ECLI:NL:RBLIM:2020:9853

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 december 2020
Publicatiedatum
14 december 2020
Zaaknummer
03/659394-17
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor autodiefstallen, heling en gevaarlijk rijgedrag onder invloed van alcohol

Op 14 december 2020 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere autodiefstallen, heling en gevaarlijk rijgedrag onder invloed van alcohol. De verdachte, geboren te [geboortegegevens] en thans gedetineerd, werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. A.G. van den Biezenbos. De inhoudelijke behandeling vond plaats op 7 december 2020, waarbij zowel de verdachte als zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie vorderde dat de meeste ten laste gelegde feiten bewezen zouden worden, met uitzondering van feit 4 primair, waar de verdachte vrijgesproken diende te worden.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de diefstal van meerdere voertuigen, waarbij hij gebruik maakte van valse sleutels en de voertuigen meenam onder het voorwendsel van een proefrit. De rechtbank achtte de verklaringen van de verdachte en de getuigen geloofwaardig en concludeerde dat de verdachte op het moment van het wegnemen van de voertuigen het oogmerk had om deze wederrechtelijk toe te eigenen. Daarnaast werd de verdachte ook schuldig bevonden aan opzetheling van gestolen goederen, waaronder een afstandsbediening en een CI+ module.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 32 dagen, gelijk aan het voorarrest, en een voorwaardelijke rijontzegging van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, het tijdsverloop in de zaak en het reclasseringsadvies. De verdachte had eerder al meerdere kansen gekregen, maar had zich niet aan de voorwaarden gehouden. De rechtbank benadrukte dat dit een laatste kans voor de verdachte was om zijn leven een positieve wending te geven.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummers: 03/659394-17, 03/207579-15 (tul)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 14 december 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] ,
thans gedetineerd in [adresgegevens pi] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. A.G. van den Biezenbos, advocaat kantoorhoudende te Eindhoven.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 07 december 2020. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
feit 1:op 07 februari 2017 samen met een ander een auto heeft gestolen, dan wel dat hij deze auto heeft verduisterd;
feit 2:op 14 juli 2017 samen met een ander een auto heeft gestolen, dan wel dat hij deze auto heeft verduisterd;
feit 3:op 07 november 2017 een auto heeft gestolen door middel van een valse sleutel;
feit 4:in de nacht van 12 op 13 november 2017 samen met een ander goederen heeft gestolen toebehorende aan [benadeelde 1] , dan wel dat hij in de periode van 12 tot en met
20 november 2017 een afstandsbediening en een CI+ module heeft geheeld;
feit 5:op 13 november 2017 een auto heeft gestolen door middel van een valse sleutel, dan wel dat hij deze auto heeft verduisterd;
feit 6:op 04 augustus 2016 een valse aangifte heeft gedaan;
feit 7:op 02 mei 2018 als beginnend bestuurder onder invloed van alcohol heeft gereden;
feit 8:op 02 mei 2018 met zijn auto gevaar of hinder op de weg heeft veroorzaakt.
Daarnaast zijn er vijf strafbare ad info feiten (vermeld op de dagvaarding) ter kennis van de rechtbank gebracht. Deze feiten zijn ter terechtzitting door de verdachte bekend en de rechtbank zal - in het geval van strafoplegging - ook met deze feiten rekening houden. De verdediging heeft hiermee ingestemd.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het ten laste gelegde met uitzondering van feit 4 primair zal worden bewezen verklaard. Van feit 4 primair dient de verdachte te worden vrijgesproken.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte ten aanzien van de feiten 1 primair,
2 primair, 4 primair, 5 primair en 6 moet worden vrijgesproken. De feiten 1 subsidiair en
2 subsidiair kunnen wettig en overtuigend worden bewezen. Bij de feiten 3, 4 subsidiair, 5 subsidiair, 7 en 8 refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
Over de feiten 1 primair, 2 primair en 5 primair heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte op het moment dat hij de auto’s meenam voor het maken van een proefrit niet het oogmerk had om zich deze auto’s wederrechtelijk toe te eigenen.
Over feit 6 heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verklaring van [medeverdachte] niet geloofwaardig is en dat enkel op basis van de aangifte van de verdachte en de getuigenverklaringen niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte deze aangifte heeft gedaan wetende dat er geen diefstal had plaatsgevonden.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Feiten 1 tot en met 5 [1]
Feiten 1 primair, 2 primair en 5 primair
De rechtbank acht de feiten 1 primair, 2 primair en 5 primair wettig en overtuigend bewezen. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van diefstal, omdat de verdachte pas na het wegrijden met de auto’s voor een proefrit de beslissing zou hebben genomen om zich deze auto’s wederrechtelijk toe te eigenen. De rechtbank acht het, gelet op het strafblad van de verdachte en de hoeveelheid ten laste gelegde feiten, niet aannemelijk dat de verdachte telkens pas tijdens het maken van de proefrit tot het besluit kwam om de auto weg te nemen. Bovendien had de verdachte ten tijde van het wegnemen van deze auto’s volstrekt onvoldoende financiële middelen om een auto te kunnen kopen en zijn er voor deze auto’s ook kentekenplaten gestolen. De rechtbank is op basis hiervan van oordeel dat de verdachte bij het meenemen van de auto’s reeds het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft gehad en dat de zogenaamde proefritten er enkel toe dienden om de auto’s weg te nemen.
Bewijsmiddelen
Feit 1 primair
[naam persoon] [2] deed op 07 februari 2017 aangifte namens [benadeelde 2] te [plaats] van de diefstal van een Volkswagen, type Golf, voorzien van kenteken [nummer] . [naam persoon] verklaarde [3] op 07 februari 2017 dat [verdachte] op die datum belangstelling toonde om de Volkswagen Golf te kopen. Deze auto werd vervolgens door hem meegenomen voor een proefrit. [verdachte] heeft de auto daarna niet teruggebracht.
De verdachte verklaarde ter terechtzitting als volgt:
Ik heb de Volkswagen Golf op 07 februari 2017 bij [benadeelde 2] in [plaats] weggenomen. Ik heb die auto niet teruggebracht.
Feit 2 primair
[naam persoon] [4] deed op 15 juli 2017 aangifte namens [benadeelde 3] te [plaats]
van de diefstal van een Audi, voorzien van het handelaarskenteken [nummer] . [naam persoon] verklaarde dat [verdachte] op 14 juli 2017 in de zaak kwam en dat hij aangaf serieuze interesse te hebben in de Audi die te koop stond. Op diezelfde datum werd deze auto door hem meegenomen voor een proefrit. [verdachte] heeft de auto daarna niet teruggebracht.
De verdachte verklaarde ter terechtzitting als volgt:
Ik heb de Audi op 14 juli 2017 bij [benadeelde 3] in [plaats] weggenomen. Ik heb die auto niet teruggebracht.
Feit 5 primair
[naam persoon] [5] deed op 17 november 2017 aangifte namens [benadeelde 4] te [plaats] van de diefstal van een Volkswagen, type Golf, voorzien van het handelaarskenteken [nummer] . [naam persoon] verklaarde dat deze auto op 13 november 2017 door [verdachte] werd meegenomen voor een proefrit. Hij had de auto gezien op de verkoopsite van Auto Arena. [verdachte] heeft de auto daarna niet teruggebracht.
De verdachte verklaarde ter terechtzitting als volgt:
Ik heb de Volkswagen Golf op 13 november 2017 bij [benadeelde 4] in [plaats] weggenomen. Ik heb die auto niet teruggebracht.
Feit 3
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting;
- het proces-verbaal van aangifte d.d. 08 november 2017. [6]
Feit 4
Met de officier van justitie en de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijsmateriaal voorhanden is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal. Verdachte zal daarvan dan ook worden vrijgesproken. Wel acht de rechtbank het onder 4 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Bewijsmiddelen
[naam persoon] [7] deed op 15 november 2017 aangifte namens [benadeelde 1] , locatie [adres] , van de diefstal van onder andere een CI+module. Deze diefstal vond plaats in de periode tussen 12 november 2017 te 17.00 uur en 13 november 2017 te 09.30 uur. In die periode werd de hotelkamer geboekt op naam van [medeverdachte] .
De verdachte werd op 20 november 2017 aangehouden. [8]
Op aanwijzing van de verdachte werd op locatie [adres] op de parkeerplaats achter het hotel een BMW aangetroffen. In die BMW werden in de middenconsole een afstandsbediening en een zogenoemde CI+module aangetroffen. [9]
De aangetroffen afstandsbediening en CI+module waren eigendom van [benadeelde 1] . [10]
De verdachte verklaarde ter terechtzitting als volgt:
Ik was samen met [medeverdachte] in dat hotel. Wij waren destijds 24/7 bij elkaar. De spullen zijn in de BMW aangetroffen. Ik had die BMW in mijn bezit. Ik wist dat die spullen gejat waren.
De rechtbank overweegt dat uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt dat er goederen in de auto lagen en dat de verdachte wist dat die goederen gestolen waren. De verdachte heeft verklaard dat hij destijds de auto in zijn bezit had. Daarnaast is niet gebleken dat hij geweigerd heeft om de goederen in zijn auto neer te leggen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte hiermee de beschikkingsmacht over de goederen had en dat hij de goederen aldus voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat deze gestolen waren.
Feit 6
De rechtbank vindt in de voorhanden zijnde bewijsmiddelen onvoldoende bewijsmateriaal om te komen tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde en zij zal daarom de verdachte daarvan vrijspreken.
Feit 7 [11]
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting;
- het proces-verbaal van rijden onder invloed d.d. 08 mei 2018. [12]
Feit 8 [13]
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting;
- het proces-verbaal van aanhouding d.d. 02 mei 2018; [14]
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 02 mei 2018; [15]
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 december 2018; [16]
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 januari 2019. [17]
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
1.
op 07 februari 2017 te [plaats] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto, merk Volkswagen Golf, voorzien van het kenteken [nummer] , toebehorende aan [benadeelde 2] ;
2.
op 14 juli 2017 in de gemeente Venray, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto, merk Audi, voorzien van het handelaarskenteken [nummer] , toebehorende aan [benadeelde 3] ;
3.
op 07 november 2017 te [plaats] , een personenauto, merk BMW, voorzien van het kenteken [nummer] , die toebehoorde aan [benadeelde5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen personenauto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door gebruik te maken van een door hem, verdachte, weggenomen en bij die auto behorende sleutel;
4.
in de periode van 12 tot en met 20 november 2017 te [plaats] , een goed te weten een afstandsbediening en een CI+ module voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van voornoemde goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
5.
op 13 november 2017 in de gemeente Venlo een personenauto, merk Volkswagen Golf, voorzien van het handelaarskenteken [nummer] , die toebehoorde aan [benadeelde 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen personenauto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door gebruik te maken van een door de eigenaar aan hem, verdachte, verstrekte sleutel;
7.
op 02 mei 2018 in de gemeente Venlo als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 685 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en nog geen vijf jaren waren verstreken sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven, zijnde dat tijdstip van afgifte een datum waarop hij, verdachte, de leeftijd van ten minste 18 jaar had bereikt;
8.
op 02 mei 2018, in de gemeente Venlo, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdend over de [straatnaam] , [straatnaam] met een voor de situatie ter plaatse veel te hoge snelheid, meerdere keren voor hem rijdende auto's links heeft ingehaald over de rijstrook voor het hem, verdachte, tegemoet komende verkeer waarbij hem, verdachte, over genoemde rijstrook tegemoetkomende voertuigen naar rechts moesten uitwijken teneinde een aanrijding of botsing met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig te voorkomen en vervolgens met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig rijdende over de [straatnaam] met een voor de situatie ter plaatse te hoge snelheid op de kruising van genoemde weg met de [straatnaam] een driekleurig verkeerslicht dat op dat moment rood licht uitstraalde heeft genegeerd en vervolgens op zodanige wijze heeft gereden over de [straatnaam] dat hij, verdachte, met het door hem bestuurder motorrijtuig in aanrijding of botsing is gekomen met een lantaarnpaal, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die wegen werd veroorzaakt, en het verkeer op die wegen werd gehinderd.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
1. primair, 2 primair:
diefstal;
3 en 5 primair:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
4 subsidiair:
opzetheling;
7:
overtreding van artikel 8, derde lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994;
8:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 32 dagen, met aftrek van voorarrest. Daarbij heeft de officier van justitie rekening gehouden met het reclasseringsadvies, het tijdsverloop in deze zaak en met artikel 63 Wetboek van Strafrecht dat van toepassing is. Ten aanzien van feit 7 heeft de officier van justitie tevens gevorderd aan de verdachte op te leggen een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De verdachte heeft in het verleden meerdere kansen gehad. Er werden meerdere reclasseringstoezichten opgelegd, maar de inzet van de verdachte was daarvoor onvoldoende. Ook behandelingen kwamen door de houding van de verdachte niet van de grond. In het laatste reclasseringsadvies van 03 december 2020 wordt dan ook geadviseerd tot een straf zonder bijzondere voorwaarden. De verdachte wordt nu nog één laatste kans geboden door een eis gelijk aan het voorarrest om zo de uitstroom uit detentie via het Penitentiair Programma mogelijk te maken, maar het ligt voor de hand dat het Openbaar Ministerie bij een volgende veroordeling een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) gaat vorderen. Dit geldt als een fikse waarschuwing.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat een straf gelijk aan het voorarrest passend is, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, het tijdsverloop en artikel 63 Wetboek van Strafrecht. Eventueel zou aan deze straf nog een voorwaardelijk deel gekoppeld kunnen worden. De verdachte is gemotiveerd om mee te werken aan het Penitentiair Programma en aan de voorwaarden die gesteld zijn aan het traject na detentie in het kader van het detentie- en re-integratieplan d.d. 16 juli 2020. Tevens realiseert hij zich dat dit zijn laatste kans is en dat bij een volgende keer een ISD-maatregel aan de orde kan zijn.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een viertal autodiefstallen, waarvan twee door middel van een valse sleutel. Hij nam de auto’s mee voor het maken van een proefrit en bracht deze vervolgens niet terug. Dit zijn zeer kwalijke feiten. Door op een dergelijke wijze goederen te ontvreemden, wordt het vertrouwen dat (auto)handelaren moeten kunnen stellen in potentiële cliënten ernstig geschaad. (Auto)handelaren, de consument en de maatschappij worden hierdoor ernstig benadeeld. Verdachtes handelen heeft ook geleid tot schade bij de betrokken slachtoffers. De verdachte heeft over de gevolgen van zijn handelen niet nagedacht, maar puur uit eigen belang gehandeld.
Verder heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan opzetheling van een afstandsbediening en een CI+module. Een dergelijk feit leidt tot overlast voor de rechthebbende.
Daarnaast heeft de verdachte gevaarlijk in zijn auto gereden en is hij in aanrijding gekomen met een lantaarnpaal. Daarbij reed hij ook nog onder de invloed van een forse hoeveelheid alcohol. Dit zijn ernstige feiten. De verdachte heeft een groot risico genomen door auto te gaan rijden terwijl hij onder invloed was. Het is niet aan de verdachte te danken dat het is gebleven bij een eenzijdig ongeval en dat dit niet veel slechter is afgelopen.
Voorts houdt de rechtbank rekening met het feit dat de verdachte zich naast hetgeen bewezen is verklaard ook nog schuldig heeft gemaakt aan 5 feiten die op de dagvaarding kort zijn omschreven en waarvan is medegedeeld dat de verdachte deze heeft erkend (de zogenoemde ad-info feiten). De officier van justitie heeft te kennen gegeven dat de verdachte voor deze feiten niet afzonderlijk zal worden vervolgd. De verdachte heeft deze feiten op de terechtzitting van 07 december 2020 bekend.
Over de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op zijn strafblad van 13 oktober 2020, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder soortgelijke. Zo is de verdachte in het verleden onder andere veroordeeld voor (auto)diefstal, verduistering, opzetheling en overtreding van artikel 8 Wegenverkeerswet 1994. Deze veroordelingen hebben hem blijkbaar niet ervan weerhouden opnieuw (soortgelijke) feiten te plegen. Verder blijkt dat hij na de nu bewezenverklaarde feiten wederom met politie of justitie in aanraking is gekomen. Gelet op de justitiële documentatie van de verdachte is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het reclasseringsadvies van 03 december 2020. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. Uit het advies volgt verder dat er meerdere keren aan de verdachte een reclasseringstoezicht is opgelegd, maar dat deze telkens door het gebrek aan inzet van de verdachte zonder resultaat zijn gebleven. Ambulante en klinische behandelingen kwamen niet van de grond door zijn houding, waardoor problematiek onbehandeld bleef en de verdachte bij herhaling recidiveerde. De laatste behandeling bij Vincent van Gogh werd in december 2019 negatief voortijdig beëindigd. Daaropvolgend recidiveerde de verdachte en werd hij veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden die hij momenteel uitzit in PI Vught. De einddatum van deze detentie is 09 februari 2021. De verdachte hoopt middels een Penitentiair Programma uit te stromen uit detentie met de voorwaarden zoals opgesteld in het detentie- en re-integratieplan d.d. 16 juli 2020. Dit plan is inmiddels goedgekeurd en zou
8 tot 9 weken voor de einddatum van de detentie kunnen starten. Echter, in afwachting van de uitspraak in deze rechtszaak is de start van het Penitentiair Programma opgeschort. Binnen de PI houdt de verdachte zich aan alle afspraken, zoals van hem verwacht wordt; zijn urinecontroles zijn schoon, hij volgt een cognitieve vaardigheidstraining, hij heeft onder andere zijn heftruckdiploma behaald, hij toont motivatie voor behandeling (in een ambulant kader) en zegt zich te willen conformeren aan alle voorwaarden zoals opgesteld in zijn detentie- en re-integratieplan.
De verdachte heeft ter terechtzitting herhaald dat hij gemotiveerd is om aan het Penitentiair Programma deel te nemen en dat hij zich zal houden aan de gestelde voorwaarden. Ook realiseert hij zich dat een ISD-maatregel aan de orde zou kunnen zijn als hij hierna nog een keer met politie en justitie in aanraking komt.
De rechtbank overweegt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige feiten en dat deze rechtvaardigen dat aan hem een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd. Op grond van het reclasseringsadvies, het tijdsverloop in deze zaak en artikel 63 Wetboek van Strafrecht, zal de rechtbank aan de verdachte een gevangenisstraf opleggen die gelijk is aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank geeft hiermee ruimte aan de verdachte om via het Penitentiair Programma met voorwaarden uit te stromen uit detentie. De verdachte dient wel te beseffen dat dit voor hem mogelijk een allerlaatste kans is om zelf een positieve wending te geven aan zijn leven en om een gezonde toekomst te creëren, omdat het zeer duidelijk is dat bij een volgende misstap een ISD-maatregel aan de orde zal zijn. Verdachte heeft aangegeven dat hij gemotiveerd is en dat hij een ISD-maatregel echt niet ziet zitten. Het is nu aan hem om dit te laten zien.
Daarom zal de rechtbank aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van 32 dagen met aftrek van voorarrest. Hoewel de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie (vrijspraak van feit 6), acht zij deze strafoplegging wel passend, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde.
Ter zake van feit 7 zal de rechtbank tevens aan verdachte een voorwaardelijke rijontzegging opleggen voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde 3] vordert een schadevergoeding van € 315,30 terzake van feit 2.
De benadeelde partij [benadeelde 6] vordert een schadevergoeding van € 450,00 terzake van ad info feit 3.
De benadeelde partij [benadeelde 7] vordert een schadevergoeding van € 516,09 terzake van ad info feit 4.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 3] en [benadeelde 7] voldoende zijn onderbouwd en geheel kunnen worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6] dient te worden afgewezen, nu deze onvoldoende is onderbouwd.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] kan worden toegewezen. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6] is onvoldoende onderbouwd en dient te worden afgewezen. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 7] heeft de verdediging aangevoerd dat de reparatiekosten van de spiegels, ruitenwissers en koplampen niet voor vergoeding in aanmerking komen, evenals de reinigingskosten. Het bedrag van € 290,00 aan reparatiekosten dient derhalve aanzienlijk gematigd te worden. Verder heeft de verdachte verklaard dat hij samen met [medeverdachte] de ramen van de auto heeft ingeslagen. Gelet op de financiële positie van de verdachte dient hij alleen verantwoordelijk te worden gehouden voor de schade die hij zelf heeft toegebracht en in die zin dient het hoofdelijk opleggen van de schadevergoeding achterwege te worden gelaten.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Vordering benadeelde partij [benadeelde 3] (feit 2)
Ten laste van verdachte is dit feit bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal voor dat feit worden veroordeeld.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij geheel toewijzen, nu deze vordering niet is weersproken, voldoende is onderbouwd en aldus voor toewijzing vatbaar is.
De verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade en de rechtbank zal deze vordering dan ook toewijzen inclusief wettelijke rente, met kostenveroordeling en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex art. 36f van het Wetboek van Strafrecht, een en ander zoals hierna in het dictum vermeldt.
Vordering benadeelde partij [benadeelde 6] (ad info feit 3)
Ten laste van verdachte is dit feit bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal voor dat feit worden veroordeeld.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering niet voor vergoeding in aanmerking komt, nu deze onvoldoende is onderbouwd. De rechtbank zal de vordering daarom afwijzen.
Vordering benadeelde partij [benadeelde 7] (ad info feit 4)
Ten laste van verdachte is dit feit bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal voor dat feit worden veroordeeld.
De benadeelde partij vordert in totaal € 516,09, bestaande uit de navolgende posten:
reiskosten aangifte € 1,09
nota [naam bedrijf] € 290,00
nota wash-drive € 225,00
De rechtbank zal de schade opgevoerd onder post a. toewijzen, nu deze schade niet is weersproken, voldoende is onderbouwd en aldus voor toewijzing vatbaar is.
De rechtbank zal de vordering van de schade zoals genoemd onder post b. afwijzen, nu de aangifte ziet op het vernielen van ruiten van een personenauto en de opgevoerde kosten betrekking hebben op de vervanging van spiegels, raammechanismen, koplampen en ruitenwisserarmen. Er is dus geen causaal verband tussen het feit en de schade.
Ten aanzien van de post onder c. komt het de rechtbank niet onredelijk voor dat er ten gevolge van het feit (vernieling autoruiten) reinigingskosten zijn gemaakt. De rechtbank acht de kosten van de ‘deelbehandeling interieur’ van € 125,00 redelijk en voor toewijzing vatbaar omdat zij zien op het verwijderen van glasdelen aan de binnenkant van de auto. De vordering van de kosten voor de ‘OZON-behandeling’ zal de rechtbank afwijzen, nu zij deze kosten niet redelijk acht omdat deze reinigingsbehandeling ziet op luchtzuivering en desinfectie.
De rechtbank stelt de totale toewijsbare schade derhalve vast op € 126,09.
De verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade en de rechtbank zal deze vordering dan ook deels toewijzen inclusief wettelijke rente, onder afwijzing van het overige, met kostenveroordeling en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex art. 36f van het Wetboek van Strafrecht, een en ander zoals hierna in het dictum vermeldt.
Op basis van het dossier zijn er aanwijzingen dat de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een ander heeft gepleegd. Gelet hierop zijn de verdachte en zijn mededader ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van zijn betalingsverplichting bevrijd.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de aansprakelijkheid van de verdachte en de mededader vast te stellen op basis van de schade die zij elk afzonderlijk hebben toegebracht, zoals door de verdediging verzocht, en wijst dat verzoek dus af.

8.Het beslag

Op 22 november 2017 is het rijbewijs van verdachte in beslag genomen. Ter terechtzitting is gebleken dat deze nog niet is terug gegeven. Nu het belang van strafvordering ex artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering zich daartegen niet verzet, zal de rechtbank de teruggave van dit rijbewijs aan de verdachte gelasten.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 60a, 62, 63, 310, 311, 416 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 8, 176, 177, 178, 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De vordering tot tenuitvoerlegging

10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging dient te worden toegewezen.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering af te wijzen.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De verdachte is bij vonnis van de politierechter te Limburg d.d. 27 januari 2017 (parketnummer 03/207579-15) veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 week voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 18 mei 2018.
De verdachte heeft zich binnen voornoemde proeftijd schuldig gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en heeft daarmee de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Verdachte komt in aanmerking voor het Penitentiair Programma en het is van belang dat de verdachte uit kan stromen uit detentie met de voorwaarden zoals opgesteld in het detentie- en re-integratieplan d.d. 16 juli 2020. Verdachte toont motivatie voor dit plan en deze uitstroom doorbreken door wederom een detentie is onwenselijk. De rechtbank zal daarom de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen.

11.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van de onder 4 primair en 6 ten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • legt ten aanzien van het bewezenverklaarde onder 7 aan de verdachte op een
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
- wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde 3](feit 2) toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen € 315,30, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 14 juli 2017 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer, [benadeelde 3] van € 315,30, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 14 juli 2017 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 6 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij,
[benadeelde 6], af (ad info feit 3);
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot tot heden op nihil;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer, [benadeelde 7] , van € 126,09, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 15 november 2017 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 2 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
Beslag
- gelast de teruggave van het volgende in beslag genomen voorwerp aan verdachte:
- rijbewijs met goednummer [nummer] .
Beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 03/207579-15
- wijst de vordering van de officier van justitie d.d. 16 december 2019 af.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.P. van Deventer, voorzitter, mr. C.M. Nollen en
mr. M.G.J.M. van der Staak, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Geene, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 14 december 2020.
Buiten staat
mr. M.G.J.M. van der Staak en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 07 februari 2017 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto, merk Volkswagen Golf, voorzien van het kenteken [nummer] , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 07 februari 2017 te [plaats] opzettelijk een personenauto, merk Volkswagen Golf, voorzien van het kenteken [nummer] , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als bonafide koper tijdens het maken van een proefrit, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
hij op of omstreeks 14 juli 2017 in de gemeente Venray tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto, merk Audi, voorzien van het handelaarskenteken [nummer] , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 14 juli 2017 in de gemeente Venray opzettelijk een personenauto, merk Audi, voorzien van het handelaarskenteken [nummer] , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als bonafide koper tijdens het maken van een proefrit, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3.
hij op of omstreeks 07 november 2017 te Well, in elk geval in de gemeente Bergen (L), een personenauto, merk BMW voorzien van het kenteken [nummer] , in elk geval
enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan [benadeelde5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen personenauto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door gebruik te maken van een door hem, verdachte, weggenomen en bij die auto behorende sleutel;
4.
hij in of omstreeks de nacht van 12 op 13 november 2017 te Arcen, in elk geval in de gemeente Venlo, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een DVD speler, een föhn en een CI-module, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader toebehoorde, te weten aan [benadeelde 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 12 tot en met 20 november 2017 te Arcen, in elk geval in de gemeente Venlo, een goed te weten een afstandsbediening en een CI+ module heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het
voorhanden krijgen van voornoemd(e) goed(eren) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
5.
hij op of omstreeks 13 november 2017 in de gemeente Venlo een personenauto, merk Volkswagen Golf, voorzien van het handelaarskenteken [nummer] , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen personenauto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse
sleutel, door gebruik te maken van een door de eigenaar aan hem, verdachte, verstrekte sleutel;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 13 november 2017 in de gemeente Venlo opzettelijk een personenauto, merk Volkwagen Golg voorzien van het handelaarskenteken [nummer] , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had,
te weten als bonafide koper tijdens het maken van een testrit, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
6.
