ECLI:NL:RBLIM:2021:10017

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 december 2021
Publicatiedatum
3 januari 2022
Zaaknummer
C/03/280138 / HA ZA 20-366
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding wegens onrechtmatig beslag en de gevolgen daarvan

In deze zaak vordert eiser schadevergoeding van gedaagde wegens onrechtmatig gelegde conservatoire beslag op zijn woning. Het beslag werd gelegd op 4 april 2008, en eiser stelt dat hij hierdoor schade heeft geleden tot een bedrag van € 244.541,27. De rechtbank heeft de procedure in eerste aanleg behandeld en de feiten vastgesteld, waaronder het verloop van de procedure en de relevante documenten. Eiser heeft zijn schadeposten onderbouwd, maar gedaagde betwist de schade en stelt dat er geen goedgekeurde hypotheek was. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn vorderingen. De rechtbank concludeert dat er geen causaal verband is tussen het beslag en de gestelde schade, en dat eiser niet alle relevante stukken heeft bewaard. De vordering van eiser wordt afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de proceskosten van gedaagde.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/280138 / HA ZA 20-366
Vonnis van 29 december 2021
in de zaak van
[eiser],
wonend te [woonplaats 1] ,
eiser,
advocaat mr. R.R.F.J. Palmen,
tegen
[gedaagde],
wonend te [woonplaats 2]
gedaagde,
advocaat mr. T.H. Hermans.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 2 juli 2020, met 18 producties,
  • de conclusie van antwoord, met twee producties,
  • de brief van 14 september 2021 van [eiser] met een productie,
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 8 oktober 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De vaststaande feiten

2.1
[gedaagde] heeft, onder het leggen van conservatoir beslag op 4 april 2008 op de woning van [eiser] en zijn echtgenote, [eiser] en zijn echtgenote uit hoofde van bestuurdersaansprakelijkheid aangesproken. [eiser] en zijn echtgenote waren bestuurders van [naam B.V.] Bij inmiddels onherroepelijk arrest van het hof Den Bosch van 19 februari 2019 (productie 2 dagvaarding. Hierna het arrest) zijn de vorderingen van [gedaagde] afgewezen en zijn, voor zover hier van belang, bekrachtigd de in het vonnis van deze rechtbank van 7 september 2016 (hierna het vonnis) in reconventie gegeven oordelen van deze rechtbank. Bekrachtigd zijn de verklaring voor recht dat het namens [gedaagde] op 4 april 2008 gelegde conservatoir beslag op de woning van [eiser] en zijn echtgenote ( [naam echtgenote] ), [adres 1] te [woonplaats 1] , onrechtmatig is en de verklaring voor recht dat [gedaagde] de ten gevolge van het gelegde beslag geleden en nog te lijden schade dient te vergoeden.
2.2
De echtgenote van [eiser] en zijn zoon [zoon] zijn inmiddels overleden. De zoon op 6 november 2013 (productie 4 dagvaarding). [eiser] heeft de nalatenschap van zijn zoon verworpen (nr. 15 dagvaarding).
2.3
[naam B.V.] is bij uitspraak van 13 januari 2009 in staat van faillissement verklaard. [naam B.V.] is ontbonden per 17 december 2012 omdat het faillissement is opgeheven wegens de toestand van de boedel (productie 3 dagvaarding).
2.4
Productie 9 dagvaarding, een offerte met offertenummer 1.122.603 houdt in, voor zover van belang:
“Benodigde bescheiden
De volgende bescheiden dienen in ons bent te worden gesteld:
- een door de geldnemer(s) persoonlijk ondertekend exemplaar van de offerte
- het door de aanvrager(s) ingevulde en ondertekende originele aanvraagformulier
- een kopie van een geldig paspoort of een geldige Europese identiteitskaart van de 1e aanvrager
- een kopie van een geldig paspoort of een geldige Europese identiteitskaart van de 2e aanvrager
- een kopie van de ondertekende koopovereenkomst c.q, het eigendomsbewijs
- een recente schuldrestopgave v.d. huidige hypotheek van aanvrager(s) opgemaakt door de huidige hypotheekverstrekker een recent origineel taxatierapport opgemaakt door con taxateur van 5punt20, NBTO, Hamer Taxatie, of de Taxatheek
- een volledig ingevulde en ondertekende 'Opgave van draagkracht' met bijbehorende bijlagen
De gevraagde bescheiden zullen in samenhang met de overige eventueel gewenste informatie worden beoordeeld. Zodra aan de gestelde voorbehouden en voorwaarden is voldaan ontvangt u een schriftelijke bevestiging. Pas na ontvangst van deze bevestiging weet u zeker dat uw hypotheekaanvraag is geaccepteerd.”
2.5
De ten behoeve van de comparitie door [eiser] overgelegde brief van notaris [naam notaris] van 28 juli 2021 houdt in, voor zover relevant:
“Zoals u zelf al heeft aangegeven, heb ik van deze zaak geen dossier meer.
De opdracht tot het maken van een concept-hypotheekakte heeft de bank aan ons verstrekt.
Het vermoeden is gerechtvaardigd dat er blijkbaar vlak voor het afspreken om deze hypotheekakte te passeren, er het desbetreffende beslag is gelegd.
Meer kan ik u niet (meer) aangeven.”

