ECLI:NL:RBLIM:2020:9878

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 december 2020
Publicatiedatum
14 december 2020
Zaaknummer
C/03/271889 / HA ZA 19-619
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming deskundige in civiele procedure inzake vochtproblematiek

In deze civiele procedure, aangespannen door eiser tegen Martens Bouwservice B.V., heeft de rechtbank Limburg op 9 december 2020 een vonnis gewezen waarin een deskundige wordt benoemd om de vochtproblematiek in de woning van eiser te onderzoeken. Eiser, vertegenwoordigd door mr. S. Dassen, heeft gesteld dat er sprake is van vochtproblemen die herstel vereisen. Martens, vertegenwoordigd door mr. D.G. Rosenquist-Mulders, betwist de noodzaak van een deskundigenonderzoek en stelt dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 26 augustus 2020 al overwogen dat een deskundige benoemd zou moeten worden. Beide partijen hebben de heer ing. F. Feron van Eff Eff Bouwpathologie voorgesteld als deskundige. De rechtbank heeft deze benoeming bevestigd en de deskundige opdracht gegeven om de oorzaak van de vochtproblematiek te onderzoeken, de kosten van herstel te specificeren en te beoordelen of de schade door tijdsverloop is verergerd. De rechtbank heeft ook de kosten van het deskundigenonderzoek vastgesteld op € 1.360,00, inclusief btw, en bepaald dat Martens dit voorschot moet betalen. De rechtbank benadrukt dat partijen verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek en dat de deskundige binnen drie maanden na betaling van het voorschot een rapport moet indienen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en verdere beslissingen zijn aangehouden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/271889 / HA ZA 19-619
Vonnis van 9 december 2020
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat: mr. S. Dassen te Maastricht-Airport,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MARTENS BOUWSERVICE B.V.,
gevestigd te Geleen, gemeente Sittard-Geleen,
gedaagde,
advocaat: mr. D.G. Rosenquist-Mulders te Rotterdam.
Partijen zullen hierna “ [eiser] ” en “Martens” genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 26 augustus 2020,
  • de akte uitlating benoeming getuige(n) van [eiser] van 7 oktober 2020,
  • de akte uitlating deskundigenbericht van Martens van 7 oktober 2020.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij tussenvonnis van 26 augustus 2020 is overwogen dat de rechtbank voornemens is een deskundige te benoemen. Tevens zijn partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over het aantal en het specialisme van de te benoemen deskundige(n) en over de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen. Vervolgens is de zaak verwezen naar de rol voor het nemen van een akte uitlaten over het aangekondigde deskundigenbericht aan de zijde van beide partijen.
Inschakelen deskundige en de te benoemen deskundige
2.2.
[eiser] heeft bij akte van 7 oktober 2020 primair naar voren gebracht dat een deskundigenbericht volgens hem niet noodzakelijk is, omdat hij voldoende bewijs heeft geleverd van de oorzaak en de omvang van de schade, de wijze van herstel en de daarmee gepaard gaande kosten. [eiser] verwijst hiervoor naar het rapport van [naam 1] , aangevuld met de bevindingen van BEDI. Voor zover de rechtbank van oordeel is dat de benoeming van een deskundige noodzakelijk is, heeft [eiser] aangegeven de voorkeur te geven aan één deskundige die voldoende specifieke kennis bezit over vochtproblematiek en constructieve kennis in huis heeft. [eiser] hecht er waarde aan op te merken dat een in te schakelen deskundige ook aandacht dient te besteden aan het doorslaand vocht aan de achterzijde van de woning en de invloed hiervan op het geheel van de geconstateerde vochtproblematiek. [eiser] geeft daarbij de voorkeur aan het benoemen van de heer ing. F. Feron van Eff Eff Bouwpathologie. [eiser] kan ook instemmen met de benoeming van de heer ing. [naam 2] van Nieman Groep B.V. [eiser] heeft bezwaar tegen de benoeming van de heer [naam 3] van [naam vof] VOF vanwege vrees voor vooringenomenheid en het ontbreken van de vereiste deskundigheid.
2.3.
