aan ten onrechte ingehouden bijtelling te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de data van verzuim;
5.3.
veroordeelt [verwerende partij] om aan [verzoekende partij] over de onder 5.2 genoemde bedragen aan loon en vakantietoeslag de wettelijke verhoging te betalen met ingang van de dagen waarop deze ingevolgde artikel 7:625 BW verschuldigd is;
5.4.
veroordeelt [verwerende partij] om aan [verzoekende partij] € 521,87 aan buitengerechtelijke incassokosten te betalen;
5.5.
veroordeelt [verwerende partij] om aan [verzoekende partij] om binnen veertien dagen na betekening van deze beschikking een deugdelijke netto/bruto specificatie te verstrekken betreffende de transitievergoeding, loon, vakantietoeslag en ten onrechte ingehouden bijtelling op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,- per dag met een maximum van € 10.000,-;
5.6.
veroordeelt [verwerende partij] om aan [verzoekende partij] de kosten van deze procedure te betalen, aan de zijde van [verzoekende partij] tot op heden bepaald op € 832,- aan salaris gemachtigde en griffiegeld;
5.7.
veroordeelt [verwerende partij] , onder de voorwaarde dat deze niet binnen twee weken na aanschrijving door [verzoekende partij] volledig aan deze beschikking voldoet, in de na deze beschikking ontstane kosten, begroot op:
- € 124,- aan salaris gemachtigde,
- te vermeerderen, indien betekening van deze beschikking heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van deze beschikking,
5.8.
verklaart de onderdelen 5.1 tot en met 5.7 van deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.9.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.H.J. Otto en is in het openbaar uitgesproken.
BM