Overwegingen
1. Vergunninghoudster heeft op 23 april 2019 een aanvraag ingediend tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een glazen wintertuin met schuifdeuren vóór haar restaurant aan de [adres] in [plaats] .
2. Ter plaatse geldt het bestemmingsplan “Binnenstad Roermond” (hierna: het bestemmingsplan). Op de locatie van het bouwplan geldt primair de bestemming ‘Verkeer –Verblijfsgebied’. Tevens gelden ter plaatse de dubbelbestemmingen ‘Waarde - Beschermd stadsgezicht’ en ‘Waarde - Archeologie historische kern’. Deze bestemmingen laten het bouwplan niet toe.
3. Bij het besluit op aanvraag heeft verweerder de gevraagde vergunning (onder voorwaarden) verleend. Concreet ziet de omgevingsvergunning op de activiteiten: het bouwen van een bouwwerk (artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht; hierna: de Wabo), het gebruiken van gronden in strijd met een bestemmingsplan (artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo) en het wijzigen van een rijksmonument (artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wabo).
4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het door eiseres daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het besluit op aanvraag in stand gelaten.
5. Gelet op het verhandelde ter zitting is alleen in geding of verweerder met toepassing van artikel 24.3.1 van de regels van het bestemmingsplan met een omgevingsvergunning kan afwijken van artikel 24.2 van die regels. Ingevolge laatstgenoemde planregel mag namelijk op de voor ‘Waarde - Beschermd stadsgezicht’ aangewezen gronden geen bebouwing worden opgericht en dus geen winterterras worden gebouwd. Met toepassing van artikel 24.3.1 kan het bevoegd gezag van dat verbod afwijken voor het overeenkomstig de basisbestemming bouwen van gebouwen indien aan de onder a en b van dat artikel gestelde voorwaarden wordt voldaan. Eiseres bestrijdt niet dat aan die voorwaarden wordt voldaan, maar betoogt dat niet overeenkomstig de basisbestemming wordt gebouwd. De basisbestemming is namelijk ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ en ingevolge artikel 16.2.1, aanhef en onder a, van de planregels bedraagt de maximale oppervlakte van een gebouw op gronden met die bestemming ten hoogste 15 m². Het winterterras heeft echter een oppervlakte van 40 m². Omdat niet overeenkomstig de basisbestemming wordt gebouwd, kan niet binnenplans worden afgeweken, aldus eiseres. Zij wijst er verder op dat de zogenoemde kruimelgevallenregeling in dit geval (ook) geen soelaas biedt omdat de wintertuin niet in het achtererfgebied ligt. Verweerder kon volgens eiseres dus alleen via artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3˚, van de Wabo een omgevingsvergunning voor de wintertuin verlenen en daartoe dient de uitgebreide voorbereidingsprocedure te worden gevolgd.
6. De rechtbank overweegt als volgt.
7. Ingevolge artikel 1.22 van de planregels wordt onder ‘bouwwerk’ verstaan: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
Ingevolge artikel 1.32 van de planregels wordt onder ‘gebouw’ verstaan: elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
Ingevolge artikel 1.58 van de planregels wordt onder ‘winterterras’ verstaan: een permanent bouwwerk, ter gehele of gedeeltelijke omsluiting en gehele of gedeeltelijke afdekking van een terras, voor de gevel van een pand met een horeca-aanduiding. De overkapping van het winterterras kan bestaan uit een uitvalscherm of vergelijkbare voorziening
Ingevolge artikel 16.1, aanhef en onder h, van de planregels zijn de voor ‘Verkeer – Verblijfsgebied’ aangewezen gronden bestemd voor terrassen ten behoeve van de horecafunctie.
Ingevolge artikel 16.2 van planregels mogen op de als ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ bestemde gronden uitsluitend bouwwerken ten dienste van de onder 16.1 genoemde functies worden gebouwd.
Ingevolge artikel 16.2.1, aanhef en onder a, van de planregels bedraagt de maximale oppervlakte van een gebouw ten hoogste 15 m².
Ingevolge artikel 16.3.2 van de planregels kan het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 16.2, voor het realiseren van een winterterras op de Markt, het Stationsplein, het Munsterplein, aan de Roerkade of aan de Roersingel, mits:
a. het winterterras voldoet aan de dubbelbestemming ‘Waarde - Beschermd stadsgezicht’;
b. het winterterras een hoogwaardige architectonische vormgeving en een maximale transparantie heeft, waarbij het aangezicht van de achtergelegen panden in belangrijk mate onaangetast blijft;
c. voor zover het winterterras grenzend aan een plein wordt gerealiseerd: de relatie met het plein en de functie van het plein behouden blijft;
d. de hoogte, diepte en dakhelling op elkaar en de omgeving worden afgestemd, waarbij het dakvlak van het winterterras het hoogste punt moet hebben aan de gevel van het achtergelegen pand;
e. voldoende ruimte overblijft voor loop- en/of bevoorradingsstroken;
f. hemelwater op deugdelijke wijze wordt afgevoerd;
g. kabels en leidingen te allen tijde bereikbaar blijven.