Martens heeft bij akte naar voren gebracht dat het inschakelen van een deskundige volgens hem niet noodzakelijk is waar het gaat om de vochtdoorslag aan de achterzijde van de woning, nu partijen het op dit punt eens zijn over de herstelkosten. Voor de andere punten, die [eiser] aan zijn vordering ten grondslag heeft gelegd, is het laten uitvoeren van een deskundigenonderzoek ook niet aangewezen. [eiser] heeft immers geen, althans onvoldoende, bewijs aangedragen van zijn stellingen, zodat nader onderzoek op die punten achterwege kan blijven. Indien de rechtbank zou besluiten een deskundige in te schakelen, dient de deskundige gespecialiseerd te zijn in bouwfysica en dan met name in het onderwerp vochtproblematiek. Martens acht het niet noodzakelijk dat de te benoemen deskundige regionaal actief is, nu ook bouwkundigen, die niet afkomstig zijn uit Limburg, in het algemeen bekend zijn met de diverse steensoorten die in het land gebuikt worden in de bouw, evenals met de diverse grondsamenstellingen. Martens geeft de voorkeur aan het benoemen van de heer ing. F. Feron van Eff Eff Bouwpathologie. Martens kan ook instemmen met de benoeming van de heer ing. [naam 2] van Nieman Groep B.V. De kosten van het deskundigenbericht dienen volgens Martens uiteindelijk voor rekening van [eiser] te komen.
2.4.
De rechtbank acht het, nu partijen verdeeld zijn over de oorzaak en omvang van de vochtproblematiek, gelet op de stellingen van partijen, nodig een deskundigenbericht in te winnen. Naar het oordeel van de rechtbank kan met de benoeming van één deskundige worden volstaan. Partijen hebben beiden voorgesteld om de heer ing. F. Feron van Eff Eff Bouwpathologie als deskundige te benoemen.
2.5.
Gelet op de standpunten over en weer heeft de rechtbank contact opgenomen met genoemde heer ing. F. Feron en hem onder meer gevraagd of hij zich in staat achtte de bedoelde vragen te beantwoorden, die daarop heeft aangegeven in de onderhavige zaak bereid te zijn een eventuele benoeming te aanvaarden en hiertoe ook vrij te staan. De rechtbank zal de heer ing. F. Feron tot deskundige benoemen.
De vraagstelling
2.6.
Ten aanzien van de voorgestelde vraag 3 heeft [eiser] opgemerkt dat als er meerdere oplossingen voor het verhelpen van de vochtproblematiek mogelijk zijn, de deskundige dient aan te geven wat een duurzame optie is en wat de beste oplossing is qua prijs-kwaliteitverhouding. Ten aanzien van vraag 4 verzoekt [eiser] te verduidelijken hoe de mogelijke oplossingen zich tot elkaar verhouden. Met betrekking tot vraag 5 verzoekt [eiser] dat de deskundige zich uitlaat over de vraag of kan worden volstaan met uitsluitend het plaatsen van een vochtscherm of dat andere maatregelen noodzakelijk zijn om de woning terug te brengen in de staat waarin deze aan [eiser] werd verkocht (zijnde: een woning in uitstekende staat). Ten aanzien van vraag 6 merkt [eiser] op dat een jong gezin, bestaande uit vijf personen en met studerende kinderen, slechts in een woning kan wonen indien er gebruik kan worden gemaakt van de badkamer, de slaapkamers en keuken en er sprake is van een rustige omgeving waarin de schoolgaande kinderen les kunnen volgen en kunnen studeren. Nu volgens het rapport van [naam 1] de keuken en de trap naar de eerste verdieping verwijderd moeten worden, acht [eiser] het van belang dat de deskundige aangeeft hoe ingrijpend de werkzaamheden zijn en of het gezin gebruik kan blijven maken van de woning gedurende die werkzaamheden.
2.7.
Martens kan zich grotendeels vinden in de vragen zoals door de rechtbank voorgesteld. Ten aanzien van vraag 6 dient volgens haar specifiek gevraagd te worden hoeveel tijd de herstelwerkzaamheden in beslag gaan nemen en voor welk deel van die tijd [eiser] en zijn gezin niet in de woning zullen kunnen verblijven. Voorts acht Martens het van belang dat het tijdsverloop door de deskundige wordt meegenomen, in die zin dat het inmiddels drie jaar geleden is dat de woning van [eiser] door Martens is bezocht. Martens acht het dan ook van belang dat de te benoemen deskundige wordt gevraagd zich uit te laten over de vraag of de (gevolg)schade door het tijdsverloop is verergerd.
2.8.
De rechtbank overweegt omtrent de aan de deskundige voor te leggen vragen als volgt.
2.9.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de door haar geformuleerde derde vraag te wijzigen op de wijze zoals [eiser] heeft voorgesteld. Aan de deskundige zal de vraag worden voorgelegd op welke wijze de oorzaak van de vochtproblematiek kan worden weggenomen. Reeds daaruit volgt dat het om een duurzame oplossing zal moeten gaan. Bij de beantwoording van vraag 7 zal de deskundige in moeten gaan op de kosten van het herstel van de gevolgen van de vochtproblematiek. De rechtbank zal derhalve de formulering van vraag 3 ten opzichte van het tussenvonnis van 26 augustus 2020 ongewijzigd laten.
