ECLI:NL:RBLIM:2020:9868

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 december 2020
Publicatiedatum
14 december 2020
Zaaknummer
03.155784.19
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor autodiefstal, oplichting en vernieling met gevangenisstraf gelijk aan voorarrest

Op 14 december 2020 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van autodiefstal, oplichting en vernieling. De verdachte, geboren te [geboortegegevens] en thans gedetineerd, werd bijgestaan door advocaat mr. A.G. van den Biezenbos. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 7 december 2020, waarbij zowel de verdachte als zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie heeft gevorderd dat de tenlastelegging bewezen zou worden verklaard. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan meerdere feiten, waaronder het vernielen van een lamp en een rozenstruik, het oplichten van verschillende benadeelden en autodiefstal door middel van een valse sleutel. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangevers en getuigen als voldoende overtuigend beoordeeld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting in meerdere gevallen, waarbij hij zich voordeed als verhuurder en geldbedragen ontving zonder de beloofde goederen te leveren. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan vernieling van eigendommen van een buurman en autodiefstal. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 186 dagen, gelijk aan de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht, en heeft rekening gehouden met zijn eerdere veroordelingen en het reclasseringsadvies. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk werd gesteld voor de schade die hij had veroorzaakt.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummers : 03.155784.19, 03.255503.18 (ter terechtzitting gevoegd)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 14 december 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] ,
thans gedetineerd in [adresgegevens pi] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. A.G. van den Biezenbos, advocaat kantoorhoudende te Eindhoven.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 07 december 2020. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
parketnummer 03.155784.19
feit 1:in de periode van 20 april 2019 tot en met 21 april 2019 glas van een lamp en een rozenstruik heeft vernield;
feit 2:in de periode van 02 mei 2019 tot en met 02 juni 2019 [benadeelde 1] , [benadeelde 2] ,
[benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] heeft opgelicht;
feit 3:in de periode van 25 oktober 2018 tot en met 26 november 2018 [benadeelde 5] heeft opgelicht;
parketnummer 03.255503.18
in de periode van 06 december 2018 tot en met 07 december 2018 een auto heeft gestolen
door middel van een valse sleutel.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte ten aanzien van feit 1 (03.155784.19) dient te worden vrijgesproken. De verdachte ontkent het feit en geeft aan dat aangever [benadeelde 6] en getuige [naam] samenspannen en hem onterecht beschuldigen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Parketnummer 03.155784.19 [1]
Feit 1
[benadeelde 6] [2] , wonende op het adres [adresgegevens] , verklaarde op 25 april 2019 als volgt:
Ik wens aangifte te doen tegen de mij bekende [verdachte] van vernieling aan mijn
eigendommen. [verdachte] is mijn buurman. Op 20 april 2019, omstreeks 22.40 uur, zag ik dat [verdachte] en zijn vriend [medeverdachte] over mijn schutting klommen en in mijn tuin stonden.
Ik zag dat [verdachte] en [medeverdachte] de rozenstruik uit de grond trokken. Ik zag dat zij terug over mijn schutting klommen terug naar de tuin van [verdachte] . Omstreeks 24.00 uur zag ik dat [verdachte] en [medeverdachte] een tuinstoel uit de tuin van [verdachte] pakten en over mijn schutting heen gooiden. Ik zag dat één stoel tegen een lamp aan kwam die aan de schutting hangt. Ik hoorde glasgerinkel. Op 21 april 2019 omstreeks 10.00 uur ben ik naar buiten gelopen. Ik zag dat de lamp die aan de muur hing vernield was. Ik zag dat het glas aan de linker zijde van de lamp vernield was. Ik zag dat het glas van de lamp op de grond lag. Ik zag dat de rozenstruik volledig vernield was.
[getuige] [3] , wonende op het adres [adresgegevens] , verklaarde op 25 april 2019 als volgt:
Op zaterdag 20 april 2019, rond 23.00 uur, zag ik [verdachte] en [medeverdachte] over de schutting klimmen vanuit de tuin van de buren van nummer [nummer] naar de tuin van [verdachte] . [verdachte] woont op nummer [nummer] . Een aantal minuten later hoorde ik twee harde klappen. Ik ging weer kijken. Ik zag twee tuinstoelen in de tuin bij [nummer] liggen die niet van hen waren. Ik zag De
[medeverdachte] ergens op staan in de tuin van [verdachte] en kijken over de schutting.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van aangever [benadeelde 6] en getuige [naam] voldoende overtuigend zijn, te meer nu zij niet letterlijk op elkaar aansluiten en de rechtbank geen enkele reden heeft om aan te nemen dat zij een valse verklaring hebben afgelegd.