Het bevoegd gezag kan bij verlening van de omgevingsvergunning aanvullende voorwaarden stellen ten aanzien van de hierboven bedoelde bouwwerken, teneinde een ruimtelijk verantwoorde inpassing van deze bouwwerken te waarborgen.
Ingevolge artikel 24.1 van de planregels zijn de voor ‘Waarde - Beschermd stadsgezicht’ aangewezen gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van het (beschermd) stadsgezicht en daarmee voor het behoud en/of herstel van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden. Waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. Deze bepalingen van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
Ingevolge artikel 24.2 van de planregels mag op de voor ‘Waarde - Beschermd stadsgezicht’ aangewezen gronden geen bebouwing worden opgericht.
Ingevolge artikel 24.3.1 van de planregels kan het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 24.2 voor het overeenkomstig de basisbestemming bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien door het bouwplan:
a. de cultuurhistorische waarden van het beschermd stadsgezicht niet onevenredig worden aangetast door wezenlijke veranderingen in het stedenbouwkundig beeld, bepaald door situering, massa, kapvorm, hoogtematen, gevel- en raamindeling en gevelafwerking met kleur- en materiaalgebruik, zulks met inbegrip van waardevolle details;
b. de mogelijkheden voor het herstel van de cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden verkleind of kunnen worden verkleind.
Ingevolge artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 1˚, van de Wabo kan de omgevingsvergunning, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en, indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan, met toepassing van de in het bestemmingsplan opgenomen regels inzake afwijking.
8. Naar het oordeel van de rechtbank kan eiseres niet worden gevolgd in haar standpunt dat verweerder niet bevoegd was met toepassing van artikel 24.3.1 van de planregels af te wijken voor het realiseren van een wintertuin. De wintertuin past namelijk in de basisbestemming ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ omdat deze gronden ingevolge artikel 16.1, aanhef en onder h, van het bestemmingsplan bestemd zijn voor terrassen ten behoeve van een horecafunctie. Tussen partijen is niet in geschil dat het bouwplan ziet op het realiseren van een winterterras als bedoeld in artikel 1.58 van de planregels. Eiseres wijst er in dit verband terecht op dat niet aan de bouwregel in artikel 16.2.1, aanhef en onder a, van de planregels wordt voldaan omdat de maximale oppervlakte van een gebouw (in casu het winterterras) ten hoogste 15 m² mag bedragen. Zij gaat er echter aan voorbij dat verweerder met toepassing van artikel 16.3.2 van het bepaalde in artikel 16.2 voor het realiseren van een winterterras op – onder meer – de Markt kan afwijken. Daarbij kan dus zowel van het bouwen ten dienste van andere functies als van het maximaal toegestane bouwoppervlak worden afgeweken. Van die mogelijkheid heeft verweerder bij het verlenen van de omgevingsvergunning gebruik gemaakt. Dat niet aan de daarvoor in artikel 16.3.2 onder a tot en met g, van de planregels gestelde voorwaarden wordt voldaan of dat verweerder daarvan in redelijkheid geen gebruik heeft kunnen maken, wordt door eiseres niet bestreden. Integendeel: zij heeft ter zitting verklaard dat het winterterras mooi is uitgevoerd, transparant is en aan de daaraan te stellen voorwaarden ter bescherming van de cultuurhistorische waarden voldoet.
9. Aangezien de rechtbank van oordeel is dat aan de in artikel 16.3.2 en artikel 24.3.1 gestelde voorwaarden om binnenplans te kunnen afwijken van het geldend bouwverbod en het maximaal te bebouwen oppervlak wordt voldaan, slaagt het beroep niet. De door eiseres ter zitting geuite vrees dat hierna via de reguliere voorbereidingsprocedure meer winterterrassen zullen worden vergund waardoor de cultuurhistorische waarden ter plaatse kunnen worden aangetast, kan aan het vorenstaande niet afdoen. Indien er in de toekomst meer aanvragen voor een winterterras op de Markt worden gedaan, dan zal verweerder steeds moeten beoordelen of – gelet op het in voormelde artikelen gegeven toetsingskader – daaraan medewerking kan worden verleend.
10. Op grond van voorgaande overwegingen is de rechtbank van oordeel dat het beroep ongegrond is. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.