3.Het geschil

3.1.
[eiser] stelt dat het door [gedaagde] op 4 april 2008 gelegde beslag onrechtmatig is en dat hij schade heeft geleden door dit onrechtmatig gelegde beslag in de periode 4 april 2008 tot en met de dag van doorhaling, 13 september 2016.
3.2.
De als gevolg het beslag en gevolgen daarvan door [eiser] geleden schade bestaat uit de volgende componenten.
Misgelopen resultaat uit onroerend goed transactie.
Kosten notaris.
Gemist rendement over € 100.000,00.
Indexering van gemist rendement.
Kosten als gevolg van doorlopen bestaande hypotheek.
Extra kosten pand [adres 1] .
Kosten vaststelling van schade en bijstand derden
Incassokosten.
Wettelijke rente.
[eiser] becijfert de schade op € 244.541,27, te vermeerderen met rente.
3.3.
[eiser] stelt ter onderbouwing dat op 11 januari 2008 de volgende afspraken zijn gemaakt.
* [eiser] en zijn (wijlen) echtgenote zouden de hypotheek op hun pand [adres 1] verhogen met € 150.000. Gelet op de over te sluiten bestaande hypotheek van € 300.000 zou er dus een nieuwe hypotheek op het pand [adres 1] worden gevestigd en afgesloten ter waarde van € 450.000.
* Het bedrag van de kredietverhoging van € 150.000 zouden [eiser] en zijn echtgenote aanwenden om het pand staande en gelegen aan het adres [adres 2] , het pand van de inmiddels overleden zoon van [eiser] , verder af te bouwen. Er waren door de [zoon] al tal van verbouwings- en renovatiewerkzaamheden aan het pand uitgevoerd, maar het pand was op dat moment verre van bewoonbaar.
* De opdracht tot het uitvoeren van de noodzakelijke bouwwerkzaamheden zou worden verstrekt aan [naam B.V.] . Die vennootschap zou daarmee direct een noodzakelijke kapitaal injectie van € 150.000 krijgen. [naam B.V.] zou daarmee aan haar lopende verplichtingen kunnen blijven voldoen.
* Zodra het pand [adres 2] gereed was, zou dit pand aan [eiser] en zijn echtgenote worden overgedragen. De facto betaalden [eiser] en zijn echtgenote € 150.000 voor dit pand, aangezien zij via de hypotheekverhoging de kosten van de noodzakelijke verbouwing zouden dragen. De rest van de aankoopsom voor [adres 2] werd verdisconteerd in de totale koopsom van € 550.000 die [zoon] betaalde voor de aandelen in de vennootschap en het pand [adres 1] , alsmede de opslagruimte en de kantoorruimte.
* Met de door de zoon te betalen pro resto koopsom van € 550.000 zou de totale hypotheek van [eiser] en zijn echtgenote van € 450.000 worden ingelost en zouden [eiser] en zijn echtgenote dus onder de streep een bedrag van € 100.000 over houden aan deze transactie.
3.4.
[eiser] stelt dat de hypotheek rond was, een datum voor de levering was gepland (15 april 2008) en dat het enkele feit dat [gedaagde] beslag legde er de oorzaak van is dat de bovengenoemde afspraken niet konden worden uitgevoerd, omdat de eerste noodzakelijke stap daarvoor werd verhinderd.
3.5.
[eiser] vordert dat de rechtbank bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] veroordeelt:
a. om aan [eiser] - zulks tegen deugdelijk bewijs van kwijting - te betalen € 244.541,27, indien mogelijk met toepassing van artikel 615d Rv, te vermeerderen met de wettelijke rente (Rb: over) dit bedrag te rekenen vanaf 4 april 2008 tot aan de dag der algehele voldoening.
b. in de kosten van deze procedure te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten, indien deze kosten niet door [gedaagde] binnen vijf dagen na het in deze te wijzen vonnis zullen zijn voldaan, zulks tot aan de dag der algehele voldoening.
3.6.
[gedaagde] betoogt dat van een goedgekeurde hypotheek geen sprake was en betwist ook de overige schadeposten omdat niet aannemelijk is dat de betreffende noodzakelijke onderliggende transacties zouden zijn uitgevoerd. Kosten notaris zouden altijd zijn gemaakt en komen alleen al daarom niet voor vergoeding in aanmerking.