Feit 2
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting;
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2] d.d. 05 juni 2019; [4]
- het proces-verbaal van aangifte namens [benadeelde 3] en [benadeelde 4] d.d. 31 mei 2019; [5]
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 juli 2019; [6]
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] d.d. 05 juni 2019. [7]
Feit 3
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting;
- het proces-verbaal van aangifte d.d. 19 maart 2019. [8]
Parketnummer 03.255503.18 [9]
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting;
- het proces-verbaal van aangifte d.d. 07 december 2018. [10]
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
parketnummer 03.155784.19
1.
in de periode van 20 april 2019 tot en met 21 april 2019 te Velden, opzettelijk en wederrechtelijk het glas van een lamp en een rozenstruik, die geheel aan [benadeelde 6] toebehoorden, heeft vernield;
2.
in de periode van 2 mei 2019 tot en met 2 juni 2019 in de gemeente Venlo, meermalen
telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, hierna te noemen aangevers/gedupeerden te weten:
- [benadeelde 1] 2980,- euro en
- [benadeelde 2] 2900,- euro en
- [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] 1500,-
heeft bewogen tot de afgifte van bovengenoemde geldbedragen, hebbende verdachte telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven- valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- gebruik gemaakt van valse naam te weten [naam] of [naam] en
- een sleutel aan de huurders heeft overhandigd die niet bij de door hem, verdachte, te verhuren woning hoorde en
- de huurders een valse huurovereenkomst laten ondertekenen
waardoor bovengenoemde aangevers telkens werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
3.
in de periode van 25 oktober 2018 tot en met 26 november 2018 in Nederland, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid, hierna te noemen aangever/gedupeerde, te weten:
- [benadeelde 5] 130,- euro (modeltrein)
heeft bewogen tot de afgifte van bovengenoemd geldbedrag, hebbende verdachte toen aldaar met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- zich voorgedaan als aanbieder en verkoper van bovengenoemde modeltrein op de internetsite Marktplaats.nl en
- gebruik gemaakt van een valse naam, te weten [naam] en
- zich voorgedaan als bonafide verkoper en
- de indruk gewekt dat hij bovengenoemde modeltrein in het bezit had
terwijl hij, verdachte niet in het bezit was van voornoemde modeltrein, waardoor bovengenoemde aangever werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
parketnummer 03.255503.18
in de periode van 6 december 2018 tot en met 7 december 2018 in de gemeente Venlo, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (kenteken [nummer] ), toebehorende aan [benadeelde 7] , waarbij verdachte die weg te nemen personenauto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, bestaande deze valse sleutel uit een bij deze personenauto behorende sleutel, tot welk gebruik hij, verdachte, niet gerechtigd was.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
parketnummer 03.155784.19
1:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd;
2:
oplichting, meermalen gepleegd;
3:
oplichting;
parketnummer 03.255503.18
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 186 dagen, met aftrek van voorarrest. Daarbij heeft de officier van justitie rekening gehouden met het reclasseringsadvies, het tijdsverloop in deze zaak en met artikel
