ECLI:NL:RBLIM:2020:9978

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 december 2020
Publicatiedatum
16 december 2020
Zaaknummer
03/702612-18
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van moord met voorbedachten rade, betrokkenheid van meerdere verdachten, en overwegingen omtrent bewijs en strafmaat

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 18 december 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van medeplegen van moord op [slachtoffer] op 31 mei 2017 in Landgraaf. De verdachte, geboren in 1961, werd bijgestaan door advocaat mr. F.A.G.M. Landerloo. De zaak werd inhoudelijk behandeld op meerdere zittingen in mei en november 2020. De tenlastelegging omvatte zowel moord als zware mishandeling met voorbedachten rade. De rechtbank concludeerde dat de verdachte samen met anderen een plan had gesmeed om [slachtoffer] te doden, waarbij hij en zijn medeverdachten zich goed hadden voorbereid en een duidelijke taakverdeling hadden gemaakt. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van voorbedachte rade, gezien de lange periode van beraad en de gedetailleerde afspraken die waren gemaakt. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 17 jaar en 6 maanden, rekening houdend met een strafkorting wegens schending van de redelijke termijn. Daarnaast werden er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waaronder schadevergoeding voor gederfd levensonderhoud en shockschade, als gevolg van het verlies van [slachtoffer]. De rechtbank benadrukte de ernst van het delict en de impact op de nabestaanden, die hun vader op een gruwelijke manier hadden verloren.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/702612-18
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 18 december 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum] 1961,
gedetineerd in P.I. Zuid Oost, locatie Roermond te Roermond.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. F.A.G.M. Landerloo, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 25, 26 en 27 mei 2020 en 2, 3, 6 en 18 november 2020. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn telkens verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Op 8 december 2020 is het onderzoek ter terechtzitting gesloten.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte al dan niet samen met anderen:
  • primair: op 31 mei 2017 in Landgraaf [slachtoffer] heeft vermoord;
  • subsidiair: [slachtoffer] , met vooropgezet plan, zwaar heeft mishandeld, waarbij [slachtoffer] om het leven is gekomen.

3.De beoordeling van het bewijs

Inleiding
In de nacht van 31 mei 2017 kwam [slachtoffer] als gevolg van geweld om het leven in zijn woning aan de [adres 1] in Landgraaf. Het opsporingsonderzoek leidde in eerste instantie niet tot aanhoudingen en werd in het najaar van 2017 zelfs tijdelijk stopgezet. Een DNA-match met een in de woning achtergebleven tie-wrap leidde ruim een jaar na de dood van [slachtoffer] alsnog tot de aanhouding van de verdachte [medeverdachte 1] . Korte tijd later werden ook de verdachten [verdachte] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] , zijnde de partner van [slachtoffer] , aangehouden op verdenking van betrokkenheid bij de dood van [slachtoffer] .
[medeverdachte 2] , [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] worden allen verdacht van strafbare betrokkenheid bij de dood van [slachtoffer] . Het opsporingsonderzoek leidde tot de verdenking dat [medeverdachte 2] , al dan niet samen met [medeverdachte 3] , aan [verdachte] de opdracht had gegeven tot de moord. [verdachte] is uiteindelijk samen met [medeverdachte 1] naar de woning van het slachtoffer gegaan, waar ook [medeverdachte 2] aanwezig was. [medeverdachte 3] zou [verdachte] en [medeverdachte 2] hebben voorzien van telefoons voor onderlinge communicatie.
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van (het primair ten laste gelegde) medeplegen van moord.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van (het primair ten laste gelegde) medeplegen van moord. Zij heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de bewezenverklaring van (het subsidiair ten laste gelegde) medeplegen van zware mishandeling met voorbedachten rade, de dood ten gevolge hebbende. Daartoe heeft zij zich – kort gezegd – op het standpunt gesteld:
  • dat de verklaringen van de verdachte betrouwbaar zijn en op essentiële punten worden ondersteund door de verklaringen van [medeverdachte 3] en de forensische opsporing, terwijl de verklaringen van [medeverdachte 2] en haar dochter [nabestaande 1] onbetrouwbaar zijn en de verklaring van [medeverdachte 1] op essentiële punten niet betrouwbaar is;
  • dat weliswaar sprake was van voorbedachten rade, maar die zag op zware mishandeling en niet op de dood van het slachtoffer;
  • dat de verdachte ook niet het voorwaardelijk opzet had op de dood van het slachtoffer.
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging zullen, voor zover van belang, bij de beoordeling van het bewijs nader worden weergegeven dan wel impliciet worden besproken.
3.1
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank ziet zich in deze zaak voor veel vragen gesteld, waarvan de belangrijkste zijn:
Met welke bedoelingen kwamen [verdachte] en [medeverdachte 1] naar de woning van [medeverdachte 2] en het slachtoffer? Hadden zij het plan hem te vermoorden?
Wat is er in de woning gebeurd rondom het overlijden van het slachtoffer?
Welke rol had ieder van de verdachten in deze gebeurtenissen? Zijn zij, en zo ja in welke variant, schuldig?
De rechtbank stelt voorop dat de veelheid en diversiteit aan verklaringen, bevindingen en overige informatie maakt dat daarmee behoedzaam moet worden omgegaan. Zoals ook ter terechtzitting naar voren is gekomen, is op veel bewijsmateriaal iets af te dingen. Zo bevat het dossier hele summiere en nauwelijks toetsbare verklaringen, zeer uitgebreide doch eveneens moeilijk toetsbare verklaringen, wisselende verklaringen, inconsistente verklaringen, verklaringen die niet overeenkomen met ander, zoals forensisch, bewijsmateriaal, en meer. Duidelijk is ook dat diverse, soms zelfs niet duidelijk geworden, individuele motieven en belangen ervoor zorgden dat personen op een bepaalde manier verklaarden of hun verklaring gaandeweg bijstelden. Dat vereist dus voorzichtigheid bij de selectie en waardering van deze verklaringen voor het bewijs. Dat betekent echter niet dat dergelijke verklaringen per definitie onbruikbaar zijn.
De rechtbank heeft bij de selectie en waardering van het bewijsmateriaal onderzocht of en zo ja, in hoeverre, het diverse bewijs verankering vindt in het dossier. Verankering kan gelegen zijn in de aard van de verklaring zelf: hoe betrouwbaar is die op zichzelf? Daarnaast kan verankering gevonden worden in verklaringen van anderen of andere onderzoeksbevindingen zoals resultaten van forensisch onderzoek.
Dat leidt de rechtbank tot de volgende overwegingen.
ad A: Wat was de bedoeling? Voorbedachten rade?
Over wat de bedoeling was, lopen de verklaringen uiteen. Zo verklaarden zowel [verdachte] als [medeverdachte 3] dat [medeverdachte 2] haar man dood wilde. [verdachte] verklaarde de anderen in de waan gelaten te hebben dit ook te willen, maar zei die intentie zelf niet te hebben gehad. [medeverdachte 3] stelde nergens van te hebben willen weten en kwam later ook grotendeels terug op zijn eerdere verklaring. [medeverdachte 1] stelde dat het enkel de bedoeling was het slachtoffer een lesje te leren en volgens [medeverdachte 2] zou haar man alleen aangesproken moeten worden op zijn gedrag jegens haar en de kinderen.
De verklaringen van [verdachte]
Op 3 juli 2018 werd [verdachte] aangehouden. Spontaan verklaarde hij schuldig te zijn aan hetgeen zich heeft afgespeeld op 31 mei 2017 waarbij [slachtoffer] om het leven is gekomen.
Vier uur na zijn aanhouding verklaarde
[verdachte]– zakelijk weergegeven – als volgt: [2]
Ik heb [medeverdachte 2] (opmerking rechtbank: verdachte [medeverdachte 2] ) en haar man (opmerking rechtbank: slachtoffer [slachtoffer] ) eens gezien bij [naam bedrijf 1] . [medeverdachte 3] woont boven de zaak en heeft een paar keer met [medeverdachte 2] in de woning boven gezeten. Na een paar keer ben ik erbij geroepen en is mij gevraagd om [slachtoffer] te vermoorden. Ik had gehoord dat [slachtoffer] zijn kind van 8 jaar in 2017 zou uithuwelijken in het land van herkomst. [medeverdachte 2] heeft mij verteld dat [slachtoffer] ook van plan was om zijn zoon van 15 jaar naar ISIS te sturen. [medeverdachte 2] was psychisch en lichamelijk gepakt. Ik heb foto’s gezien van blauwe plekken. [medeverdachte 3] zou € 60.000 krijgen en ik ook. Voor dat geld laat ik graag iemand door die zo smerig is. Ik heb [medeverdachte 1] gevraagd voor hulp, hij had er wel oren naar. Ik heb met [medeverdachte 2] veel gesprekken gehad in de natuur. [medeverdachte 3] heeft simlockvrije mobieltjes voor ons geregeld waar ik en [medeverdachte 2] onderling contact mee hadden. We besloten het bij [medeverdachte 2] thuis te doen en hebben afgesproken op een dag dat [slachtoffer] zeker thuis zou zijn. Ik had een gitaartas bij me met spullen zoals pistolen die het niet deden. Ik had ook een knuppel bij me, een mes, tie‑wraps, handboeien, tape en bivakmutsen. Na telefonisch contact zette [medeverdachte 2] de deur op een kier.
[medeverdachte 3] ging het puur om het geld en die vrouw. Het huis zou verkocht worden, de verzekering en zo en zij kon € 30.000 ergens lenen van familie. Bij de gesprekken die ik met [medeverdachte 2] boven (naar de rechtbank begrijpt: boven de winkel [naam bedrijf 1] ) heb gehad, zat [medeverdachte 3] altijd. De gesprekken die wij naderhand hebben gehad in de natuur, waren zij en ik.
Het is zeker een half jaar van tevoren begonnen. [medeverdachte 2] had foto’s waarop zij stond met blauwe plekken, flinke plakkaten en bloeduitstortingen.
Ik zat in de financiële shit en [medeverdachte 1] kon heel goed geld gebruiken. [medeverdachte 3] kreeg 60 en [medeverdachte 1] en ik ieder 30. [medeverdachte 1] wist niks van [medeverdachte 3] af, maar [medeverdachte 3] wist wel van [medeverdachte 1] . Ik zei dat ik daar een bij moest hebben omdat die vent me te groot was. [medeverdachte 1] heb ik meegenomen om op te passen dat niemand van de kinderen naar beneden zou komen.
Ik heb [medeverdachte 1] die dag opgehaald met een geleende auto. Met de prepaid-telefoon hebben wij achter de garageboxen gewacht op een seintje dat we binnen konden komen.
Een dag later verklaarde
[verdachte]– zakelijk weergegeven – als volgt: [3]
[medeverdachte 1] heeft gezorgd voor de tie-wraps en handboeien. Ik heb gezorgd voor de tape, de stok en de pistolen. De wapens waren niet van echt te onderscheiden. Die heb ik via via gekocht toen ik de opdracht aannam. Ze waren bedoeld om hem onder bedwang te houden. Vooraf heb ik met [medeverdachte 1] gesproken over wat we zouden meenemen.
Waar [medeverdachte 3] ook bij was, boven, heeft [medeverdachte 2] mij verteld over verkrachting, vernedering, heel veel ruzie in bijzijn van de kinderen, heel dominant, dat hij (naar de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ) in 2017 op vakantie zou gaan om het kind uit te huwelijken en dat het jongste kind dat ook te wachten stond. Ik heb met haar twee keer afgesproken op een grote wei, want ze wilde sneller en meer druk leggen want de vakantie kwam eraan. Ook hebben we nog afgesproken bij [naam bedrijf 2] en bij Sigrano.
Toen ik [medeverdachte 1] ophaalde, zijn we eerst naar mij gegaan om kleding aan te doen die we naderhand hebben weggegooid. Toen wij omgekleed waren, kreeg ik het sms’je dat wij langzaam konden komen. Wij zijn erheen gereden en toen kreeg ik een sms dat de kinderen nog wakker waren. Zij had verzekerd dat als de kinderen eenmaal sliepen, ze niet meer wakker zouden worden. We hebben zeker een uur gewacht bij de garageboxen. [medeverdachte 2] was er niet blij mee dat het thuis zou gebeuren met de kinderen in huis, maar er zat niks anders op. [medeverdachte 2] zei dat het die avond moest gebeuren, omdat hij thuis zou zijn. Anders was hij weer een week van huis.
[medeverdachte 1] is een bandietje. Hij had al vastgezeten omdat hij de ex-vriend van zijn ex‑vrouw goed doorgelaten had, dus ik wist dat hij voor zulke dingen wel te vinden zou zijn en als er geld aan vast zou zitten.
Aan die vrouw vroeg ik ‘als wij hem pijnigen, wil je daar dan zelf ook aan meedoen?’ Daarop heeft ze ‘ja’ gezegd. Daar zag ik haar wel voor aan, er zat zoveel woede en angst in haar.
[medeverdachte 2] zou het geld via de gemeenschap krijgen, via het huis en via een rijke oom van [slachtoffer] ’s kant in Engeland die een bedrijf had. Ze zou dan zeggen dat ze zogenaamd nog bedreigd zou worden. Als het huis verkocht zou zijn, hadden we sowieso een paar duizend euro. Zij wilde namelijk niet meer met de kinderen in het huis blijven wonen toen besloten was dat het daar zou gebeuren.
[verdachte]verklaarde op 16 juli 2018 – zakelijk weergegeven – als volgt: [4]
De telefoons hebben we van [medeverdachte 3] gekregen, uit de winkel. De kaart was van Lebara, ik moest hem zelf opwaarderen bij de [supermarkt] . Het was een simpel model waarmee je geen foto’s kon maken.
[verdachte]verklaarde op 2 augustus 2018 – zakelijk weergegeven – als volgt: [5]
Na het derde gesprek dacht ik dat ik [medeverdachte 1] moest vragen. Die vrouw had zoveel ideeën namelijk, met het lijk naar België of Duitsland. Het mocht niet thuis gebeuren en vooral niet met de kinderen erbij. Het moest verstopt worden. Ze zei dat hij niet herkenbaar moest zijn als hij gevonden werd.
Met [medeverdachte 1] ben ik met de auto naar een inham gereden bij een veld. Ik heb verteld dat [medeverdachte 3] en die vrouw iemand willen laten opruimen omdat hij een pedofiel is en zijn kind wil uithuwelijken en dat een kind bij mijn kleinkind op school zat. [medeverdachte 1] zei dat ik op hem kon rekenen. Ik heb hem ook over het geld verteld en dat dat pas over een jaar zou vrijkomen. [medeverdachte 1] wist niet hoeveel geld.
De maandag erna liet [medeverdachte 3] mij een oranje map zien met alle papieren van het huis van haar. Het huis was 129 of 169 waard. Door verbouwingen zou het 20 of 30 duizend meer waard zijn.
[medeverdachte 1] zou meegaan om te helpen met boeien en vastbinden en zorgen dat niemand naar beneden zou komen. Ik had het plan al in mijn hoofd. [medeverdachte 1] wilde per se pistolen erbij hebben, omdat het zo’n grote man was. Hij zei ook tie-wraps, duct tape, bivakmutsen, stok of hamer om poten te breken. We zouden schone kleding meenemen in verband met sporen. Daarna zouden we die weggooien of verbranden. Ik zou het vervoer regelen. Het zou rond de ramadan plaatsvinden omdat haar man dan thuis was.
Ik ken de buurt en heb gekeken of daar camera’s zouden hangen.
Mijn idee was midden in de nacht naar boven te komen of anders in de woonkamer. Zij kwam ermee om de voordeur open te zetten.
[verdachte]verklaarde op 7 augustus 2018 – zakelijk weergegeven – als volgt: [6]
Ik zou alleen nog met [medeverdachte 2] buiten afspreken, niet meer bij [medeverdachte 3] in de woning. Over de telefoon is de datum besproken. De vrouw kwam weer met een gek idee om hem tussen auto’s op te wachten bij hun woning en het dan te laten lijken op een overval of ontvoering. Zij wilde dat hij werd gedumpt in het buitenland.
Op een zondag hebben we elkaar getroffen bij [naam bedrijf 2] . Als ze rustig praatte, dan verstond ik haar wel. Ze zei dat thuis een slecht idee was. Een paar dagen later spraken we weer af. Ze zei dat ik gelijk had en dat het inderdaad niet ergens anders kon. Toen was het oké dat het thuis zou gebeuren. Een uur later was dat weer niet oké. De laatste keer is besproken dat het thuis moest gebeuren en snel.
Ik had met haar afgesproken dat ik een dag vooraf een sms’je zou krijgen als hij thuis was, want ik moest [medeverdachte 1] gaan halen. Toen die sms kwam, schreef ze OK met hoofdletters. Ik zei haar een sms te sturen als de deur openstond.
Ze kon de voordeur makkelijk op een kier zetten en had een tochtrol zodat de deur niet zou dichtvallen. Ik had met haar afgesproken dat [medeverdachte 1] bij haar en de kinderen zou blijven. Hij zou me helpen [slachtoffer] vast te binden.
De laatste keer dat we spraken, is besproken dat de deur op een kier gezet zou worden en dat het na 12 uur zou zijn omdat het ramadan was. We zouden een uur wachten bij de garages voor het geval ze zich zou bedenken. Zij zou dan een berichtje geven als de deur openstond. De tijd zou half een en later zijn.
Na het bericht van die vrouw heb ik [medeverdachte 1] een sms gestuurd met ‘Kan je morgen’. [medeverdachte 1] schreef ok. Dat was zo afgesproken. We zijn bij de garages gaan staan en hebben sigaretten gerookt. Ze stuurde een berichtje of we er waren. Ze belde daarna dat het later zou worden omdat de kinderen nog wakker waren. We hebben nog drie kwartier gewacht en toen heb ik een sms gestuurd. Ze zou ‘ok’ sturen. Na een kwartier kreeg ik OK. Toen kon ik gaan.
Verder verklaarde
[verdachte]op 27 september 2018 – zakelijk weergegeven – als volgt: [7]
[medeverdachte 2] heeft een map in een plastic zak meegenomen. Er zaten bewijzen in van de koop van de woning. De map was van doorzichtig plastic en de koopakte was een klapper. Eén van de mappen was volgens mij oranje en er zat ook iets van een verzekering in. [medeverdachte 2] vertelde dat dit het bewijs was dat het geld uit de verkoop van het huis zou komen. De klappers die [medeverdachte 2] mij heeft laten zien, waren aan de bovenkant doorzichtig met een oranje band.
U toont mij de inhoud van twee mappen. De papieren van [hypotheekverstrekker 1] en de [hypotheekverstrekker 2] komen mij bekend voor, net als het bedrag 181.500,00. Ik herken ook de koopakte. Als de [hypotheekverstrekker 1] -map in de doorzichtige map wordt gestopt, herken ik de oranje band. Zo heb ik hem gezien.
De verklaringen van [medeverdachte 3]
[medeverdachte 3]verklaarde op 9 juli 2018 – zakelijk weergegeven – als volgt: [8]
Dat meisje (opmerking rechtbank: verdachte [medeverdachte 2] ) kwam in de winkel en zij had het over problemen met haar vriend, dat ze geslagen werd en noem maar op. [verdachte] heeft dat een keer meegekregen. Toen hebben zij iets bekokstoofd. Ze hadden het er in eerste instantie over dat ze die jongen in elkaar wilden trappen. Toen heeft dat meisje eens gezegd tegen [verdachte] : Luister, ik heb een huis. Als er met hem wat zou gebeuren, zou [verdachte] daarvan geld krijgen.
Dat meisje werd geslagen wat ze me vertelde en haar kindjes werden geslagen. Ze kwam altijd bij mij. Zij en ik hadden het over het moslimverhaal, hoe dat allemaal in zijn werk ging. Ik kreeg daar dingen te horen, daar kreeg je het gewoon kotse slecht van, dat ze haar man kreeg aangewezen en noem maar op. Vrouwen hadden niks te vertellen. Zij ging door een hele shitperiode, dat is wat ze mij vertelde. Ze hield niet van haar man. In de winkel was het eerste contact en dan raak je aan de praat, in 2016. Ze liet blauwe plekken zien op haar armen. En ze vertelde over mishandeling van haar kinderen. Haar zoon werd naar een of andere zware moslimkerk gebracht waar hij moest pareren. Zij was vaak aan het huilen.
In mijn woning hebben we ook eens gepraat. Zij wilde een keertje erover praten met [verdachte] . En toen is ze in mijn woning geweest. [verdachte] had ook eens gezegd: ik kan ‘m wegruimen. Zij stond er niet negatief tegenover. Zij hadden het er een keertje over, dat ze hem in elkaar wilden trappen of vermoorden of weet ik wat.
Zij had geen geld, maar ze kon wel haar huis ter beschikking stellen. Ze hadden het er ook over dat ze hem uit de weg wilden ruimen of in elkaar timmeren. Ze wilde mij ook geld geven ja, omdat ik het met [verdachte] erover heb gehad.
Diezelfde dag verklaarde
[medeverdachte 3]eveneens – zakelijk weergegeven – als volgt: [9]
Hier hebben we bij elkaar gezeten en zij hebben een plan de campagne gemaakt.
Die telefoons heb ik [verdachte] gegeven. Die had hij nodig om te communiceren. Of dat nou met haar was. Ik nam het aan van wel.
Zij had filmpjes van huiselijk geweld, die had zij opgenomen en die heeft ze mij laten horen. Ze heeft mij eens foto’s laten zien van haarzelf. Haar bovenarm was een keer verdraaid geweest. Er stond geen gezicht op de foto’s.
[verdachte] had een keer op tafel gelegd, van wat wil je dan, ik kan iets voor je regelen. Oftewel laat hem in elkaar slaan, of wat dan ook, of wat je wilt. En zo is dat gesprek aan het rollen gekomen. Ze hebben het ook eens een keer over gehad om hem dood te maken, maar ze waren het er niet over eens hoe of wat.
[medeverdachte 3]verklaarde op 10 juli 2018 – zakelijk weergegeven – als volgt: [10]
Ze zei dat ze niet van hem hield, niet met hem verder wilde. Het had met haar ouders te maken. Als zij van die man af wilde, dan waren haar ouders kwaad en werd zij niet meer door haar ouders aangekeken. Dan werd zij niet meer door haar familie geaccepteerd.
[verdachte] vertelde dat je met hem alle kanten uit kon. Zij kwam daar zelf mee dat zij hem iets aan wilde doen. U vraagt mij of ik daarmee vermoorden bedoel, ja. Zij wilde hem weg hebben. Zij wilde van hem verlost zijn. Als hij weg zou zijn, zou het huis ter beschikking staan. Dat is wat zij aanbood. Wat [verdachte] en zij daarna nog besproken hebben, weet ik niet. Ik was blij dat [verdachte] alleen die gesprekken ging doen met die vrouw. Het laatste gesprek wat ik gehad heb met haar en [verdachte] was ongeveer drie maanden daarvoor.
Vooraf was afgesproken dat zij mij geld wilde geven, als er wat gebeuren zou. Ik ben er niet mee akkoord gegaan, maar heb ook nooit nee gezegd.
[medeverdachte 3]verklaarde op 23 juli 2018 bij de politie – zakelijk weergegeven – als volgt: [11]
Ze zei dat hij veel in het buitenland was. Er werd gesproken over het opwachten in het buitenland. [verdachte] kende mensen die hem hielpen. [verdachte] zei eens tegen mij dat hij ziek werd van die vrouw omdat ze niet wist wat ze wilde. Dat was boven en daar was zij ook bij.
[verdachte] heeft eens boven bij mij gezegd dat hij mensen op een kerkhof kende die hem konden begraven. Dat was wat [verdachte] ook voor haar kon betekenen. Wat ze daarna bekokstoofd hebben nadat [verdachte] de telefoons heeft gehaald, weet ik niks van.
Verklaring van getuige [getuige 1] (de partner van [medeverdachte 1] )
De getuige
[getuige 1]verklaarde op 25 juni 2018 – zakelijk weergegeven – als volgt: [12]
[verdachte] heeft heel veel contact gehad met die vrouw van die overledene. De broers van haar man zouden haar misbruiken en de kinderen. De vrouw heeft opdracht gegeven aan [verdachte] om die man koud te maken. [medeverdachte 1] wil iedereen helpen. Ze zouden geld krijgen als haar woning verkocht was. Dan zouden ze uitbetaald worden. [verdachte] heeft altijd contact gehad met die vrouw. Ze (naar de rechtbank begrijpt: de verdachten [verdachte] en [medeverdachte 1] ) hadden het er gewoon over.
Telefoniegegevens
De rechtbank overweegt tussendoor als volgt. [verdachte] heeft verklaard dat hij en [medeverdachte 2] telefonisch / sms-contact hebben gehad gedurende de avond/nacht voor de moord. Daar heeft de politie onderzoek naar gedaan. Voor de begrijpelijkheid van dat onderzoek, zoals hierna nog weergegeven, zal de rechtbank reeds nu de conclusies daaruit destilleren.
Uit het onderzoek kan worden afgeleid dat de verklaring van [verdachte] over het contact tussen hem en [medeverdachte 2] via mobiele telefoons, naar waarheid is. De rechtbank concludeert dat [medeverdachte 2] gebruikmaakte van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] , zijnde het nummer dat telkens nabij de plaats delict (woning [medeverdachte 2] ) aanwezig was. [verdachte] maakte gebruik van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] , zijnde het nummer dat pas nabij de plaats delict aanwezig was in de nacht van het gebeuren. Genoemde telefoonnummers zijn – gekoppeld aan simkaarten – door de provider geleverd aan [naam bedrijf 1] te [vestigingsplaats] , te weten de telefoonwinkel van [medeverdachte 3] . Beide simkaarten zijn op 30 maart 2017 opgewaardeerd door middel van een prepaid beltegoed kaart gekocht bij een vestiging van [supermarkt] nabij de winkel van [medeverdachte 3] . Daarna is één van de simkaarten nog slechts één keer opgewaardeerd in mei 2017. Op 30 en 31 mei 2017 hebben [medeverdachte 2] en [verdachte] sms-contact gehad in de vooravond en rond middernacht. Vervolgens is het contact gedurende een uur op en neer gegaan via sms en gesprek. Het laatste contact was een sms van [medeverdachte 2] naar [verdachte] om 00:56 uur, inhoudende – naar de opvatting van de rechtbank – het akkoord van [medeverdachte 2] om de woning te betreden.
De rechtbank leidt bovenstaande af uit de volgende bevindingen.
Verbalisant
[verbalisant 1]relateerde – zakelijk weergegeven – als volgt: [13]
De zoekvraag werd gedaan naar twee nummers voorkomende op de mastverkeersgegevens van de plaats delict. Er werden twee mobiele nummers verkregen die kort vóór het feit meerdere malen uitsluitend met elkaar contact hadden middels zowel sms als gesprek, en waarbij dan wel één of beide nummers tegelijk de mast aanstraalden vallende onder de plaats delict. Het betrof de nummers: [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] . De IMSI en IMEI nummers van die telefoonnummers zijn nagenoeg gelijk.
Vanaf het eerste contact viel het nummer [telefoonnummer 1] steeds onder de antenne van de mast waarvan de plaats delict onder het bereik valt. Van de eerste contacten van het nummer [telefoonnummer 2] waren géén mastgegevens bekend, derhalve was de gebruiker van het toestel niet in het gebied van de plaats delict. Op 31 mei 2017 vanaf 00:02:50 uur viel genoemd nummer steeds onder de antenne van het mast bereik van de plaats delict.
De volgende contacten tussen de telefoonnummers zijn aangetroffen:
Verbalisant
[verbalisant 2]relateerde – zakelijk weergegeven – als volgt: [14]
Klantgegevens [telefoonnummer 2]
Lebara heeft de SIM - zonder SIM starttegoed - op/rond 03-08-2016 ten behoeve van wederverkoop uitgeleverd aan [naam bedrijf 1] , [adres 2] , [vestigingsplaats] .
Na activatie van de Lebara prepaiddienst door de gebruiker op 30-03-2017 om circa 15:14 uur – door middel van de eerste telefonische oproep door de gebruiker naar Lebara prepaid tegoedcentrale 1244 – is één keer Lebara prepaid tegoed opgewaardeerd:
1. Op 30-03-2017, om ca. 15:17 uur.
Lebara 10=20, e-voucher met uniek serienummer [serienummer 1] .
Lebara heeft de opwaardeercode op/rond 24-02-2017 ten behoeve van wederverkoop uitgeleverd aan [supermarkt]
Klantgegevens [telefoonnummer 1]
Lebara heeft de SIM - zonder SIM starttegoed - op/rond 03-08-2016 ten behoeve van wederverkoop uitgeleverd aan [naam bedrijf 1] , [adres 2] , [vestigingsplaats] .
Na activatie van de Lebara prepaid dienst door de gebruiker op 30-03-2017 om ca. 22:54 uur – door middel van de eerste telefonische oproep door de gebruiker naar Lebara prepaid tegoedcentrale 1244 – is twee keer Lebara prepaid tegoed opgewaardeerd:
1. Op 30-03-2017, om ca. 22:55 uur
Lebara 10=20, e-voucher met uniek serienummer [serienummer 2]
Lebara heeft de opwaardeercode op/rond 24-02-2017 ten behoeve van wederverkoop uitgeleverd aan [supermarkt]
2. Op 23-05-2017, om ca. 18:34 uur
Lebara 10=20, e-voucher met uniek serienummer [serienummer 3]
Lebara heeft de opwaardeercode op/rond 21-04-2017 tbv wederverkoop uitgeleverd aan [supermarkt]
Opwaardeervouchers
Op 30 maart 2017 is een Lebara kaart verkocht voor € 10. Dit heeft om 15:07 uur plaatsgevonden bij de counterkassa van [supermarkt] [adres 3] te [vestigingsplaats] , gelegen om de hoek bij [naam bedrijf 1] .
De transactie van de Lebara beltegoed € 10 kaart van 23 mei 2017 heeft ook plaatsgevonden bij counterkassa van genoemde [supermarkt] en is contant betaald.
De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de hiervoor weergegeven verklaringen van [verdachte] concreet en gedetailleerd zijn. Ze zijn allen in lijn met de eerste uitgebreide verklaring van [verdachte] die hij direct na zijn aanhouding op 3 juli 2018 heeft afgelegd, te weten dat aan hem door [medeverdachte 2] opdracht is gegeven haar man te vermoorden. Bovendien vinden de verklaringen van [verdachte] steun in het strafdossier, waardoor de rechtbank genoemde verklaringen van [verdachte] betrouwbaar acht en derhalve bruikbaar als bewijsmiddel. Zo is een map onder [medeverdachte 2] inbeslaggenomen met de hypotheek- en eigendomsakte van de woning aan de [adres 1] te Landgraaf. [15] De door [verdachte] gegeven specifieke omschrijving van de map met papieren over de waarde van de woning, komt in de kern overeen met de inbeslaggenomen map. Voorts vertonen de bovengenoemde verklaringen van [verdachte] op essentiële punten belangrijke overeenkomsten met de verklaringen van [medeverdachte 3] en getuige [getuige 1] . Tot slot biedt het onderzoek naar de telefoniegegevens, de mastverkeergegevens, steun aan hetgeen [verdachte] verklaarde over het telefooncontact tussen hem en [medeverdachte 2] gedurende de avond en nacht van 30 op 31 mei 2017.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of bij de verdachten al dan niet sprake was van voorbedachte raad.
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten rade' moet komen vast te staan, dat een verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit (en dus niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling), zodat hij of zij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn of haar voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat een verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.
Voor de bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten rade' acht de rechtbank in het bijzonder de volgende feiten en omstandigheden redengevend.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting komt naar voren dat [medeverdachte 2] in de periode voorafgaand aan het gebeuren contact heeft gelegd met [medeverdachte 3] . Zij spraken over haar huwelijksproblemen met [slachtoffer] . Op een gegeven moment zijn gesprekken gevoerd tussen [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] én [verdachte] waarin gaandeweg het opruimen, wegmaken en dus doden van [slachtoffer] een steeds duidelijkere optie werd. [medeverdachte 2] zou een geldelijke beloning voor het doden van haar man kunnen betalen als het huis vrij van hypotheek en verkocht zou zijn. Tijdens de contacten van [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [verdachte] is steeds vaker gesproken over het plan om [slachtoffer] om het leven te brengen en de wijze waarop. [medeverdachte 2] wist vaak niet wat zij wilde, maar uiteindelijk stond vast dat [slachtoffer] dood moest. Twee maanden voor het gebeuren is het contact tussen [medeverdachte 2] en [verdachte] over de voorgenomen dood van [slachtoffer] voortgezet middels ongeregistreerde telefoons om – naar de opvatting van de rechtbank – de onderlinge contacten uit het zicht te houden van de politie. [medeverdachte 2] en [verdachte] hebben ook op meerdere momenten afgesproken in de natuur, alwaar de concrete invulling van het plan zich verder heeft ontwikkeld.
[medeverdachte 2] en [verdachte] hebben afspraken gemaakt over hoe, waar en wanneer [slachtoffer] het beste gedood zou kunnen worden. Zij hebben voorbereidingen getroffen en een onderlinge taakverdeling gemaakt. Het plan zou worden uitgevoerd tijdens de ramadan, na middernacht, zodat [slachtoffer] gegarandeerd thuis zou zijn en de kinderen zouden slapen. [medeverdachte 2] zou [verdachte] vervolgens een sms sturen als zij de voordeur voor [verdachte] op een kier zou hebben gezet.
Vooraf heeft [verdachte] in de buurt verkend of er camera’s zouden hangen. Om hem te helpen bij de uitvoering van het plan heeft hij [medeverdachte 1] ingeschakeld. [medeverdachte 1] zou helpen om [slachtoffer] vast te binden en hij zou bij [medeverdachte 2] en de kinderen blijven. [verdachte] kende [medeverdachte 1] uit de gevangenis en wist dat [medeverdachte 1] toen gedetineerd zat voor het ‘doorlaten’ van iemand. Volgens [verdachte] was [medeverdachte 1] wel in voor zoiets. Met [medeverdachte 1] heeft [verdachte] besproken dat er een opdracht lag om de echtgenoot van een vrouw op te ruimen voor geld dat zou vrijkomen bij het verkopen van de woning. [verdachte] en [medeverdachte 1] hebben vooraf besproken welke spullen zij die nacht zouden meenemen.
Voorafgaand aan de bewuste nacht liet [medeverdachte 2] aan [verdachte] weten op welke dag het moest gebeuren, waarna [verdachte] dit aan [medeverdachte 1] liet weten. Voor de uitvoering van het plan heeft [verdachte] [medeverdachte 1] opgehaald met een geleende auto. Alvorens [verdachte] en [medeverdachte 1] naar de woning van [medeverdachte 2] zijn gegaan, hebben zij schone kleding aangetrokken die naderhand is weggegooid. Na opnieuw een telefonische bevestiging van [medeverdachte 2] , zijn [verdachte] en [medeverdachte 1] richting de woning van [medeverdachte 2] gegaan met spullen om [slachtoffer] vast te kunnen binden (tie-wraps, handboeien en tape), spullen om [slachtoffer] in bedwang te houden (bivakmutsen en nep-pistolen) en wapens (een mes en een stok). Buiten de woning hebben [verdachte] en [medeverdachte 1] ongeveer een uur gewacht op het seintje van [medeverdachte 2] dat zij binnen konden komen.
Uit deze feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 1] het vooropgezette plan hadden het slachtoffer van het leven te beroven. [medeverdachte 3] wist dat het de bedoeling was [slachtoffer] te doden, maar was -na het verstrekken van de telefoontjes- niet verder betrokken bij de concrete uitwerking van het plan. Op grond van de vaststelling dat [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 1] een moordplan hadden, neemt de rechtbank als vaststaand aan dat genoemde verdachten vóór de uitvoering van hun daad, hebben nagedacht over de betekenis en de gevolgen van hun voorgenomen daad en zich daarvan daadwerkelijk rekenschap hebben gegeven. Van enige ogenblikkelijke gemoedsopwelling waarin verdachten zouden hebben gehandeld, is niet gebleken. Evenmin is gebleken van andere contra-indicaties die het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan.
Weliswaar hebben [verdachte] en [medeverdachte 1] verklaard dat zij niet voornemens waren om [slachtoffer] te doden, doch hem slechts een lesje te leren door zijn botten te breken, maar de rechtbank gelooft dit niet. Uit de bewijsmiddelen komt duidelijk naar voren dat [verdachte] en [medeverdachte 1] door [medeverdachte 2] een beloning in het vooruitzicht was gesteld. Die beloning zou uitsluitend aan [verdachte] en [medeverdachte 1] kunnen worden uitgekeerd na verkoop van de woning. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijk geld alleen vrijkomt bij overlijden van de verzekerde echtgenoot. Geld was de reden dat [verdachte] en [medeverdachte 1] deelnamen aan het plan; geld dat zij beiden goed konden gebruiken. [slachtoffer] moest dus om het leven worden gebracht. Niet aannemelijk is dat [verdachte] en [medeverdachte 1] ‘slechts’ [slachtoffer] ’s botten wilden breken zonder daar geld mee te kunnen verdienen. Voor zover gesteld dat het was bedoeld om [medeverdachte 2] te helpen, acht de rechtbank ongeloofwaardig dat [verdachte] en [medeverdachte 1] meenden dat de problemen tussen [medeverdachte 2] en haar man zouden verminderen dan wel verdwijnen wanneer [slachtoffer] door de mannen zwaar zou worden mishandeld na een zogenaamd nachtelijk ‘goed gesprek’ over zijn gedrag jegens zijn vrouw en kinderen.
In dat licht volgt de rechtbank evenmin de stelling van [medeverdachte 2] dat zij in de veronderstelling verkeerde dat [verdachte] enkel een goed gesprek kwam voeren met haar man. Onaangekondigd een woning binnenkomen om één uur ’s nachts, past niet in dat scenario.
Daarbij zou een dergelijk gesprek met een vreemde man, onder die omstandigheden, de problemen voor [medeverdachte 2] alleen nog maar groter hebben gemaakt. Immers zou [slachtoffer] dan geweten hebben dat zijn vrouw tegenover vreemde personen over hem had geklaagd, hetgeen volgens [medeverdachte 2] in hun cultuur als zeer ongepast wordt ervaren.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 1] met voorbedachte raad hebben gehandeld.
ad B: Wat is er in de woning gebeurd? Hoe is het slachtoffer overleden?
Net als de voorbereiding, gaat de uitvoering van het plan gepaard met diverse versies van de verdachten over wat er gebeurd zou zijn. En ook in dit geval is het [verdachte] die als eerste een verklaring heeft afgelegd over wat er in de woning van het slachtoffer zou zijn gebeurd. Een verklaring die hij nadien dan wel weer op essentiële onderdelen wijzigde. [medeverdachte 2] heeft, eerst als getuige/nabestaande en later als verdachte, telkens wisselende verklaringen afgelegd, maar over hetgeen zich in de woning precies had afgespeeld, verklaarde ze lange tijd niet of nauwelijks. Pas op 2 november 2020 verklaarde zij uitgebreid wat er gebeurd zou zijn. [medeverdachte 1] beriep zich lange tijd op zijn zwijgrecht. Eerst op 25 mei 2020 diende hij een schriftelijke verklaring in die als zijn verklaring heeft te gelden over wat gebeurd zou zijn. Geen verdachte, maar wel een getuige is [nabestaande 1] , de oudste dochter van [medeverdachte 2] en [slachtoffer] . Ook zij heeft verklaard wat zij gezien heeft of denkt gezien te hebben.
De rechtbank stelt vast dat op basis van de verklaringen die zich in het dossier bevinden en ter terechtzitting zijn afgelegd géén eenduidig beeld ontstaat over wat er in de woning is gebeurd en hoe het slachtoffer om het leven is gebracht. Daarom zal de rechtbank allereerst aansluiting zoeken bij het bewijs dat onafhankelijk van de verklaringen van de verdachten bestaat, te weten het forensisch onderzoek in de woning en het forensisch-medisch onderzoek aan het lichaam van het slachtoffer. Die bieden immers objectieve handvatten over wat er in de woning is gebeurd en hoe het slachtoffer om het leven is gekomen.
Eerste bevindingen
Op 31 mei 2017 omstreeks 01.54 uur kwam de politie naar aanleiding van een melding van een steekincident ter plaatse aan de [adres 1] te Landgraaf. Men trof in de woning een man aan met steekwonden in zijn borst. [16] Het ambulancepersoneel nam de reanimatie van de politie over. Bij aanvang had de man nog een eigen hartritme, maar om 02.08 uur constateerde de ambulancedienst dat hij overleden was. [17] Het slachtoffer werd nadien geïdentificeerd als [slachtoffer] , geboren in [geboortejaar] te [geboorteplaats 2] . [18]
Verbalisanten
[verbalisant 3] en [verbalisant 4]waren als eerste ter plaatste en relateerden
– zakelijk weergegeven – onder meer het volgende: [19]
Op woensdag 31 mei 2017 kregen wij de opdracht om te rijden naar de [adres 1] , te Landgraaf. (…) Om 01.54 uur kwamen wij ter plaatse. (…) Wij zagen dat het slachtoffer bij de voordeur lag bedekt onder een jas. (…) Ik, [verbalisant 3] , trok de jas weg die over de man lag. Wij zagen dat het slachtoffer op zijn linkerzij lag met zijn hoofd richting de voordeur in een plas bloed. Wij zagen dat zijn rechterbeen opgetrokken lag, zijn linkerbeen lag languit, hij had blote voeten, zijn handen lagen boven zijn hoofd. (…) Wij verplaatsten het slachtoffer naar de woonkamer.
De forensisch patholoog van het NFI rapporteerde over de
sectieop het lichaam van het slachtoffer – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende: [20]
Bij sectie op het lichaam van [slachtoffer] is (onder meer, rb.) het volgende gebleken.
Negen scherprandige huidperforaties met onderhuidse bloeduitstortingen, te weten letsels A t/m H aan de borstkas en letsel M aan de rechterhandrug.
(pg. 3218)
Deze letsels waren bij leven ontstaan en konden veroorzaakt worden door een of meerdere scherprandige voorwerpen, zoals een of meerdere messen. In relatie met de perforaties aan de borstkas waren de borstholten bereikt, waren de longen samengevallen, waren meerdere vitale organen geperforeerd (waaronder het hart, de lever en de rechterlong), was er bloedophoping in de borstholten beiderzijds en waren er tekenen van doorgemaakt substantieel bloedverlies. Het intreden van de dood wordt hiermee verklaard door algehele weefselschade door substantieel bloedverlies en functiestoornissen: primair van het hart en de longen en secundair van overige organen.
(pg. 3220)
Rode, deels bandvormige, niet circulaire, huidverkleuringen aan de beide polsen, met plaatselijk oppervlakkige huidbeschadigingen die deels gladrandig en streepvormig waren en deels onregelmatig. Deze werden geduid als letsels K en L. (
pg. 3218-3219)
Deze letsels waren bij leven ontstaan (…) door bijvoorbeeld vastbinden met tie-wraps of andersoortige structuren. (
pg. 3220-3221)
Elf, deels ruwrandige en deels gladrandige, huidscheuren verspreid aan het behaarde hoofd en voorts gebieden met zwelling, oppervlakkige huidbeschadigingen en scheuren aan de lippen, elders in het gelaat, het behaarde hoofd en de oren. Ook waren er aan de borstkas en de bovenbuik lineaire, parallel aan elkaar verlopende, rode huidverkleuringen van bloeduitstortingen, van maximaal circa 23 cm. Alle geduid als letsels O tot en met AF. (
pg. 3219)
Deze letsels waren bij leven ontstaan door bijvoorbeeld meervoudig en plaatselijk slaan met een of meerdere harde stompe en/of krachtige voorwerpen op het hoofd en overige gebieden. Er was een breuk van de schedel (schedeldak en de schedelbasis) en er waren tekenen van hersenzwelling en bloeduitstortingen onder de hersenvliezen. Er was geen herseninklemming. Deze letsels hebben op zich niet geleid tot de dood, maar zouden indirect wel kunnen hebben bijgedragen aan het overlijden. Ze kunnen geleid hebben tot bewustzijnsstoornissen waardoor deze persoon niet meer in staat was zich te verweren tegen andersoortig geweld en/of hulp in te schakelen. (…) De letsels aan de borstkas met een lijnvormig patroon, kunnen duiden op slaan met een kantig, stevig voorwerp of stoten (drukken) tegen een kantige structuur. (…)
De letsels aan de mond (lippen) en de neus kunnen behoudens door stomp mechanisch geweld, ook zijn opgeleverd door afdrukken van de mond/neus regio (smoren), al of niet met structuren (zoals tape). Indien er sprake is geweest van smoren, kan dit hebben geleid tot belemmering van de mond/neus en daarmee ook belemmering van de luchtwegen en verstikking en kan dat hebben bijgedragen aan het overlijden. (
pg. 3220)
Conclusie: Bij sectie op het lichaam van [slachtoffer] , 39 jaren oud, wordt het intreden van de dood verklaard door algehele weefselschade door substantieel bloedverlies en functiestoornissen (primair van het hart en de longen en secundair van overige organen), opgelopen door meervoudig steekletsel aan de borstkas. Het meervoudig, plaatselijk hevig, stomp geweld aan het hoofd kan indirect hebben bijgedragen aan het overlijden. Indien de letsels aan de mond en de neus zijn opgeleverd door smoren of andersoortige afsluiting van de ademweg, kan verstikking hebben bijgedragen aan het overlijden. Er zijn letsels aan de armen/handen vastgesteld, passend bij afweerletsels tegen scherprandig geweld (tegen bovengenoemde steekletsels dus). Er zijn letsels aan de polsen die duiden op een toestand na omgehad hebben van/vastgebonden zijn door structuren zoals tie-wraps of andersoortige structuren. (
pg. 3221)
Het Maastricht UMC+ voerde ook een radiologisch onderzoek uit naar aanleiding van de dood van het slachtoffer. De radioloog rapporteerde, in het bijzonder over de letsels aan het hoofd, nog het volgende: [21]
Er zijn meerdere tekenen van extern inwerkend geweld op het hoofd zichtbaar. Er zijn meerdere huiddefecten zichtbaar door perforerend geweld: er is één groot huiddefect boven de linker wenkbrauw en er zijn meerdere kleine grillige huiddefecten op de kruin. Ook zijn er meerdere zwellingen in de onderhuidse weke delen door extern stomp inwerkend geweld, ter hoogte van het rechter jukbeenboog, op het voorhoofd, achter het rechteroor, op de linker en rechterwang en naast het rechteroog zichtbaar. Verder zijn er fracturen van het linker en rechter wandbeen, is er een fractuur van het achterhoofdsbeen aan de linkerzijde doorlopend tot in de linker schedelbasis, het voorhoofdsbeen aan de linkerzijde, doorlopend in de linker oogkas en van het linker slaapbeen. Tevens zijn er fracturen van het aangezicht, namelijk: de wand van de rechter kaakholte doorlopend tot in de rechter oogkas en rechter jukbeen, waarbij er een los fragment van het rechter jukbeenboog is ontstaan. Er is een bloeding onder het spinnewebvlies rond de rechter slaapkwab en er is lucht aanwezig rondom de slaapkwab beiderzijds.
(…)
De doodsoorzaak is met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid een verbloeding door de gevolgen van het perforerend geweld aan de borst, met bloedverlies door letsels van met name het hart en de longen. De andere trajecten hebben mogelijk een bijdrage geleverd aan de dood. Ook het geweld op het hoofd heeft mogelijk bijgedragen aan het overlijden.
Aanvullend heeft de radioloog ook nog het volgende gerapporteerd: [22]
Om de geconstateerde hoofdletsels te kunnen verklaren zijn minimaal zes geweldsinwerkingen op het hoofd nodig. Mimimaal vier van deze geweldsinwerkingen hebben schedelfracturen veroorzaakt en waren derhalve heftig.
Tussenconclusie: doodsoorzaak
Op grond van de hiervoor weergegeven bevindingen en conclusies stelt de rechtbank vast dat het slachtoffer is overleden als gevolg van de steekverwondingen in zijn borstkas. Bij het toebrengen van die steekverwondingen zijn immers diverse vitale organen geraakt. Voorts kan ook worden vastgesteld dat de hoofdletsels niet de primaire doodsoorzaak zijn, maar dat zij wel kunnen hebben bijgedragen aan de dood, door bijvoorbeeld het optreden van functiestoornissen.
Over de mogelijkheid van verstikking: Hoewel zulks gepaard kán gaan zonder zichtbare verschijnselen, zijn er volgens de forensisch patholoog geen aanwijzingen dat het slachtoffer verstikt is. [23] Voor zover toch sprake is geweest van het smoren van de mond en/of neus kan dat wel hebben bijgedragen aan het overlijden. Primaire doodsoorzaak blijft evenwel de in totaal acht steekverwondingen op de borstkas. Zowel de patholoog als de radioloog hebben aanvullende rapportages uitgebracht, waarin zij diverse vragen beantwoorden. Die rapportages bieden evenwel geen andere inzichten dan de initiële bevindingen.
Hoe is het slachtoffer aan die verwonding gekomen?
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld hoe, en zo mogelijk door wie, die letsels zijn toegebracht. De verdachten [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] verklaren hierover incompleet, wisselend en tegenstrijdig. Aldus zal de rechtbank ook voor de beantwoording van deze vragen allereerst aansluiting zoeken bij objectieve bevindingen, zoals die van het team forensische opsporing (FO).
De FO omschreef de
plaats delictin de woning aan de [adres 1] te Landgraaf als volgt: [24]
Wij zagen dat de voordeur van de woning op een kier stond. Wij zagen geen braakschade aan deze voordeur. Wij zagen dat er veel bloed op de tegelvloer in de hal lag. (…) Via een brandgang aan de achterzijde van het perceel hebben wij de achtertuin via een poort betreden. Deze poort stond open en vertoonde geen braakschade. (…) De schuifdeur in de achtergevel stond deels open. Het rolluik voor deze deur was niet geheel omhoog getrokken. Op de klink aan de binnenzijde van de openstaande deur zagen wij bloed. Op de muur naast de deur zagen wij bloed. Op de vloer van de woonkamer zagen wij bloed in de vorm van bloeddruppels, bloedvegen, schoenzoolafdrukken in bloed en afdrukken van blote voeten geplaatst in bloed. Op de zwarte deurmat achter de achterdeur zagen wij een beschadigde bril. Via de openstaande achterdeur zagen wij het stoffelijk overschot in de woonkamer liggen.
Ik, [verbalisant 5] , heb de woning via de achterdeur betreden.
Woonkamer
Gezien vanaf de achterzijde stond links in de woonkamer een dressoir met daarop een TV. (…) Ik zag dat tegen het dressoir een zwarte salontafel stond. Links stond eveneens een eetkamertafel met vijf stoelen. (…) Voor het eerder genoemde dressoir zag ik een kunststof loopwagen en een kinderwagen op de vloer liggen. Ik zag dat de loopwagen en de kinderwagen bebloed waren.
In het midden van de woonkamer zag ik het stoffelijk overschot van een man. Ik zag dat het stoffelijk overschot en de vloer daaromheen besmeurd waren met bloed. Ik zag aan het rechteronderbeen van het stoffelijk overschot een stuk tape dat ogenschijnlijk overeen kwam met de tape aan de stoel.
Rechts in de woonkamer zag ik een L-vormige zitbank met daarvoor een tapijt. Op de bank lag een box en twee zakken met speelgoed. Voor de zitbank lag een heuptasje op de vloer en de inhoud van het heuptasje lag ernaast. Naast de L-vormige bank stond een dressoir. Gezien vanaf de achterdeur zag ik in het midden van de woonkamer, voor de L-vormige bank, een omgevallen stoel die ogenschijnlijk overeenkwam met de vijf stoelen aan de eetkamer tafel. Ik zag dat er zwarte tape aan de stoel zat. Ik zag dat deze stoel bebloed was. (…)
Tussen de L-vormige bank en de gordijnen zag ik twee aan elkaar gemaakte kabelbinders. Tussen het stoffelijk overschot en de eetkamertafel zag ik twee aan elkaar gemaakte kabelbinders. Ik zag dat deze bebloed waren.
Kijkende vanuit de achtergevel zag ik links een vrije doorgang naar de open keuken en rechts een deur naar de hal aan de voorzijde van de woning. Tussen de doorgang naar de keuken en de deur naar de hal stond een zwarte kast en een babystoeltje.
(…)
Hal
Tussen het stoffelijk overschot in de woonkamer en de voordeur zag ik een sleepspoor gezet met bloed. In en om dit sleepspoor zag ik veel andere bloedsporen in verschillende verschijningsvormen. In de hal lag een donkerkleurige jas op de vloer. Onder de trap lagen handboeien op de vloer. Ik zag dat deze handboeien bebloed en verbogen waren. In de hal direct voor de voordeur waren veel bloedsporen. In deze bloedsporen zag ik twee stukken zwarte tape liggen. Ik zag dat de tape qua verschijningsvorm overeenkwam met de eerder waargenomen tape aan de stoel en het stoffelijk overschot. (…) Op de trap naar de eerste verdieping zaten op de onderste treden bloedsporen.
De FO heeft vervolgens ook een onderzoek uitgevoerd naar het
bloedbeeldin de woning aan de [adres 1] te Landgraaf. Hierover is het volgende gerelateerd: [25]
Gezien de bevindingen van het onderzoek kan gesteld worden dat:
hal
- het veegpatroon van bloed op de vloer van de hal, tussen de voordeur en de plaats waar het slachtoffer aangetroffen is, is veroorzaakt door de hulpverlening;
- in de hal minimaal 3 bloedspoorpatronen van afgeworpen bloed zichtbaar zijn. Deze patronen bevinden zich op de voordeur en de muur van het toilet;
- in de hal minimaal 6 bloedspoorpatronen zichtbaar zijn, die zijn ontstaan door een krachtinwerking op vloeibaar bloed, zoals bij slaan of schoppen. Deze patronen bevinden zich op:
- de voordeur op een hoogte tussen 63 en 110 cm gemeten vanaf de grond;
- de muur van het toilet tussen ongeveer 75 en 87 cm en 36 en 50 cm, gemeten vanaf de vloer;
- de muur van de woonkamerdeur;
woonkamer ter hoogte van televisiemeubel
- in de woonkamer ter hoogte van het televisiemeubel meerdere malen een krachtinwerking op vloeibaar bloed heeft plaatsgevonden, zoals bij slaan en schoppen, waardoor de fijne bloedspatten op de vloer en schuifpui ontstaan zijn;
- in de woonkamer ter hoogte van het televisiemeubel minimaal 4 bloedspoorpatronen van afgeworpen bloed zichtbaar zijn, waarbij het gebied van oorsprong zich tussen het televisiemeubel en het vloerkleed heeft bevonden;
- gezien de passieve bloeddruppels op de vloer, de veegpatronen en de afdrukpatronen van bebloede blote voeten minimaal een persoon welke bloed verloor zich in het gebied tussen televisiemeubel, schuifpui, vloerkleed en kinderwagen heeft verplaatst;
- de eetkamerstoel op zijn rechterzijde (gezien vanuit zitpositie) gelegen heeft toen er bloed op de voorzijde van de rugleuning terecht kwam.
Ter terechtzitting van 26 mei 2020 is verbalisant [verbalisant 6] als deskundige gehoord over de
bloedspoorinterpretatievan de plaats delict. Hij verklaarde hierover onder meer het volgende: [26]
In de woning zijn twee plaatsen van impact aangetroffen, namelijk rondom de stoel in de kamer en bij de voordeur. Daartussenin is vrij weinig bloed aangetroffen anders dan veroorzaakt door de hulpverlening die het slachtoffer heeft verplaatst. Tussen de stoel en de voordeur zijn alleen enkele gevallen bloeddruppels aangetroffen op plaatsen waar iemand zich heeft vastgepakt. Bij de voordeur daarentegen zijn zeer veel sporen aangetroffen, mogelijk veroorzaakt door slaan en/of schoppen tegen een bloedende plek. Daarnaast is bij de voordeur ook sprake van afgeworpen bloed; dat is te herkennen aan de meerdere lijnen. Dat past bij steekverwondingen, veel steekverwondingen. Indien je uitgaat van steken bij de stoel, verwacht je veel meer bloed tussen stoel en voordeur. Kleding kan weliswaar een deel van het bloed opvangen, maar het slachtoffer had slechts een T‑shirt aan. Onder die omstandigheid verwacht je dan meer bloed in het tussengebied. Dus of in de woonkamer één of twee keer is gestoken weet ik niet, maar voor mij is wel duidelijk dat bij de voordeur meerdere keren is gestoken gelet op het afgeworpen bloed.
Gelet op het op de grond gevallen bloed, is een verplaatsing zichtbaar van de stoel naar de voordeur. Zo zie je contactsporen van bebloede handen op wanden en op de deur. Dat beeld is verstoord vanaf de plek waar het slachtoffer op de grond lag.
Indien het slachtoffer in de woonkamer meerdere keren zou zijn gestoken, verwachtte ik meer bloedsporen. Bij steekverwondingen als deze, in de borst, verwacht je als het slachtoffer stilstaat geen druppels, maar een poel. In deze zaak is geen plasje bloed aangetroffen in de woonkamer. In de hal is wel uitgelopen bloed aangetroffen. In de woonkamer zijn vooral bloedsporen aangetroffen als gevolg van inwerking op bloed. Verder is nog een bebloede klink aangetroffen.
Bloedspatten ontstaan alleen als al sprake is van een verwonding. Bij steken waar al een verwonding is, krijg je daarvan ook bloedspatten.
(…)
Ik kan u niet echt uitleggen hoe het bloed onder het kleine tafeltje in de woonkamer terecht is gekomen. Duidelijk is wel dat in de omgeving zeer veel inwerking op bloed heeft plaatsgevonden.
(…)
U vraagt mij naar het ontstaan van de bloedsporen in de buurt van de schuifpui.
Bij aankomst stond de pui open. Wij hebben die dichtgemaakt en troffen bloedspatten aan die door een krachtinwerking op bloed zijn ontstaan. Daarnaast troffen wij contactsporen op de klink en het gordijn aan. Het bloed op de klink bleek van het slachtoffer te zijn en voor de pui waren bebloede afdrukken van blote voeten zichtbaar. Ik weet niet of die sporen zijn ontstaan doordat iemand tegen de pui is gevallen.
(…)
Het slachtoffer werd aangetroffen bij de voordeur, waar ook de omschreven sporen werden aangetroffen. Indien dergelijke sporen worden aangetroffen bij een liggend persoon, is de conclusie dat het geweld is uitgeoefend bij het slachtoffer dat daar op de grond ligt. Voor mij is de waarschijnlijkheid zeer hoog, hoogstwaarschijnlijk.
(…)
U vraagt mij of het ook zou kunnen dat het slachtoffer nog stond bij de voordeur ten tijde van het toegepaste geweld.
Een deel van de bloedsporen zijn laag toegebracht, zoals door uitademing. Een impact op een bepaalde hoogte ontbreekt. Sporen op hoogte zou je verwachten indien iemand op zijn hoofd wordt geslagen terwijl hij staat.
(…)
U vraagt mij verder hoe ik weet dat het slachtoffer op zijn rug lag toen de steekverwondingen werden toegebracht.
Ik weet niet of hij op zijn rug lag, maar omdat hij liggend op zijn rug is aangetroffen en acht steekverwondingen op de voorkant van zijn lichaam zitten, is aangenomen dat het slachtoffer op zijn rug lag. De bloedsporen die zijn aangetroffen op de deur passen ook bij die aanname. Dus daarvoor is niet alleen naar het bloedsporenbeeld gekeken, maar ook naar hoe het slachtoffer is aangetroffen en wat de richting van de steekverwondingen was.
(…)
U vraagt mij of uit het bloedsporenbeeld is te destilleren dat het slachtoffer meerdere keren werd gestoken toen hij op de grond lag.
Ja. Er zijn bloedsporen van afgeworpen bloed laag op de deur aangetroffen. De steekverwondingen zijn allemaal kort bij elkaar op de voorzijde aangetroffen, terwijl het slachtoffer liggend op zijn rug/zij is aangetroffen met zijn voeten in de richting van de woonkamer. Die combinatie leidt mij tot de stelling dat de steekverwondingen liggend zijn toegebracht. Ik mis aanwijzingen dat meerdere steekverwondingen in de woonkamer zijn toegebracht: daarvoor is te weinig bloed in de woonkamer aangetroffen.
Tussenconclusie: geweldshandelingen
Op grond van de hiervoor weergegeven bevindingen en interpretaties van de FO, mede gezien in het licht van rapportages van de patholoog en radioloog, stelt de rechtbank vast dat sprake is geweest van twee (hoofd)momenten van geweld. Ten eerste achter in de woonkamer, nabij de bank en schuifpui. Vervolgens in de hal bij de voordeur. Gelet op wat verbalisant [verbalisant 6] ter terechtzitting heeft verklaard, gaat de rechtbank ervan uit dat het merendeel van de steekverwondingen in de hal bij de voordeur is toegebracht en niet al eerder achter in de woonkamer. Dat maakt ook dat de bloedsporen in de woonkamer grotendeels te herleiden zijn naar de geweldsinwerkingen op het hoofd van het slachtoffer. Kortom: De rechtbank gaat ervan uit dat het slachtoffer meermalen met een of meer voorwerpen op zijn hoofd en lichaam is geslagen en dat hij is neergestoken waarbij het grootste deel van de steekverwondingen bij de voordeur zijn toegebracht .
Wie heeft wat gedaan?
Voor zover het de feitelijke gebeurtenissen in deze zaak betreft, ziet de rechtbank zich tot slot voor de vraag gesteld wie wat heeft gedaan voorafgaand en na het overlijden van [slachtoffer] . Wederom constateert de rechtbank dat de verklaringen hierover divers, tegenstrijdig en incompleet zijn. Aanvankelijk verklaarde [verdachte] dat hij [slachtoffer] meermalen gestoken heeft, zowel in de woonkamer als bij de voordeur, later gaf hij aan dat niet hij, maar [medeverdachte 1] het mes had gehanteerd. [medeverdachte 2] stelde dat zij, staande op de trap, gezien heeft dat [medeverdachte 1] de steken bij de voordeur heeft toegebracht. [nabestaande 1] heeft echter ook verklaard dat zij staande op de trap dan wel de overloop het steken bij de voordeur heeft gezien maar heeft daarbij niet aangegeven dat haar moeder daar op dat moment ook was. Desalniettemin stelt de rechtbank ook vast dat wederom de eerste verklaringen van [verdachte] , afgelegd snel na zijn aanhouding en zonder dossierkennis, (grotendeels) in lijn met de bevindingen van het forensisch onderzoek zijn.
Zo verklaarde
[verdachte]op 3 juli 2018 onder meer als volgt: [27]
En toen was de dag van aankomst gekomen, zijn we er heen gegaan, zij heeft de deur opengemaakt, die stond op een kier en hij zat op de bank. Zij stond boven (…).
Nou, hij zat daar, nou zat ‘ie, lag hij languit op de bank. Nou toen hebben we hem een beetje overrompeld met pistolen wat het niet deden. Ik wist dat, [medeverdachte 1] wist dat niet, die dacht dat alles het zou doen, die deden het dus echt niet.
We hadden ook een gitaartas bij ons, daar zat een knuppel in en zo wat allemaal. En voorin zat ook een mes en de tie-wraps, en de handschoentjes, de handboeien.
Die hebben we hem omgedaan, hebben we tape om zijn mond proberen te doen en nog eens om zijn handen.
Toen heb ik tegen [medeverdachte 1] gezegd blijf jij boven. (…)
Ik ben met hem gaan praten over zijn criminele vrienden, ik ben de namen daarvan vergeten, van de moskee, dat daar de laptops en die handy’s en zo wat allemaal. En dat ook laptops, handy’s naar Afrika werden gestuurd. Daarna is het gesprek gekomen over dat hij zijn vrouw slaat en dit en dat. Toen begon hij Frans te praten en toen begon hij naar boven te roepen. Toen heb ik een klap moeten geven.
Toen kwam zij naar beneden gerend, heb ik haar weer teruggestuurd. Ik zei: “ [medeverdachte 1] hou haar hier weg.” Nou, ik wil naar de tas gaan en de knuppel pakken. Ik denk “die sla je de polsen over die smeerlap.” Hij was niet zo’n aangenaam ventje, maar dat straalde hij ook uit. Ik loop naar die tas toe, ik draai mij om en hij staat op van die bank en trekt zo achter alles los en toen kwam hij op mij af.
Ik had gelukkig toen al dat mes in de handen, ik weerde me nog. Toen haalde hij met een zwaai uit. Ik moest bukken. En toen trapte hij tegen mijn kapotte been aan, nou bij mij ging gewoon het licht uit, ik dacht dat ik weer een hartinfarct kreeg. Ik stond gewoon als op slot. Ik heb alleen nog [medeverdachte 1] kunnen roepen en die is hem toen om de hals gevlogen en heeft hem naar achteren getrokken.
Toen kreeg ik opeens weer lucht, maar ik zag wel een waas. [medeverdachte 1] zei: “ [verdachte] doe iets, doe iets want hij is te sterk.” Hij was een beer van een vent. En toen kwam hij toch met [medeverdachte 1] op zijn rug op mij afgelopen. Ik zei: “ [medeverdachte 1] ga naar die vrouw” want die wou weer naar beneden komen en “hou die kinderen hier weg.” Ik hoorde wel kinderstemmen opeens.
Nou, toen overal waar ik liep kwam hij voor mij lopen, en zwaaien maken, heeft mij ook een paar keer flink op de armen geraakt en een paar keer goed...gelukkig niet in het gezicht. Omdat ik vroeger gebokst heb, kon ik hem nog redelijk goed ontwijken. Maar dat been dat had ik gehad. Daar liep ik te strompelen, dat was...ja, hoe kom ik hier weg. Hij bleef op me afkomen. Ik probeerde naar de voordeur… Bij de voordeur hoorde ik boven iets en [medeverdachte 1] ... Het is allemaal langs mij afgegaan. Ik wou weg, met [medeverdachte 1] , ik wou weg.
En toen is hij door een paar steken bij de voordeur afgezakt. Is hij op de grond gevallen. (…)
We hebben de tas gepakt, spullen gepakt en zijn we via achterom weggegaan.
De vrouw is naar beneden gekomen en heeft meegeholpen met de rotzooi bij elkaar te ruimen en ons de deur uit… (…) Die was spullen bij elkaar aan het zoeken met [medeverdachte 1] . Die tie-wraps en… noem maar op, die spullen die we allemaal mee hebben genomen. Er zijn ook spullen uit de woning meegenomen. Die handy had de vrouw van het slachtoffer meegegeven en zo wat allemaal. Vernietigd allemaal, want daar staan zijn dinges op.
(…)
Wij hadden de auto een straat verder gezet en bij de garageboxen gewacht totdat wij een seintje kregen dat we binnen konden komen. De voordeur was al door haar op een kiertje gezet. Ik ging de woning binnen via de voordeur. Daar is dan een glazen deur en kon je de woonkamer in kijken. Hij zat of lag op de bank. Zij stond boven. Ik heb haar gezien toen ik binnen kwam en heb nog gezegd boven te blijven. [slachtoffer] kwam een beetje recht en begon meteen in het Frans te roepen. Ik versta geen Frans, [medeverdachte 1] ook niet. Ik had het pistool in de handen en zei zwijgen en dit en dat. En toen hoorde ik haar naar dinges... begonnen ze tegen elkaar iets te zeggen. Ik zeg: “ [medeverdachte 1] , vastbinden.” Toen hebben we hem vastgebonden. Met de handboeien en tie-wraps. (…) Hij had niet in de gaten dat wij hem kwamen vermoorden nee.
Verder verklaarde
[verdachte]op 7 augustus 2018 nog het volgende: [28]
Toen ze naar beneden kwam begon hij Frans te spreken. Toen heb ik hem een tik gegeven, een flinke tik, omdat ik hem niet kon verstaan en om hem bij de les te houden. Ik sloeg met mijn vuist. Uh nee de onderkant van het pistool. Tegen zijn slaap, jukbeen links. Het was met de onderkant van het pistool of de muis van de hand. Ik weet het niet. (…) Toen ik die tik gaf, zei [medeverdachte 1] : “wow.”
De op de terechtzitting van 25 mei 2020 overgelegde (schriftelijke)
verklaring van [medeverdachte 1], waarvan hij ter terechtzitting heeft bevestigd dat die daadwerkelijk zijn verklaring behelst, houdt – onder meer – het volgende in:
De dag dat het zou gebeuren, haalde [verdachte] mij op met een auto. (…) Toen zijn we richting dat huis gereden en hebben we in de buurt de wagen geparkeerd en zijn we te voet verder naar het huis gelopen. De vrouw heeft toen we bij de garages waren contact met [verdachte] onderhouden via sms’jes. Ze zou de deur op een kier open laten, waardoor we het huis binnen konden gaan. Toen we de hal betraden, stond er een vrouw op de trap ons op te wachten en vertelde ons dat haar man in de huiskamer was en wees ernaar. Toen zijn [verdachte] en ik de huiskamer ingegaan. (…) [verdachte] bedreigde de man (…). Na het gesprek bonden we die man samen vast op een stoel met tape en tie-wraps waarna [verdachte] mij weer naar de hal stuurde. (…) Toen ik richting de hal liep, hoorde ik dat die man zich los brak van de stoel en toen ik mij omdraaide, zag ik dat die man op [verdachte] afstormde en die twee in een gevecht verwikkeld waren.
Deze verklaring van [medeverdachte 1] behelst over het einde van het incident nog het volgende:
De vrouw stond beneden aan de trap met twee plastic tassen in haar hand. Ik zei
tegen [verdachte] dat we weg moesten gaan. [verdachte] , ik en die vrouw gingen de huiskamer
in. De vrouw deed spullen in die twee tassen. [verdachte] was toen in de keuken. De
vrouw gaf mij die twee tassen en maakte de achterdeur naar de tuin open. Ik zei
weer tegen [verdachte] dat we moesten gaan en we zijn toen via de achterkant naar buiten
gegaan. [29]
Conclusie
Op grond van de hiervoor weergegeven verklaringen van [verdachte] en [medeverdachte 1] stelt de rechtbank het volgende vast:
- [verdachte] en [medeverdachte 1] zijn gezamenlijk naar de woning van het slachtoffer gegaan en hebben na akkoord van [medeverdachte 2] , via de door [medeverdachte 2] opengelaten voordeur de woning betreden.
- Op dat moment was [medeverdachte 2] ook in de woning aanwezig en wees zij de verdachten naar haar man die zich toen in de woonkamer bevond.
- [verdachte] en [medeverdachte 1] overrompelden [slachtoffer] en confronteerden hem, waarbij [verdachte] hem (naar alle waarschijnlijkheid) met de kolf van het pistool tegen zijn gezicht sloeg.
- [verdachte] en [medeverdachte 1] bonden [slachtoffer] met tape vast op een stoel.
- Op enig moment wist [slachtoffer] los te breken, waarna een gevecht ontstond tussen [slachtoffer] , [verdachte] en [medeverdachte 1] , waarbij in ieder geval - toen [slachtoffer] al in elkaar was gezakt bij de voordeur - is gestoken.
- Vervolgens is [slachtoffer] aan zijn lot overgelaten.
- [medeverdachte 2] hielp mee met opruimen, heeft [medeverdachte 1] en [verdachte] nog spullen meegegeven en de achterdeur/schuifpui voor [verdachte] en [medeverdachte 1] geopend.
De verklaringen van [verdachte] en [medeverdachte 1] dat [medeverdachte 2] meehielp met opruimen en nog spullen meegaf, vinden bevestiging in de omstandigheid dat de telefoon van [slachtoffer] niet is aangetroffen in de woning en dat ook de gsm met het prepaid Lebara kaartje in gebruik bij [medeverdachte 2] (waarmee [medeverdachte 2] en [verdachte] onderling contact onderhielden) niet is aangetroffen.
De rechtbank realiseert zich dat de vaststellingen zoals hiervoor weergegeven geen volledig beeld geven van wat er in de woning is gebeurd. Ook realiseert de rechtbank zich dat de verdachten wel degelijk meer hebben verklaard dan wat hiervoor is opgenomen. Wat de diverse verdachten méér hebben verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank echter niet zonder meer overtuigend.
Zo verklaarde [verdachte] in eerste instantie dat hij de persoon is geweest die alle steekverwondingen heeft toegebracht. Hij verklaarde daarbij over meerdere episodes van (rake) steken, zowel in de woonkamer als bij de voordeur. Dat lijkt evenwel niet in lijn met de bevindingen van de forensische opsporing. In dat scenario zou meer bloed verwacht mogen worden in de woonkamer. Uitgaande van dat scenario is het ook opvallend dat er geen bebloede schoenafdrukken vanuit de hal richting de woonkamer werden aangetroffen die mogelijk afkomstig zijn van [verdachte] , terwijl wel dergelijke afdrukken zijn aangetroffen die mogelijk te herleiden zijn naar [medeverdachte 1] (zie pg. 3379-3385).
In zijn tweede versie (zie o.a. pg. 3364-3369) verklaarde [verdachte] dat niet hij heeft gestoken, maar dat iemand anders dat heeft gedaan: [medeverdachte 1] of wellicht zelfs [medeverdachte 2] . Ook voor die verklaring geldt weer dat [verdachte] spreekt over meerdere episodes van steken, met ook weer meerdere steken in de woonkamer. Ook dat lijkt niet te passen in de bevindingen van de forensische opsporing. Bovendien maakt ook deze plotselinge ommezwaai van [verdachte] in zijn verklaring dat de rechtbank terughoudend is bij de waardering van die verklaring. [verdachte] heeft wel een verklaring gegeven voor zijn wisseling. Namelijk dat hij eerder uit schuldgevoel jegens [medeverdachte 1] alle schuld op zich had genomen en daarop terug kwam toen [medeverdachte 1] geen verantwoordelijkheid nam en [verdachte] achter zijn rug om zwart zou maken. Dat zou inderdaad best een reden kunnen zijn om nu daadwerkelijk open kaart te spelen; evenzo zou dat een reden kunnen zijn om een ander meer te belasten of de eigen rol te minimaliseren. Voor beide versies blijft evenwel gelden dat die onvoldoende steun vinden in het forensisch bewijs.
[medeverdachte 1] verklaarde dat [verdachte] alle steekverwondingen heeft toegebracht. [medeverdachte 1] heeft zich echter bijna twee jaren op zijn zwijgrecht beroepen en daarna volstaan met een schriftelijke verklaring, die feitelijk niet meer inhield dan een zeer summiere bevestiging van enkele omstandigheden die ook op grond van het dossier konden worden vastgesteld. Temeer nu [medeverdachte 1] op verdiepingsvragen geen antwoord wilde geven, mist ook die verklaring naar het oordeel van de rechtbank overtuigingskracht als het gaat om de discrepanties tussen de verschillende verklaringen.
[medeverdachte 2] heeft lange tijd niet, dan wel -zoals zij zelf heeft erkend- leugenachtig verklaard over wat er in de woning is gebeurd. Pas in november 2020 heeft zij daarover naar eigen zeggen openheid van zaken gegeven. Zij wees daarbij [medeverdachte 1] aan als de persoon die het slachtoffer bij de voordeur zou hebben neergestoken. Ook deze verklaring ontbeert naar het oordeel van de rechtbank overtuigingskracht, onder meer gelet op haar eerdere wisselende en vage verklaringen, het lange tijdsverloop en haar beschermende houding ten opzichte van [verdachte] , die zij naar eigen zeggen ziet als een vaderfiguur, haar enige vertrouwenspersoon in een voor haar moeilijke tijd.
Dus, als het gaat om de steekverwondingen: [verdachte] belast eerst zichzelf en vervolgens [medeverdachte 1] of [medeverdachte 2] . [medeverdachte 1] zwijgt, ontkent en zwijgt nog meer. [medeverdachte 2] liegt, draait, beschermt [verdachte] en belast [medeverdachte 1] . Geen twee van al de versies passen bij elkaar én bij de bevindingen van het forensisch onderzoek. Daarom acht de rechtbank al die verklaringen die meer details bevatten dan wat de rechtbank hiervoor als bewijs heeft opgenomen, niet overtuigend. De rechtbank zal dus niet vaststellen wie de dodelijke steekverwondingen heeft toegebracht. Ook de verklaring van [nabestaande 1] , (oudste dochter van [medeverdachte 2] en [slachtoffer] ) zal de rechtbank daarvoor niet gebruiken. Haar verklaringen zijn naar het oordeel van de rechtbank met teveel vraagtekens omgeven om als bewijs te kunnen gebruiken in deze zaak, zij het dat zij vanaf het begin heeft verklaard dat zij heeft gezien dat haar vader bij de voordeur is neergestoken. Een verklaring die spoort met de eerdere verklaringen van [verdachte] en de bevindingen van het FO.
Daar komt nog bij dat geen van de verklaringen die zijn afgelegd, het aanzienlijke hoofdletsel bij het slachtoffer verklaren. De rechtbank kan niet anders concluderen dan dat het slachtoffer, voorafgaand aan de fatale steken bij de voordeur, al weerzinwekkend afgetuigd is in de woonkamer. Er zijn meerdere breuken van de schedel en het gelaat geconstateerd, waarbij sprake moet zijn van minimaal zes geweldsinwerkingen. Verder zijn nog rode strepen van ca. 23 cm op de borstkas geconstateerd. Vuistslagen in een een-op-een gevecht, zoals door [verdachte] aangegeven, bieden daarvoor geen afdoende verklaring. Het slaan met voorwerpen, zoals een knuppel wel. De reden is onbekend, wellicht schaamte dat het slachtoffer – terwijl hij mogelijk vastbonden zat op een stoel – kort gezegd zwaar mishandeld is, maar niemand heeft verklaard hoe het slachtoffer aan dit letsel is gekomen, terwijl dat hoofdletsel gelet op de bevindingen van het bloedsporenonderzoek, naar alle waarschijnlijkheid is toegebracht in de woonkamer voorafgaand aan de fatale steken bij de voordeur.
Concluderend kan de rechtbank wel vaststellen dat [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aanwezig waren in de woning gedurende de momenten dat het slachtoffer vastgebonden is geweest, zijn hoofd is ingeslagen en hij werd neergestoken. Voor een scenario dat iemand anders dan deze drie verdachten daarvoor verantwoordelijk is, biedt het dossier geen aanknopingspunten.
ad C: De verdachten. Medeplegers?
Ondanks dat de rechtbank niet precies kan vaststellen wie welke handelingen in de woning heeft verricht, kan wel worden vastgesteld dat [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 1] als enigen – naast [slachtoffer] en de kinderen – in de woning aanwezig waren toen een explosie van geweld op [slachtoffer] werd toegepast en het door hen beoogde doel werd bereikt. De rechtbank ziet zich nu voor de vraag gesteld of de verdachten als medeplegers zijn aan te merken van de moord op [slachtoffer] .
De betrokkenheid aan een strafbaar feit kan als medeplegen worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
[verdachte] en [medeverdachte 1]
Uit het strafdossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank over de betrokkenheid van [verdachte] en [medeverdachte 1] het volgende af. Zij hebben met een gitaartas vol benodigdheden om [slachtoffer] in bedwang te houden en geweld toe te passen, de woning betreden met het doel om [slachtoffer] te doden. Er was vooraf besproken wat zij zouden meenemen en zij hebben een duidelijke taakverdeling gemaakt. Samen hebben [medeverdachte 1] en [verdachte] [slachtoffer] vastgebonden. [medeverdachte 1] is daarna op de trap dan wel op de overloop boven gaan staan om te voorkomen dat de kinderen naar beneden zouden komen. [verdachte] heeft het ‘gesprek’ gevoerd met [slachtoffer] en het eerste geweld toegepast in het bijzijn van [medeverdachte 1] . Uiteindelijk ligt [slachtoffer] op sterven na dood gewond bij de voordeur. Hierop hebben [verdachte] en [medeverdachte 1] de woning verlaten met de gitaartas met inhoud en tassen die zij van [medeverdachte 2] aangereikt hebben gekregen.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Het doel was duidelijk, de wapens om dit doel te bereiken waren meegenomen, [slachtoffer] is aanvankelijk vastgebonden aan de stoel, het geweld heeft in alle hevigheid plaatsgevonden en [slachtoffer] is overleden. De rollen van [verdachte] en [medeverdachte 1] waren daarin nagenoeg even belangrijk. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen ten aanzien van [verdachte] en [medeverdachte 1] bewezen.
[medeverdachte 2]
Ten aanzien van [medeverdachte 2] stelt de rechtbank voorop dat ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), sprake kan zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het strafdossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van [medeverdachte 2] het volgende af. [medeverdachte 2] heeft [verdachte] aangezet tot de moord. Door telkenmale bij [verdachte] uit te huilen, over de mishandelingen en radicalisering van [slachtoffer] te vertellen en hem een beloning in het vooruitzicht te stellen, heeft zij bij [verdachte] erop aangestuurd dat [slachtoffer] dood moest. Samen met [verdachte] heeft [medeverdachte 2] een plan tot in detail gemaakt. Zij bepaalde de dag waarop het moest gebeuren en zorgde dat de kinderen naar bed waren. Vlak voor de uitvoering heeft [medeverdachte 2] [verdachte] en [medeverdachte 1] ingeseind dat de weg vrij was om het plan tot uitvoering te brengen. Hiertoe heeft zij de voordeur op een kier gezet. Nadat [slachtoffer] dodelijk gewond bij de voordeur lag, heeft [medeverdachte 2] de woonkamer opgeruimd, tassen met spullen meegegeven om te vernietigen en de vlucht voor [verdachte] en [medeverdachte 1] makkelijk gemaakt door de achterdeur/schuifpui te openen.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 1] is komen vast te staan. Hoewel onbekend is gebleven of en zo ja, welke, bijdrage [medeverdachte 2] heeft geleverd aan het concrete geweld op [slachtoffer] , is haar bijdrage van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen ook ten aanzien van [medeverdachte 2] bewezen.
3.2
De bewezenverklaring
De rechtbank acht het
primairten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 31 mei 2017 in de gemeente Landgraaf tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en met voorbedachten rade, te weten opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, [slachtoffer] heeft doodgestoken en doodgeslagen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het
primairbewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
medeplegen van moord
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Psycholoog E. van de Vorst heeft een (neuro)psychologisch onderzoek uitgevoerd naar de geestvermogens van verdachte en daarover op 30 september 2018 een rapport uitgebracht. Hieruit blijkt onder meer dat bij verdachte sprake is van een ongespecificeerde neurocognitieve stoornis, welke ook aanwezig was tijdens het bewezenverklaarde. Die stoornis beïnvloedde zijn gedragskeuzes c.q. gedragingen echter niet in die mate dat het bewezenverklaarde daaruit verklaard kan worden. Geadviseerd is om het bewezenverklaarde volledig toe te rekenen. De rechtbank komt op basis van de bevindingen in dit rapport niet tot de conclusie dat bij de verdachte sprake is van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar, omdat – ook voor het overige – geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 18 jaren met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat bij bewezenverklaring van doodslag een gevangenisstraf van 8 jaren passend zou zijn en bij bewezenverklaring van zware mishandeling 5 à 6 jaren passend zou zijn. Tevens heeft zij zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een schending van de redelijke termijn die moet worden gecompenseerd in de strafoplegging.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft de rechtbank gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De rechtbank overweegt in het bijzonder als volgt.
De ernst van het misdrijf moord wordt uitgedrukt in de maximale straf die kan worden opgelegd: een levenslange gevangenisstraf of een tijdelijke gevangenisstraf van 30 jaren. De rechtbank heeft gekeken naar uitspraken in zaken waarin sprake is van een enkelvoudige moord. Hoewel de rechtbank zich realiseert dat zaken als deze uniek in hun aard zijn en er niet tot nauwelijks ‘soortgelijke zaken’ zijn, lijkt het erop dat voor enkelvoudige moorden de straffen de afgelopen jaren zijn opgelopen en dat op dit moment gevangenisstraffen met een bandbreedte van 15 tot 20 jaren worden opgelegd.
[slachtoffer] is op 39-jarige leeftijd van zijn leven beroofd. En daarvoor is verdachte, samen met anderen, mede verantwoordelijk. [slachtoffer] is op een afschuwelijke wijze aan zijn einde gekomen. Hij is geboeid en vast getapet op een stoel, meermalen met een voorwerp hard tegen zijn hoofd geslagen en maar liefst achtmaal in de borststreek gestoken. Dat maakte hem volstrekt kansloos. Het meervoudig geweld dat op hem is toegepast moet naast veel pijn ook voor ontzettende angst bij [slachtoffer] hebben gezorgd. Zo lijkt hij zichzelf ook gerealiseerd te hebben dat hij deze geweldsexplosie niet zou overleven, gelet op de verklaringen van zijn dochters dat ze hun vader hoorden huilen en zeggen: “Ik ga dood”. Het aan het steken voorafgaande geweld duidt erop dat hij niet simpelweg dood moest, maar dat hij moest lijden, zoals ook uit het dossier valt op te maken. De plannen hiervoor zijn gedurende een langere periode gesmeed.
[slachtoffer] was bovendien niet het enige slachtoffer. Ook zijn kinderen, destijds 1, 9 en 14 jaar oud, zijn dat. Zij hebben op zeer jonge leeftijd hun vader verloren. [nabestaande 2] , nu 12 jaar, en [nabestaande 1] , nu 18 jaar, hebben ter terechtzitting verklaard over het immense verdriet dat het overlijden van hun vader teweeg heeft gebracht. Zij waren in de woning aanwezig en hebben het nodige van de moord meegekregen en hun vader onder aan de trap bij de voordeur dodelijk gewond zien liggen. Aan [nabestaande 3] , nu 4 jaar, zal nog verteld moeten worden waarom hij geen vader meer heeft.
Alsof dat nog niet erg genoeg is, blijkt hun moeder ook nog medeverantwoordelijk te zijn voor de dood van hun vader. Als gevolg van de voorlopige hechtenis van hun moeder moest de oudste dochter [nabestaande 1] de moederrol overnemen voor de jongere kinderen en, terwijl zij feitelijk zelf nog kind was, een tijdlang [nabestaande 2] en [nabestaande 3] verzorgen en opvoeden. Uiteindelijk zijn de kinderen uit elkaar gehaald en woont de oudste dochter niet meer bij haar jongere zusje en broertje. Uit de slachtofferverklaringen van [nabestaande 1] en [nabestaande 2] blijkt dat zij nog steeds negatieve gevolgen ondervinden van wat er die fatale nacht is gebeurd.
Verdachte positioneert zichzelf als de enige verdachte die vanaf het begin af aan openheid van zaken heeft gegeven. Verdachte heeft inderdaad direct na zijn aanhouding een verklaring afgelegd, waarin met betrekking tot het gebeuren in de woning en de weg er naar toe een groot deel van de sluier is opgelicht, maar de verklaringen van verdachte zijn niet volledig, met name niet waar het betreft het op [slachtoffer] toegepaste geweld. Wel zijn door het direct meewerken van verdachte alle verantwoordelijken in het vizier van de politie gekomen en is vervolging en berechting mogelijk geworden.
Verdachte is niet eerder veroordeeld voor strafbare feiten. Des te bijzonder is het dat hij de keuze heeft gemaakt om een ernstig feit als dit te plegen. Kennelijk was de zucht naar de door [medeverdachte 2] in het vooruitzicht gestelde geldelijke beloning sterker dan het moreel besef. Verdachte heeft meermaals in geuren en kleuren aangegeven dat het in ieder geval zijn bedoeling was om [slachtoffer] zwaar toe te takelen en het vervolgens aan [medeverdachte 2] over te laten om eventueel nog meer letsel toe te brengen of het werk af te maken. Het breken van alle botten was daarbij een milde variant. De vele botbreuken die [slachtoffer] in zijn schedel en aangezicht had, zijn in lijn met deze bedoeling van verdachte. [slachtoffer] is mede door toedoen van verdachte op een gruwelijke wijze aan zijn einde is gekomen. Zelfs indien er van uit wordt gegaan dat verdachte datgene wat [medeverdachte 2] hem vertelde over het ernstige huiselijke geweld, voor waar aannam, maakt dat dit vreselijke geweld niet invoelbaar.
Gelet op voormelde feiten en omstandigheden doet de genoemde bandbreedte van 15 tot 20 jaren gevangenisstraf recht aan de ernst van deze moord. Mede rekening houdend met de eerdergenoemde houding van verdachte aan het begin van het opsporingsonderzoek, acht de rechtbank een gevangenisstraf van 18 jaren in dit geval in beginsel passend.
De rechtbank zal rekening houden met de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
Verdachte werd op 3 juli 2018 in verzekering gesteld. Dit vonnis wordt ruim 29 maanden later gewezen. Dat is een overschrijding van ruim 13 maanden van de redelijke termijn, die 16 maanden bedraagt voor gedetineerden. Overeenkomstig de uitgangspunten zoals geformuleerd door de Hoge Raad in zijn arrest van 17 juni 2018 (
LJNBD2578) zal de rechtbank de op te leggen straf matigen met – de volgens de Hoge Raad maximale strafvermindering van – zes maanden.
De rechtbank zal verdachte daarom veroordelen tot een gevangenisstraf van 17 jaren en 6 maanden.

7.De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregelen

7.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
De nabestaanden [nabestaande 3] , [nabestaande 2] en [nabestaande 1] hebben zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces.
De vordering van
[nabestaande 3]strekt tot vergoeding van 22.181,97 euro, bestaande uit:
a. gederfd levensonderhoud.
De vordering van
[nabestaande 2]strekt tot vergoeding van 31.580,53 euro, bestaande uit:
gederfd levensonderhoud: 11.580,53 euro;
shockschade: 20.000,00 euro.
De vordering van
[nabestaande 1]strekt tot vergoeding van 38.484,32 euro, bestaande uit:
gederfd levensonderhoud: 4.009,32 euro;
shockschade: 20.000,00 euro;
studievertraging: 14.475,00 euro.
De benadeelden hebben tevens verzocht om vermeerdering van het toe te wijzen bedrag met de wettelijke rente en om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot, al dan niet gedeeltelijke, toewijzing van de vorderingen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft:
  • verzocht de benadeelden niet-ontvankelijk te verklaren voor zover het betreft gederfd levensonderhoud nu de beoordeling van die post te ingewikkeld is voor het strafproces;
  • zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de studievertraging van [nabestaande 1] ;
  • zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de shockschade van [nabestaande 2] ;
  • verzocht de benadeelde [nabestaande 1] niet-ontvankelijk te verklaren voor zover het betreft shockschade, dan wel deze post slechts gedeeltelijk toe te wijzen, gelet op de vele vragen ten aanzien van de persoon van [nabestaande 1] .
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Ad a. Gederfd levensonderhoud (alle benadeelden)
Ter terechtzitting zijn de vorderingen voor wat betreft de post gederfd levensonderhoud aangevuld met een subsidiaire vordering tot een bedrag van 1.315,78 euro elk. Daartoe is aangevoerd dat de kinderen bij hun moeder zijn gebleven tot het moment dat zij in detentie werd genomen, te weten de periode van 31 mei 2017 tot 3 juli 2018. In die periode werd dus in elk geval het inkomen van hun vader voor het levensonderhoud gemist.
De vorderingen zijn onderbouwd met onder andere inkomsteninformatie afkomstig uit het dossier en de Behoeftetabel 2017. Voor wat betreft de periode voorafgaand aan de detentie van hun moeder, acht de rechtbank de vorderingen voldoende onderbouwd, billijk en dus toewijsbaar. In die periode werd immers het inkomen van hun vader voor het levensonderhoud gemist. Overeenkomstig de (subsidiaire) vordering zal de rechtbank het gederfd levensonderhoud voor die periode vaststellen 1.315,78 euro per benadeelde.
Naar het oordeel van de rechtbank leveren de vorderingen ten aanzien van de post gederfd levensonderhoud voor het overige een onevenredige belasting van het strafgeding op. Zo zijn er diverse elementen die een juiste beoordeling op dit moment onmogelijk maken: het gevolg van de onderhoudsverplichting door de voogd en de vraag of de dood van hun vader, naast nadeel ook financieel voordeel heeft opgeleverd. Daarom zal de rechtbank de benadeelden niet-ontvankelijk verklaren in de vordering voor wat betreft de post gederfd levensonderhoud voor zover die post het bedrag van 1.315,78 euro overstijgt.
Ad b. Shockschade ( [nabestaande 2] en [nabestaande 1] )
Wat betreft de criteria voor de toekenning van immateriële schade in de vorm van shockschade sluit de rechtbank aan bij de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad. Vergoeding van shockschade kan plaatsvinden als bij de benadeelde partij een hevige emotionele schok wordt teweeggebracht door (i) het waarnemen van het tenlastegelegde, of (ii) door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen ervan. Uit die emotionele schok dient vervolgens geestelijk letsel te zijn voortgevloeid. Dat zal zich met name kunnen voordoen als de benadeelde partij en het slachtoffer een nauwe affectieve relatie hadden en het slachtoffer bij het tenlastegelegde is gedood of verwond. Voor vergoeding van deze schade is dan wel vereist dat het bestaan van geestelijk letsel, waardoor iemand in zijn persoon is aangetast, in rechte kan worden vastgesteld. Dat zal in het algemeen slechts het geval zal zijn als sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. De hoogte van de geleden shockschade dient te worden vastgesteld naar billijkheid met inachtneming van alle omstandigheden van het geval, waaronder de ernst van het aan de verdachte te maken verwijt, de aard van het letsel, de ernst van het letsel (waaronder de duur en de intensiteit), de verwachting ten aanzien van het herstel en de leeftijd van de benadeelde partij. Voorts dient de rechter bij de begroting, indien mogelijk, te letten op de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend.
De benadeelde partijen hebben in de voegingsformulieren en de bijlagen daarbij de vorderingen tot vergoeding van shockschade onderbouwd. Ook zijn de vorderingen ter terechtzitting nader toegelicht.
De rechtbank stelt vast dat bij [nabestaande 2] en [nabestaande 1] een hevige emotionele schok is teweeggebracht omdat zij het nodige hebben meegekregen van de moord op hun vader en hem bij de vlucht uit de woning meer dood dan levend hebben zien liggen. Dat heeft geleid tot geestelijk letsel in de vorm van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld, te weten een posttraumatische stressstoornis (PTSS). [nabestaande 2] heeft veel traumatische ervaringen, heeft suïcidale gedachten en automutileert. [nabestaande 1] heeft last van nachtmerries en herbelevingen, vermijdt het praten over en denken aan herinneringen, heeft negatieve gedachten, kan zichzelf de schuld geven en heeft stress-, angst- en paniekklachten.
Gelet hierop kunnen zij aanspraak maken op vergoeding van immateriële (shock)schade. De rechtbank zal de vorderingen integraal toewijzen. Zij overweegt daarbij nog als volgt. Vast staat dat beide kinderen ook ná het overlijden van hun vader nog zeer veel hebben meegemaakt. Zo zijn zij diverse malen verhuisd, werd hun moeder op een gegeven moment verdacht van betrokkenheid bij de dood van hun vader en in voorlopige hechtenis genomen, werden ze uit elkaar gehaald en zijn ze overgeplaatst van het ene naar het andere pleeggezin. Niet is uitgesloten dat ook een deel van die latere gebeurtenissen bijdragen aan de psychische klachten of dat die omstandigheden het herstel belemmeren. Dat staat evenwel niet in de weg aan de constatering dát er sprake is geweest van een hevige emotionele schok en, nog steeds, van PTSS. Onder de gegeven omstandigheden, waarbij de rechtbank zich ook rekenschap heeft gegeven van uitspraken in soortgelijke zaken, is de rechtbank van oordeel dat de omvang van de immateriële (shock)schade naar redelijkheid en billijkheid vastgesteld kan worden op 20.000,00 euro, zoals gevorderd.
Ad c. Studievertraging ( [nabestaande 1] )
Op grond van de onderbouwing van deze schadepost in (de bijlagen bij) het voegingsformulier en hetgeen ter terechtzitting namens de benadeelde partij naar voren is gebracht acht de rechtbank die schade, alsmede het causaal verband tussen het strafbare feit en die schade, aannemelijk.
Conclusies
Het voorgaande leidt de rechtbank tot de volgende conclusies.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [nabestaande 3] gedeeltelijk toewijzen tot een bedrag van 1.315,78 euro bestaande uit materiële schade (gederfd levensonderhoud). De rechtbank zal de benadeelde partij [nabestaande 3] niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering daarom slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [nabestaande 2] gedeeltelijk toewijzen tot een bedrag van 21.315,78 euro, bestaande uit 1.315,78 euro materiële schade (gederfd levensonderhoud) en 20.000,00 euro immateriële (shock)schade. De rechtbank zal de benadeelde partij [nabestaande 2] niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering daarom slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [nabestaande 1] gedeeltelijk toewijzen tot een bedrag van 35.790,78 euro, bestaande uit 15.790,78 euro materiële schade (14.475,00 euro studievertraging en 1.315,78 euro gederfd levensonderhoud) en 20.000,00 euro immateriële (shock)schade. De rechtbank zal de benadeelde partij [nabestaande 1] niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering daarom slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De verdachte is naar burgerlijk recht samen met de mededader(s) (hoofdelijk) aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 47 en 289 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor het
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij [nabestaande 3]
- wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen
1.315,78 euro(bestaande uit materiële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 31 mei 2017 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door een of meer mededader(s) is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [nabestaande 3] voor het overige niet ontvankelijk is en dat de benadeelde de vordering voor dit deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
- legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [nabestaande 3] van 1.315,78 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 31 mei 2017 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van
5 dagen.De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
- bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door een of meer mededader(s) is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
Benadeelde partij [nabestaande 2]
- wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen
21.315,78 euro(bestaande uit 1.315,78 euro materiële schade en 20.000,00 euro immateriële shockschade), te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 31 mei 2017 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door een of meer mededader(s) is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [nabestaande 2] voor het overige niet ontvankelijk is en dat de benadeelde de vordering voor dit deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
- legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [nabestaande 2] van 21.315,78 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 31 mei 2017 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van
30 dagen. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
- bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door een of meer mededader(s) is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
Benadeelde partij [nabestaande 1]
- wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen
35.790,78 euro(bestaande uit 15.790,78 euro materiële schade en 20.000,00 euro immateriële shockschade), te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 31 mei 2017 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door een of meer mededader(s) is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [nabestaande 1] voor het overige niet ontvankelijk is en dat de benadeelde de vordering voor dit deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
- legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [nabestaande 1] van 35.790,78 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 31 mei 2017 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van
30 dagen. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
- bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door een of meer mededader(s) is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.A.G. van Baal, voorzitter, mr. A.K. Kleine en mr. L. Feuth, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J. Dijkhoff en mr. O.A.G. Corten, griffiers, en uitgesproken ter openbare zitting van 18 december 2020.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging – ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 31 mei 2017 in de gemeente Landgraaf tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, te weten opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, [slachtoffer] heeft doodgestoken en/of doodgeslagen (al dan niet met één of meerdere voorwerpen);
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 31 mei 2017 in de gemeente Landgraaf tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade, te weten opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg,
zwaar lichamelijk letsel (te weten één of meer steekverwondingen in het (boven)lichaam en/of ernstig hoofdletsel, deels met schedelbreuken) heeft toegebracht door meermalen, althans eenmaal met één of meer mes(sen) in het bovenlichaam van die [slachtoffer] te steken en/of door meermalen, althans eenmaal (al dan niet met één of meerdere voorwerpen) met kracht op het hoofd van die [slachtoffer] te slaan en/of te stompen en/of te stoten,
terwijl het feit de dood van die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van de politie eenheid Limburg dienst regionale recherche, team grootschalige opsporing, onderzoek LB2R017052 Ara, proces-verbaalnummer 806, gesloten d.d. 17 december 2018, inclusief diverse aanvullende processen-verbaal doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 4231.
2.Proces-verbaal van bevindingen m.b.t. 1ste verhoor verdachte [verdachte] d.d. 4 juli 2018, pg. 330-332, i.c.m. de woordelijke uitwerking van dat verhoor, weergegeven in het proces-verbaal uitgewerkt 1ste verhoor [verdachte] d.d. 12 juli 2020, pg. 333-354.
3.Proces-verbaal bevindingen tweede verhoor verdachte [verdachte] d.d. 4 juli 2018, pg. 355-359, i.c.m. de woordelijke uitwering van dat verhoor, weergegeven in het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 10 juli 2018, pg. 360-377.
4.Proces-verbaal van verhoorverdachte [verdachte] d.d. 16 juli 2018, pg. 378-384.
5.Proces-verbaal van 4e verhoor verdachte [verdachte] d.d. 10 augustus 2018, pg. 390-399.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 10 augustus 2018, pg. 400-416.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 27 september 2018, pg. 430-435.
8.Proces-verbaal bevindingen tweede verhoor [medeverdachte 3] d.d. 10 juli 2018, pg. 699-705, i.c.m. de woordelijke uitwering van dat verhoor, weergegeven in het proces-verbaal van bevindingen uitgewerkt 2e verhoor [medeverdachte 3] d.d. 11 juli 2018, pg. 706-725.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] d.d. 12 juli 2018, p. 726-737.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] d.d. 10 juli 2018, p. 738-751.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] d.d. 26 juli 2018, pg. 752-785.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 28 juni 2018, pg. 2282-2297.
13.Proces-verbaal bevindingen onderzoek mogelijk gebruikte nummers onderling contact [medeverdachte 2] - [verdachte] van verbalisant [verbalisant 1] d.d. 11 juli 2018, pg. 2324-2325.
14.Proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 2] d.d. 4 september 2018, pg. 2326-2328.
15.Proces-verbaal doorzoeking ter inbeslagname d.d. 8 augustus 2018, p. 616.
16.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 mei 2017, pg. 966-967.
17.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , pg. 996-997.
18.Proces-verbaal zaakdossier (relaas) d.d. 17 december 2018, pg. 914.
19.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 mei 2017, pg. 966-967.
20.Een deskundigenverslag van dr. V. Soerdjbalie-Maikoe, NFI-deskundige forensische pathologie, d.d. 9 juli 2017, pg. 3215-3223.
21.Een deskundigenverslag van prof. dr. P.A.M. Hofman, radioloog, verbonden aan het Maastricht UMC+, d.d. 19 september 2017, pg. 3265-3274.
22.Een (aanvullend) deskundigenverslag van prof. dr. P.A.M. Hofman, radioloog, verbonden aan het Maastricht UMC+, d.d. 19 mei 2020, rapportnummer 33/2020, in totaal 7 pagina’s.
23.Een (aanvullend) deskundigenverslag van dr. V. Soerdjbalie-Maikoe, NFI-deskundige forensische pathologie, d.d. 31 juli 2019, zaaknummer 2017.05.31.253, aanvraag 021, in totaal 10 pagina’s.
24.Proces-verbaal d.d. 12 juni 2017, pg. 2695-2698.
25.Proces-verbaal relaterende het 2e sporenonderzoek plaats delict [adres 1] , d.d. 28 juni 2017, pg. 2827-2836.
26.Proces-verbaal van de terechtzitting van 25 mei 2020, 26 mei 2020 en 27 mei 2020, pg. 21-26.
27.Proces-verbaal van bevindingen “uitgewerkt 1e verhoor [verdachte] ” d.d. 12 juli 2018, pg. 333-354.
28.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 10 augustus 2018, pg, 400-413.
29.Proces-verbaal van de terechtzitting d.d. 25 mei 2020, 26 mei 2020 en 27 mei 2020, pg. 11 i.c.m. de als bijlage gehechte schriftelijke verklaring van [medeverdachte 1] .