hij op of omstreeks 4 augustus 2016 te Velden, gemeente Venlo aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit is gepleegd, door ten overstaan van een verbalisant van politie Limburg, te weten [naam persoon] hoofdagent van politie, aangifte te doen van diefstal, wetende dat dat strafbare feit niet is gepleegd;
7.
hij op of omstreeks 02 mei 2018 in de gemeente Venlo als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 685 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en nog geen vijf jaren waren verstreken sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven, zijnde dat tijdstip van afgifte een datum waarop hij, verdachte, de leeftijd van ten minste 18 jaar had bereikt;
8.
hij op of omstreeks 02 mei 2018, te Velden, in elk geval in de gemeente Venlo, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdend over de [straatnaam] , [straatnaam] met zeer hoge, in elk geval met een voor de situatie ter plaatse veel te hoge snelheid, meerdere keren voor hem rijdende auto's links heeft ingehaald over de rijstrook voor het hem, verdachte, tegemoet komende verkeer waarbij (een) hem, verdachte, over genoemde rijstrook tegemoetkomend(e) voertuig(en) (telkens) naar rechts moest(en) uitwijken teneinde een aanrijding of botsing met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig te voorkomen en/of (vervolgens) met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig rijdende over de [straatnaam] met hoge snelheid, in elk geval met een voor de
situatie ter plaatse (veel) te hoge snelheid op de kruising van genoemde weg met de [straatnaam] een driekleurig verkeerslicht dat op dat moment rood licht uitstraalde heeft genegeerd en/of (vervolgens) op zodanige wijze heeft gereden over de [straatnaam] dat hij, verdachte, met het door hem bestuurder motorrijtuig in aanrijding of botsing is gekomen met een lantaarnpaal, door welke gedraging(en) van verdachte (telkens) gevaar op die weg(en) werd veroorzaakt, althans (telkens) kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg(en) (telkens) werd gehinderd, althans (telkens) kon worden gehinderd;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie, eenheid Limburg, district Noord, basisteam Venlo-Beesel, registratienummer [nummer] , gesloten d.d. 21 december 2017, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 320.
2.Proces-verbaal van aangifte d.d. 07 februari 2017, gevoegd bij de stukken voortkomende uit het rechtshulpverzoek met dossiernummer [nummer] , behorende bij het hiervoor onder 1 weergegeven proces-verbaal.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 07 februari 2017, gevoegd bij de stukken voortkomende uit het rechtshulpverzoek met dossiernummer [nummer] , behorende bij het hiervoor onder 1 weergegeven proces-verbaal.
4.Proces-verbaal van aangifte d.d. 17 juli 2017, pagina’s 197 tot en met 199.
5.Proces-verbaal van aangifte d.d. 17 november 2017, pagina’s 275 tot en met 277, met bijlagen.
6.Proces-verbaal van aangifte d.d. 08 november 2017, pagina’s 209 tot en met 212.
7.Proces-verbaal van aangifte d.d. 15 november 2017, pagina’s 251 en 252, met bijlagen.
8.Proces-verbaal van aanhouding d.d. 20 november 2017, pagina’s 12 en 13.
9.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 november 2017, pagina 213.
10.Kennisgeving van inbeslagneming d.d. 22 november 2017, pagina 96.
11.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie, eenheid Limburg, district Noord- en Midden-Limburg, basisteam Venlo/Beesel, gesloten d.d. 08 mei 2018, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 39.
12.Proces-verbaal van rijden onder invloed d.d. 8 mei 2018, pagina’s 2 en 4.
13.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie, eenheid Limburg, district Noord- en Midden-Limburg, basisteam Venlo/Beesel, gesloten d.d. 08 mei 2018, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 39.
14.Proces-verbaal van aanhouding d.d. 02 mei 2018, pagina 09.
15.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 02 mei 2018, pagina 13.
16.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 december 2018, behorende bij het onder 13 genoemde proces-verbaal.
17.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 januari 2019, behorende bij het onder 13 genoemde proces-verbaal.