63 Wetboek van Strafrecht dat van toepassing is.
De verdachte heeft in het verleden meerdere kansen gehad. Er werden meerdere reclasseringstoezichten opgelegd, maar de inzet van de verdachte was daarvoor onvoldoende. Ook behandelingen kwamen door de houding van de verdachte niet van de grond. In het laatste reclasseringsadvies van 03 december 2020 wordt dan ook geadviseerd tot een straf zonder bijzondere voorwaarden. De verdachte wordt nu nog één laatste kans geboden door een eis gelijk aan het voorarrest om zo de uitstroom uit detentie via het Penitentiair Programma mogelijk te maken, maar het ligt voor de hand dat het Openbaar Ministerie bij een volgende veroordeling een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) gaat vorderen. Dit geldt als een fikse waarschuwing.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat een straf gelijk aan het voorarrest passend is, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, het tijdsverloop en artikel 63 Wetboek van Strafrecht. Eventueel zou aan deze straf nog een voorwaardelijk deel gekoppeld kunnen worden. De verdachte is gemotiveerd om mee te werken aan het Penitentiair Programma en aan de voorwaarden die gesteld zijn aan het traject na detentie in het kader van het detentie- en re-integratieplan d.d. 16 juli 2020. Tevens realiseert hij zich dat dit zijn laatste kans is en dat bij een volgende keer een ISD-maatregel aan de orde kan zijn.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een viertal oplichtingen. In drie gevallen heeft hij gedaan alsof hij zijn woning wilde verhuren en daarvoor heeft hij van de aangevers geldbedragen voor borg en aanbetalingen ontvangen. Verder heeft hij iemand via Marktplaats.nl opgelicht door een modeltrein aan te bieden en deze na betaling niet te leveren. De verdachte is bij deze oplichtingen op een geraffineerde en berekenende wijze te werk gegaan. Hij heeft zich uitsluitend laten leiden door persoonlijk financieel gewin en heeft zich niet bekommerd om de gevolgen voor de betrokken personen. Daarbij schaden oplichtingspraktijken via Marktplaats.nl en dergelijke het vertrouwen in eerlijke handel en
verstoren deze de werking van dergelijke toegankelijke en populaire handelsforums.
Verder heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan vernieling. Dit betreft een zeer ergerlijk misdrijf, welk schade toebrengt aan de gedupeerde en vooral veel hinder veroorzaakt.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan autodiefstal. Nadat de door de verdachte verzochte toestemming uitbleef heeft hij uit aangevers woning een autosleutel meegenomen en vervolgens met die sleutel aangevers auto weggenomen. Dit is een hinderlijk feit dat niet alleen materiële schade veroorzaakt, maar ook ongemak en hinder bij het slachtoffer. De verdachte heeft met zijn handelen ook geen enkel respect getoond voor de zeggenschap van de eigenaar van de auto en uitsluitend oog gehad voor zijn eigen gewin.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op zijn strafblad van 04 november 2020, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder soortgelijke. Zo is de verdachte in het verleden onder andere veroordeeld voor (auto)diefstal, verduistering en vernieling. Deze veroordelingen hebben hem blijkbaar niet ervan weerhouden opnieuw (soortgelijke) feiten te plegen. Verder blijkt dat hij na de thans bewezenverklaarde feiten wederom met politie of justitie in aanraking is gekomen. Gelet op de justitiële documentatie van de verdachte is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het reclasseringsadvies van 03 december 2020. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. Uit het advies volgt verder dat er meerdere keren aan de verdachte een reclasseringstoezicht is opgelegd, maar dat deze telkens door het gebrek aan inzet van de verdachte zonder resultaat zijn gebleven. Ambulante en klinische behandelingen kwamen niet van de grond door zijn houding, waardoor problematiek onbehandeld bleef en de verdachte bij herhaling recidiveerde. De laatste behandeling bij Vincent van Gogh werd in december 2019 negatief voortijdig beëindigd. Daaropvolgend recidiveerde de verdachte en werd hij veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden die hij momenteel uitzit in PI Vught. De einddatum van deze detentie is 09 februari 2021. De verdachte hoopt middels een Penitentiair Programma uit te stromen uit detentie met de voorwaarden zoals opgesteld in het detentie- en re-integratieplan d.d. 16 juli 2020. Dit plan is inmiddels goedgekeurd en zou
8 tot 9 weken voor de einddatum van de detentie kunnen starten. Echter, in afwachting van de uitspraak in deze rechtszaak is de start van het Penitentiair Programma opgeschort. Binnen de PI houdt de verdachte zich aan alle afspraken, zoals van hem verwacht wordt; zijn urinecontroles zijn schoon, hij volgt een cognitieve vaardigheidstraining, hij heeft onder andere zijn heftruckdiploma behaald, hij toont motivatie voor behandeling (in een ambulant kader) en zegt zich te willen conformeren aan alle voorwaarden zoals opgesteld in zijn detentie- en re-integratieplan.
De verdachte heeft ter terechtzitting herhaald dat hij gemotiveerd is om aan het Penitentiair Programma deel te nemen en dat hij zich zal houden aan de gestelde voorwaarden. Ook realiseert hij zich dat een ISD-maatregel aan de orde zou kunnen zijn als hij hierna nog een keer met politie en justitie in aanraking komt.
De rechtbank overweegt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige feiten en dat deze rechtvaardigen dat aan hem een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd. Op grond van het reclasseringsadvies, het tijdsverloop in deze zaak en artikel 63 Wetboek van Strafrecht, zal de rechtbank aan de verdachte een gevangenisstraf opleggen die gelijk is aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank geeft hiermee ruimte aan de verdachte om via het Penitentiair Programma met voorwaarden uit te stromen uit detentie. De verdachte dient wel te beseffen dat dit voor hem mogelijk een allerlaatste kans is om zelf een positieve wending te geven aan zijn leven en om een gezonde toekomst te creëren omdat bij een volgende keer een ISD-maatregel aan de orde kan zijn. Verdachte heeft aangegeven dat hij gemotiveerd is en dat hij een ISD-maatregel echt niet ziet zitten. Het is nu aan hem om dit te laten zien.
Daarom zal de rechtbank aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van 186 dagen met aftrek van voorarrest.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde 6] vordert een schadevergoeding van € 717,82 terzake van feit 1 (parketnummer 03.155784.19).
De benadeelde partij [benadeelde 2] vordert een schadevergoeding van € 2.900,00 terzake van feit 2 (parketnummer 03.155784.19).
De benadeelde partij [benadeelde 5] vordert een schadevergoeding van € 130,00 terzake van feit 3 (parketnummer 03.155784.19).
De benadeelde partij [benadeelde 8] vordert een schadevergoeding van € 4.250,00 (parketnummer 03.155784.19).
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 6] , [benadeelde 2] en [benadeelde 5] voldoende zijn onderbouwd en geheel kunnen worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 2] en [benadeelde 5] kunnen worden toegewezen. Gelet op de bepleite vrijspraak dient de benadeelde partij [benadeelde 6] niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering. Bij een veroordeling dienen de bedragen fors gematigd te worden en daartoe refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Vordering benadeelde partij [benadeelde 6] (parketnummer 03.155784.19 feit 1)
Ten laste van verdachte is dit feit bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal voor dat feit worden veroordeeld.
De benadeelde partij vordert in totaal € 717,82 bestaande uit de navolgende posten:
buitenlamp € 48,76
schutting € 391,40
rozenstruik € 21,99
tuintafel € 94,17
wasmolen € 101,50
bloempot € 60,00
De rechtbank zal de vordering van de schade zoals genoemd onder de posten a. en c. toewijzen. Het betreft rechtstreekse schade en de rechtbank acht deze kosten ook redelijk en voldoende onderbouwd.
De rechtbank is van oordeel dat de overige posten niet voor vergoeding in aanmerking komen, nu deze onvoldoende zijn onderbouwd. De rechtbank zal de vordering daarom ten aanzien van het overige afwijzen.
De rechtbank stelt de totale toewijsbare schade derhalve vast op € 70,75.
De verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade en de rechtbank zal deze vordering dan ook deels toewijzen inclusief wettelijke rente, onder afwijzing van het overige, met kostenveroordeling en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex art. 36f van het Wetboek van Strafrecht, een en ander zoals hierna in het dictum vermeldt.
Vordering benadeelde partij [benadeelde 2] (parketnummer 03.155784.19 feit 2)
Ten laste van verdachte is dit feit bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal voor dat feit worden veroordeeld.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij geheel toewijzen, nu deze vordering niet is weersproken, voldoende is onderbouwd en aldus voor toewijzing vatbaar is.
De verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade en de rechtbank zal deze vordering dan ook toewijzen inclusief wettelijke rente, met kostenveroordeling en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex art. 36f van het Wetboek van Strafrecht, een en ander zoals hierna in het dictum vermeldt.
Vordering benadeelde partij [benadeelde 5] (parketnummer 03.155784.19 feit 3)
Ten laste van verdachte is dit feit bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal voor dat feit worden veroordeeld.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij geheel toewijzen, nu deze vordering niet is weersproken, voldoende is onderbouwd en aldus voor toewijzing vatbaar is.
De verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade en de rechtbank zal deze vordering dan ook toewijzen inclusief wettelijke rente, met kostenveroordeling en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex art. 36f van het Wetboek van Strafrecht, een en ander zoals hierna in het dictum vermeldt.
Vordering benadeelde partij [benadeelde 8] (parketnummer 03.155784.19)
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, nu de officier van justitie de zaak (bedreiging op 23 januari 2019) heeft geseponeerd.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 57, 60a, 63, 311, 326, 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
  • wijst de vordering van de benadeelde partij
  • wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer, [benadeelde 6] , van € 70,75, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 21 april 2019 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 1 dag. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer, [benadeelde 2] , van € 2.900,00, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 02 juni 2019 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 39 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer, [benadeelde 5] , van € 130,00, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 26 november 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 2 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
  • bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij,
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot tot heden op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.P. van Deventer, voorzitter, mr. C.M. Nollen en
mr. M.G.J.M. van der Staak, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Geene, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 14 december 2020.