2.10.
De rechtbank ziet wel aanleiding om aan vraag 4 de door [eiser] voorgestelde vragen toe te voegen, nu deze een beter inzicht verschaffen hoe de mogelijke oplossingen zich tot elkaar verhouden. De rechtbank zal derhalve de volgende twee vragen aan vraag 4 toevoegen:
-Zijn beide oplossingen volwaardige equivalenten?
-Zo nee, waarom heeft de ene oplossing de voorkeur boven de andere?
2.11.
De rechtbank ziet ook aanleiding aan vraag 5 toe te voegen de vraag zoals door [eiser] voorgesteld, te weten:
-Kan volstaan worden met het uitsluitend aanwenden van deze maatregel?
De door [eiser] voorgestelde tweede vraag in dit verband zal niet aan de deskundige worden voorgelegd, omdat zij onvoldoende zelfstandige betekenis heeft, gelet op de vraagstelling onder 3, 4 en 5.
2.12.
Ten aanzien van vraag 6 heeft [eiser] een aanvulling voorgesteld, zoals hiervoor onder rechtsoverweging 2.5. weergegeven. Martens heeft verzocht de door [eiser] voorgestelde vraag nog verder uit te breiden, in die zin dat ook specifiek aan de deskundige dient te worden gevraagd hoeveel tijd de herstelwerkzaamheden in beslag nemen en voor welk deel van die tijd [eiser] en zijn gezin niet in de woning zouden
kunnen verblijven. De rechtbank ziet hierin aanleiding de volgende vragen aan vraag 6 toe te voegen:
-Met andere woorden: kan [eiser] en zijn gezin tijdens de werkzaamheden gebruik blijven maken van de woning als een normale woning, met inbegrip van de nodige slaapkamers en een badkamer?
-Is er overlast te verwachten door de uitvoering van de werkzaamheden, en zo ja, in welke vormen, in welke mate en over welke periode?
-Kunt u daarbij tevens aangeven hoeveel tijd de herstelwerkzaamheden in beslag zullen nemen en voor welk deel van die tijd het noodzakelijk is dat [eiser] en zijn gezin elders verblijven?
2.13.
Het verzoek van Martens om de deskundige te bevragen over de gevolgen van het tijdsverloop in relatie tot zijn bevindingen, acht de rechtbank ook van belang. De rechtbank ziet hierin aanleiding de volgende vragen als vraag 9 toe te voegen:
-Is het tijdsverloop sinds het onderzoek van Martens in de woning van invloed op uw bevindingen en zo ja, in welke mate?
-Is de schade aan de woning verergerd door het tijdsverloop?
2.14.
De rechtbank bepaalt, met inachtneming van het voorgaande, dat de vraagstelling komt te luiden als weergegeven onder de beslissing.
Deskundigenbericht
2.15.
De rechtbank zal de onder de beslissing vermelde deskundige benoemen. De hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige zal de rechtbank, overeenkomstig de begroting gemaakt door de te benoemen deskundige, vaststellen op een bedrag van € 1.360,00 inclusief omzetbelasting. In het tussenvonnis van 26 augustus 2020 is al aangekondigd dat Martens het voorschot op de kosten van de deskundige moet depneren. De rechtbank zal thans dienovereenkomstig beslissen.
2.16.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.17.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
benoemt tot deskundige:
de heer ing. F. Feron,
Eff Eff Bouwpatholgie,
Struik 16-18
6333 BP Schimmert,
telefoon: 045 – 404 27 33,
emailadres:
info@effeffbouwpathologie.nl,
3.2.
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:
Kunt u een gedetailleerde beschrijving geven van het vochtprobleem in de woning van [eiser] ? Op welke wijze manifesteert dit probleem zich in die woning?
Wat is de oorzaak van de vochtproblematiek in de woning van [eiser] ?
Kunt u aangeven op welke wijze de vochtproblematiek kan worden hersteld? U dient daarbij een onderscheid te maken tussen het wegnemen van de oorzaak van de vochtproblematiek en het herstellen van de gevolgen daarvan.
In de rapportage van [naam 1] is vastgesteld dat het, teneinde de vochtproblematiek geheel weg te nemen, nodig is om ook een Ecodry-systeem of een vochtscherm van kunsthars aan te brengen. Voorts dient er een afdichting op de achtergevel te worden aangebracht om het doorslaand vocht tegen te gaan. Dit kan volgens [naam 1] door een afdichting tegen de betreffende gevel aan te brengen dan wel een afdichting aan de buitenzijde aan te brengen (pagina 17 van de rapportage van [naam 1] ). Wat is uw mening hieromtrent? Zijn beide oplossingen volwaardige equivalenten? Zo nee, waarom heeft de ene oplossing de voorkeur boven de andere?
Wat is uw mening omtrent de door EMN geopperde maatregelen om verdere vochthinder te voorkomen, te weten het aanbrengen van een vochtscherm tegen de achtergevel en de keerwand (pagina 5 van de rapportage van ENM)? Kan volstaan worden met het uitsluitend aanwenden van deze maatregel?
Is het noodzakelijk, gelet op de door u voorgestelde wijze van uitvoering van de herstelwerkzaamheden, dat [eiser] en zijn gezin, waaronder drie studerende kinderen, gedurende de uitvoering van de werkzaamheden tijdelijk op een alternatieve locatie zullen verblijven of kunnen zij in die periode in de woning blijven wonen? Met andere woorden: kan [eiser] met zijn gezin tijdens de werkzaamheden gebruik blijven maken van de woning als een normale woning, met inbegrip van de nodige slaapkamers en een badkamer? Is er overlast te verwachten door de uitvoering van de werkzaamheden, en zo ja, in welke vormen, in welke mate en over welke periode? Kunt u daarbij tevens aangeven hoeveel tijd de herstelwerkzaamheden in beslag zullen nemen en voor welk deel van die tijd het noodzakelijk is dat [eiser] en zijn gezin elders verblijven?
7. Kunt u gespecificeerd opgave doen van de kosten, die gemoeid zijn met het herstel van de door u geconstateerde gebreken? Kunt u daarbij een onderscheid maken tussen de kosten van materialen en arbeid?
8. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechtbank volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
9. Is het tijdsverloop sinds het onderzoek van Martens in de woning van invloed op uw bevindingen en zo ja, in welke mate? Is de schade aan de woning verergerd door tijdsverloop?
10. Heeft u naar aanleiding van uw bevindingen nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor het verdere verloop van deze zaak?
het voorschot
3.3.
stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vast op het door de deskundige begrote bedrag van € 1.360,00 inclusief omzetbelasting;
3.4.
bepaalt dat Martens het voorschot dient over te maken
binnen twee wekenna de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
3.5.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
het onderzoek
3.6.
bepaalt dat [eiser] zijn procesdossier in afschrift aan de deskundige dient te doen toekomen,
3.7.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
3.8.
wijst de deskundige er op dat:
  • de deskundige voor aanvang van het onderzoek dient kennis te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op
  • de deskundige het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot dient aan te vangen,
  • de deskundige het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact dient op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
  • de deskundige partijen bij een onderzoek van een object ter plaatse gelegenheid dient te bieden dit onderzoek bij te wonen; indien slechts één partij, althans niet alle partijen, bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig is of zijn, de deskundige dit onderzoek niet mag uitvoeren, tenzij alle partijen zijn uitgenodigd om bij dat onderzoek aanwezig te zijn, en dat uit het rapport moet blijken dat hieraan is voldaan,
  • indien partijen bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig zijn geweest, uit het rapport moet blijken welke opmerkingen zij hebben gemaakt en welke verzoeken zij hebben gedaan, en hoe de deskundige hierop heeft gereageerd,
3.9.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien deze daarom verzoekt, de deskundige toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek,
het schriftelijk rapport
3.10.
draagt de deskundige op om uiterlijk drie maanden na het schriftelijk bericht van de griffier omtrent de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,
3.11.
wijst de deskundige er op dat:
  • uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
  • de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, opdat partijen de gelegenheid krijgen binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,
3.12.
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren,
overige bepalingen
3.13.
draagt de griffier op de zaak op de rol te plaatsen:
- indien het voorschot niet binnen de daarvoor bepaalde (eventueel verlengde) termijn is ontvangen: voor akte uitlating voortprocederen aan beide zijden op een termijn van twee weken of
- na ontvangst ter griffie van het deskundigenbericht: voor conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van [eiser] op een termijn van vier weken en Martens voor antwoordconclusie na deskundigenbericht op een termijn van vier weken daarna,
3.14.
verklaart de beslissing over het voorschot uitvoerbaar bij voorraad,
3.15.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.E.J. Noelmans en in het openbaar uitgesproken op 9 december 2020. [1]

Voetnoten

1.type: AP