4.De beoordeling

4.1.
Bij de in dit geding te beantwoorden vraag of als gevolg van het door [gedaagde] gelegde en onrechtmatig gebleken conservatoir beslag [eiser] € 244,541,27, schade heeft geleden wordt het volgende voorop gesteld.
In deze schadestaatprocedure kunnen slechts die schadeposten aan de orde komen die zijn veroorzaakt door de in de hoofdprocedure vastgestelde onrechtmatigheid. Voorts heeft te gelden dat voor de berekening van de uit het onrechtmatige beslag voortvloeiende schade een vergelijking gemaakt moet worden tussen de situatie waarin [eiser] zich door het beslag bevindt en de hypothetische situatie waarin [eiser] zich zou hebben bevonden, indien het beslag niet zou zijn gelegd. Verder heeft te gelden dat daar waar het niet onlogisch is dat eiser schriftelijke stukken zou hebben overgelegd ter onderbouwing van zijn standpunten, maar hij dat niet heeft gedaan, die stukken niet door eiser zijn op te sporen (zie pv van mondelinge behandeling van 8 oktober 2021). Te gelden heeft verder dat in een zaak die betreft betaling van schade veroorzaakt door onrechtmatig gelegd beslag, van een eiser mag worden verwacht dat hij alle relevante stukken bewaard. Eiser had immers vanaf de dag dat het beslag is gelegd, rekening kunnen houden dat hij een procedure als de onderhavige zou instellen. Het niet meer bezitten van voor de hand liggende bescheiden komt aldus voor zijn risico. Tenslotte kunnen onderbouwings- en bewijsrechtelijke problemen verbonden aan het overlijden van de echtgenote van [eiser] en zijn zoon niet voor rekening komen van [gedaagde] . Hierbij is nog van belang dat het geschil dat is geëindigd met het vonnis van 7 september 2016, blijkens het rol/zaaknr. in 2015 is aangevangen en dat tussen het overlijden van de zoon op 6 november 2013 en de aanvang van het net genoemde geschil weinig tijd is verstreken.
De gestelde hypotheekverlening
4.2.
Uit de door [eiser] in geding gebrachte stukken (zie rov. 2.3 en 2.4) blijkt niet zonder meer dat de Bank of Scotland akkoord was met de te vestigen hypotheek. [gedaagde] wijst wat dat betreft terecht op de passage waar staat dat er nog stukken moeten worden aangeleverd ter verificatie aan de bank en op het ontbreken van de daar genoemde schriftelijke bevestiging, die de bank zegt te zullen afgeven indien een en ander akkoord is bevonden. Dat er een definitieve akte is opgemaakt wordt door [eiser] ter zitting gesteld. Enig bewijs van een definitieve hypotheekakte ontbreekt evenwel. Ook is geen aan enige definitieve hypotheekakte onderliggend bewijs van akkoord van de bank in geding gebracht.
4.3.
De notaris verklaart dat hij geen dossier meer heeft en dat hij in opdracht van de bank (enkel) een concept-hypotheekakte heeft opgemaakt. De notaris spreekt voorts slechts het vermoeden uit dat het beslag is gelegd voordat de bedoelde hypotheekakte, die hij naar eigen zeggen in concept had opgemaakt, zou gepasseerd worden. Aan die uitspraken van de notaris kan niet het gewicht worden gehecht dat [eiser] daaraan wenst te hechten. De notaris verklaart immers niet dát er een definitieve hypotheekakte is opgemaakt en hij verklaart niet dat een en ander enkel nog gepasseerd diende te worden. Dat er reeds een datum voor het transport was ingepland is in dit verband onvoldoende. Het inplannen van een (streef)datum voor levering bij de notaris is immers niet ongebruikelijk. Aldus bevat de verklaring van de notaris niet meer dan een vermoeden, dat niet kan dienen ter onderbouwing van de betreffende stelling.
Aan stukken zoals productie 6 dagvaarding, een verslag van bindende afspraken/overeenkomst, wordt voorbijgegaan alleen al omdat uit niets valt af te leiden dat die afspraken/overeenkomst voldoende zijn getoetst op financiële haalbaarheid. Bij constructies als hier volgens [eiser] beweerdelijk zouden zijn gemaakt en waarbij op de achtergrond een rechtspersoon is betrokken (er wordt gewag gemaakt van verkoop van 50% van de aandelen [naam B.V.] ), mag worden verondersteld dat er tenminste onderliggende berekeningen door een accountant zijn gemaakt, zeker in en omstreeks 2008 toen het met de woningmarkt alles behalve goed ging.
4.4.
Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor in rov. 4.1 is vooropgesteld, komt het voor risico van [eiser] dat hij niet alle relevante stukken heeft bewaard of dat stukken die zijn zoon eventueel nog had kunnen hebben, niet meer door hem kunnen worden overgelegd. Het niet meer bezitten van voor de hand liggende bescheiden komt aldus voor zijn risico.