Buiten staat
mr. M.G.J.M. van der Staak en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
parketnummer 03.155784.19
1.
hij in of omstreeks de periode van 20 april 2019 tot en met 21 april 2019 te Velden,
in elk geval in de gemeente Venlo
opzettelijk en wederrechtelijk
het glas van een lamp en/of een rozenstruik, in elk geval enig goed, dat geheel of
ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde 6] toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2.
hij in of omstreeks de periode van 2 mei 2019 tot en met 2 juni 2019 te Velden, in
elk geval in de gemeente Venlo, althans in Nederland
meermalen althans eenmaal
(telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te
bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse
hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van
verdichtsels, hierna te noemen aangevers/gedupeerden te weten:
- [benadeelde 1] 2980,- euro en/of
- [benadeelde 2] 2900,- euro en/of
- [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] 1500,-
heeft bewogen tot de afgifte van bovengenoemde geldbedrag(en), hebbende
verdachte (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven-
valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- gebruik gemaakt van (een) valse na(a)m(en) te weten [naam] en/of [naam]
en/of
- een sleutel aan de de huurder(s) heeft overhandigd die niet bij de door hem,
verdachte, te verhuren woning hoorde en/of
- de huurder(s) een (valse) huurovereenkomst laten ondertekenen
waardoor bovengenoemde aangever(s) (telkens) werd(en) bewogen tot
bovenomschreven afgifte;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3.
hij in of omstreeks de periode van 25 oktober 2018 tot en met 26 november 2018 te
Velden, gemeente Venlo, althans in Nederland
meermalen althans eenmaal
(telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te
bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse
hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van
verdichtsels,
hierna te noemen aangever/gedupeerde, te weten:
- [benadeelde 5] 130,- euro (modeltrein)
heeft bewogen tot de afgifte bovengenoemde geldbedrag(en), in elk geval van enig
goed hebbende verdachte toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk -
zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met
de waarheid
- zich voorgedaan als aanbieder en/of verkoper van bovengenoemde modeltrein
op de internetsite Marktplaats.nl en/of
- gebruik gemaakt van een valse naam/hoedanigheid, te weten [naam] en/of
- zich voorgedaan als bonafide verkoper en/of
- de indruk gewekt dat hij/zij bovengenoemde modeltrein(en) en/of goederen in
het bezit had
terwijl hij, verdachte niet in het bezit was van voornoemde modeltrein(en) en/of
goederen, waardoor bovengenoemde aangever(s) (telkens) werd(en) bewogen tot
bovenomschreven afgifte;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
parketnummer 03.255503.18
hij in of omstreeks de periode van 6 december 2018 tot en met 7 december 2018 in de gemeente Venlo, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (personen)auto (kenteken [nummer] ) , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 7] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen (personen)auto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, bestaande deze valse sleutel uit een bij deze (personen)auto behorende sleutel, tot welk gebruik hij, verdachte, niet gerechtigd was.
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie, eenheid Limburg, district Noord- en Midden-Limburg, basisteam Venlo/ Beesel, registratienummer [nummer] , gesloten d.d. 05 juli 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 208.
2.Proces-verbaal van aangifte d.d. 25 april 2019, pagina’s 12 en 13.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 25 april 2019, pagina 15.
4.Proces-verbaal van aangifte d.d. 05 juni 2019, pagina’s 26 tot en met 28, met bijlagen.
5.Proces-verbaal van aangifte d.d. 31 mei 2019, pagina’s 34 tot en met 37, met bijlagen.
6.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 juli 2019, pagina 117.
7.Proces-verbaal van aangifte d.d. 05 juni 2019, pagina’s 180 en 181, met bijlagen.
8.Proces-verbaal van aangifte d.d. 19 maart 2019, pagina’s 151 tot en met 153.
9.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie, eenheid Limburg, district Noord- en Midden-Limburg, basisteam Venlo/ Beesel, registratienummer [nummer] , gesloten d.d. 14 december 2018, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 51.
10.Proces-verbaal van aangifte d.d. 07 december 2018, pagina’s 30 tot en met 32.