Al met al komt in dit geding wegens voldoende betwisting en onvoldoende concrete onderbouwing door [eiser] niet vast te staan dat er sprake is geweest van een definitieve hypotheekakte is, die gepasseerd zou zijn als het beslag niet zou zijn gelegd. Wegens die onvoldoende schriftelijke onderbouwing wordt niet toegekomen aan bewijslevering.
4.5.
Een causaal verband tussen het beslag en het niet doorgaan van het oversluiten van de hypotheek van [eiser] met verhoging van die hypotheek met € 150.000 en het als gevolg daarvan niet doorgaan van een reeks van afspraken en transacties kan niet worden vastgesteld, zodat alleen al op grond van het voorgaande de vordering moet worden afgewezen.
Gemist rendement en indexering daarvan
4.6.
Van een gebrek aan voldoende onderbouwing is ook sprake bij de twee andere belangrijke stellingen van [eiser] . Het betreft (i) dat met de € 150.000 de verbouwing van het pand [adres 2] zou zijn uitgevoerd en (ii) dat de zoon van [eiser] gegoed zou zijn voor € 550.000 in 2009 om het pand [adres 1] over te nemen. Zelfs als de rechtbank uitgaat van hypotheekverlening door de Bank of Scotland, hetgeen dus met succes is betwist, is onvoldoende verfeitelijkt door [eiser] dat de vennootschap die de verbouwing ter hand zou nemen, en die is gefailleerd op 13 januari 2009, de verbouwing zou hebben aangevangen en (op tijd) zou hebben afgerond. Er is nog geen begin van bewijs naar voren gebracht dat er al een verbouwplan, inclusief kostenraming en planning, was.
4.7.
Mede gelet op het feit dat er geen informatie in geding is gebracht over de (omvang van de) boedel van de zoon van [eiser] bij zijn overlijden, blijkt ook nergens uit dat het reëel is aan te nemen dat de zoon van [eiser] in 2009 gegoed was voor en zou hebben kunnen beschikken over (laat staan daadwerkelijk beschikte) over de middelen om de voorgenomen overname van het pand [adres 1] uit te kunnen voeren. Het ontbreken van stukken vanwege het faillissement en van stukken omtrent de vermogenspositie van de zoon van [eiser] komt voor rekening en risico van [eiser] . Bij een en ander wordt meegewogen dat het faillissement van [naam B.V.] is opgeheven bij gebrek aan baten en dat vader [eiser] zonder in dit geding aan het licht gekomen motivering, de nalatenschap van zijn zoon heeft verworpen. Zonder nadere, maar ontbrekende toelichting ligt het voor de hand om het ervoor te houden dat die nalatenschap is verworpen vanwege tenminste het vermoeden dat het saldo negatief zou zijn.
4.8.
Er zijn onvoldoende feiten om aan te kunnen nemen dat [adres 2] verbouwd zou zijn en dat de zoon van [eiser] in de gelegenheid zou zijn geweest om [adres 1] te verwerven. Een oorzakelijk verband van deze gebeurtenissen met de beweerdelijke schade kan daarom evenmin worden geconstrueerd. Aldus worden ook afgewezen de schadeposten (3) gemist rendement over € 100.000, en (4) indexering van gemist rendement.
Doorlopende hypotheek en extra kosten pand [adres 1]
4.9.
De schadeposten (5) kosten als gevolg van doorlopen bestaande hypotheek, en (6) extra kosten pand [adres 1] , komen niet voor vergoeding in aanmerking, omdat niet is komen vast te staan dat de hypotheek van [eiser] zou zijn overgesloten. In de hypothetische situatie dat de hypotheek wel zou zijn overgesloten, stuit toewijzing af op de vaststelling dat niet aannemelijk is gemaakt dat [adres 2] zou zijn verbouwd en [adres 1] zou zijn gekocht door de zoon.
4.10.
De kosten van de notaris (schadepost 2) komen niet voor vergoeding in aanmerking, omdat deze kosten ook zouden zijn gemaakt als het beslag niet zou zijn gelegd.
4.11.
Omdat er geen schade is die teruggevoerd moet worden op het door [gedaagde] onrechtmatig gelegde beslag, komen ook de schadeposten (7) kosten vaststelling van schade en bijstand derden Incassokosten, alsmede (8) wettelijke rente niet voor vergoeding in aanmerking.
Proceskosten
4.12.
[eiser] zal als de in dit geding in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.639,00 aan griffierecht en € 4.982,00 aan salaris advocaat (2 punten tarief VI à € 2.491,00).

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 6.621,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma en in het openbaar uitgesproken op 29 december 2021. [1]

Voetnoten

1.type: EvB/coll: