ECLI:NL:RBLIM:2020:9824

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 december 2020
Publicatiedatum
11 december 2020
Zaaknummer
8534622 CV EXPL 20-2284
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding na ontbinding van een overeenkomst voor archeologische opgravingswerkzaamheden

In deze zaak vorderde ADC Archeologische Opgravingen B.V. (hierna: ADC) schadevergoeding van HOTEL HUSTINX B.V. (hierna: Hustinx) na ontbinding van een overeenkomst voor archeologische opgravingswerkzaamheden. De partijen hadden op 7 december 2018 een schriftelijke overeenkomst gesloten, waarbij ADC werkzaamheden zou verrichten voor een totaalbedrag van € 14.180,00 exclusief BTW. Na het niet betalen van een factuur door Hustinx, heeft ADC de overeenkomst ontbonden en vorderde zij schadevergoeding, inclusief het positief contractsbelang. De kantonrechter oordeelde dat Hustinx toerekenbaar tekort was geschoten in de nakoming van de overeenkomst door de factuur niet te betalen. De ontbindingsverklaring van Hustinx werd ongerechtvaardigd verklaard, waardoor ADC recht had op schadevergoeding. De kantonrechter stelde de schadevergoeding vast op € 11.991,10, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Daarnaast werd Hustinx veroordeeld in de proceskosten van ADC.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8534622 CV EXPL 20-2284
Vonnis van de kantonrechter van 9 december 2020
in de zaak van:
de besloten vennootschap
ADC ARCHEOLOGISCHE OPGRAVINGEN B.V.
gevestigd te ’s-Gravenhage,
kantoor houdend te Rotterdam,
eisende partij,
gemachtigde: mr. L.D. Ridderbroek,
tegen
de besloten vennootschap
HOTEL HUSTINX B.V.
gevestigd en kantoor houdend te Maastricht,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. R.H.M. Wagemans.
Partijen zullen hierna ADC en Hustinx worden genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 13 mei 2020 met producties
  • de conclusie van antwoord met producties
  • de conclusie van repliek met productie
  • de conclusie van dupliek
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
In het kader van een door Hustinx te vestigen hotel aan het Vrijthof 20 te Maastricht hebben partijen op 7 december 2018 een schriftelijke overeenkomst gesloten tot het verrichten van archeologische opgravingswerkzaamheden op de betreffende locatie door ADC tegen een totaal door Hustinx te betalen (deels nog verrekenbaar) bedrag van
€ 14.180,00 exclusief BTW (€ 17.157,80 inclusief BTW).
2.2.
De overeenkomst bevat – voor zover van belang – de volgende bepalingen:
‘ De kosten van de opgraving bedragen€ 14.180,00exclusief BTW en exclusief specialistisch onderzoek. …
Bij het berekenen van het veldwerk is uitgegaan van vijf veldwerkdagen, …. De doorlooptijd van vijf dagen is een inschatting; de kosten voor het veldwerk zijn, naar aanleiding van overleg ter plaatse, als een verrekenbare post in de kostenraming opgenomen. Meer – en/of minderwerk worden op basis van dagtarief na afloop van het veldwerk verrekend.’
2.3.
Bijlage 2 behorende bij de tussen partijen gesloten overeenkomst bevat enkele algemene bepalingen waaronder:
‘ ADC ArcheoProjecten doet het volgende betalingsvoorstel:
  • 40% bij aanvang voorbereiding
  • 50% bij afronding veldwerk
  • Specialistische uitwerking bij aanvang uitwerking en rapportage
  • 10% bij levering concept
Betalingen worden door de opdrachtnemer binnen 30 kalenderdagen overgemaakt op bankrekening … ’
2.4.
Op 13 december 2018 heeft ADC een Plan van Aanpak Opgraving (OS01) opgesteld en naar Hustinx gestuurd.
2.5.
Op 17 december 2018 en 25 januari 2019 hebben medewerkers van ADC veldwerkzaamheden verricht op de locatie Vrijthof 20 te Maastricht. Van de werkzaamheden op 17 december 2018 is door ADC een dagrapport opgesteld.
2.6.
ADC heeft op 10 januari 2019 een factuur voor € 5.672,00 exclusief BTW
(€ 6.863,12 inclusief BTW), zijnde 40% van het overeengekomen totaalbedrag, naar Hustinx gestuurd.
2.7.
Hustinx heeft de factuur van ADC van 10 januari 2019 niet betaald.
2.8.
ADC heeft Hustinx per brieven van 27 september 2019, 24 maart 2020 en 20 april 2020 gesommeerd over te gaan tot betaling van de factuur van 10 januari 2019.
2.9.
De gemachtigde van Hustinx heeft op 30 september 2019 per e-mail een ontbindingsverklaring naar de gemachtigde ADC gestuurd.
2.10.
De gemachtigde van ADC heeft op 20 april 2020 een ontbindingsverklaring naar de gemachtigde van Hustinx gestuurd.

3.Het geschil

3.1.
ADC vordert - samengevat - veroordeling van gedaagde partij tot betaling van
- een bedrag van € 17.157,80;
- primair: een bedrag van € 655,71 aan de wettelijke handelsrente tot 28 april 2020, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over € 6.863,12 vanaf 28 april 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
- subsidiair: de wettelijke rente over € 17.157,80 vanaf 20 april 2020 tot de dag van algehele voldoening;
- een bedrag van € 946,58 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente daarover.
3.2.
Hustinx voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
ADC stelt - samengevat - dat Hustinx door het onbetaald laten van de factuur van 10 januari 2019 toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst. Om die reden heeft ADC eerst haar werkzaamheden opgeschort en vervolgens bij brief van 20 april 2020 aan de gemachtigde van Hustinx de overeenkomst ontbonden. In deze procedure vordert ADC van Hustinx schadevergoeding, waaronder het positief contractsbelang.
4.2.
Hustinx stelt zich - samengevat - op het standpunt dat ADC toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst omdat Hustinx na de tweede velddag op 25 januari 2019 niets meer van ADC heeft vernomen en ADC het minderwerk niet heeft verrekend. Vanwege de wanprestatie van ADC en vanwege het feit dat het bouwproject van Hustinx inmiddels was gerealiseerd (waardoor de werkzaamheden van ADC feitelijk onmogelijk waren geworden), heeft Hustinx op 30 september 2019 per e-mail de overeenkomst ontbonden. Schadevergoeding van een reeds ontbonden overeenkomst is volgens Hustinx niet mogelijk. Verder betwist Hustinx dat ADC enige schade uit een positief contractsbelang heeft geleden omdat ADC kosten dient af te trekken en bovendien haar medewerkers op andere projecten had kunnen inzetten.
Ontbinding van de overeenkomst
4.3.
Vaststaat dat tussen partijen een wederkerige overeenkomst is gesloten (artikel 6:261 BW) en dat ADC is gestart met de archeologische onderzoekswerkzaamheden waartoe Hustinx opdracht heeft gegeven. Conform bijlage 2 bij de overeenkomst van 17 december 2018 heeft ADC op 10 januari 2019 haar eerste factuur van 40% van het totaal geoffreerde bedrag naar Hustinx gestuurd. De vervaldatum voor deze factuur was 9 februari 2019. Hustinx heeft de betalingstermijn zonder te betalen voorbij laten gaan. Naar het oordeel van de kantonrechter is Hustinx daarmee toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst en was ADC gerechtigd haar verdere werkzaamheden op te schorten (artikel 6:262 lid 1 BW). Aan de stelling van Hustinx dat ADC na twee velddagen klaar was met haar werkzaamheden en het minderwerk al had moeten verrekenen komt de kantonrechter in dit kader niet toe.
4.4.
Aangezien ADC de nakoming van haar verplichtingen had opgeschort, kon er geen sprake zijn van verzuim aan haar kant en had Hustinx geen recht op ontbinding van de overeenkomst. De ontbindingsverklaring van Hustinx van 30 september 2019 was dan ook - naar het oordeel van de kantonrechter - ongerechtvaardigd.
4.5.
Hustinx is ondanks diverse sommaties in gebreke gebleven met de betaling van de factuur van ADC van 10 januari 2019. Op grond daarvan was ADC naar het oordeel van de kantonrechter wel gerechtigd de overeenkomst te ontbinden, hetgeen zij heeft gedaan bij brief van 20 april 2020.
Schadevergoeding
4.6.
Op grond van artikel 6:277 BW heeft ADC na de gerechtvaardigde ontbinding van de overeenkomst recht op schadevergoeding. ADC vordert vergoeding van het positief contractsbelang, volgens haar bestaande uit het geoffreerde bedrag inclusief BTW, in totaal € 17.157,80 (€ 14.180,00 exclusief BTW).
4.7.
Hustinx betwist de hoogte van het gevorderde bedrag en stelt (i) dat de werkzaamheden van ADC niet vijf velddagen, maar slechts één werkdag en vier uren hebben geduurd, (ii) dat ADC kosten in mindering dient te brengen en (iii) dat ADC haar medewerkers op andere projecten had kunnen inzetten.
Vergoeding van het positief contractsbelang
4.8.
Bij vergoeding van het positief contractsbelang dient ADC zoveel mogelijk financieel in de positie te worden gebracht, waarin zij zou verkeren indien de overeenkomst over en weer deugdelijk zou zijn uitgevoerd. Er dient dus een vergelijking te worden gemaakt tussen de werkelijke toestand en de toestand waarin ADC had behoren te verkeren bij correcte uitvoering.
4.9.
De werkelijke toestand is dat ADC werkzaamheden voor Hustinx heeft verricht en daar niets voor heeft ontvangen. Bij correcte uitvoering van de overeenkomst zou Hustinx ADC conform de overeenkomst en eventueel na verrekening van meer- of minderwerk, voor de werkzaamheden hebben betaald. De kantonrechter zal bij het vaststellen van de schadevergoeding dan ook aansluiting zoeken bij de bedragen vermeld in de tussen partijen gesloten overeenkomst.
4.10.
Het door ADC geoffreerde en door Hustinx geaccordeerde bedrag is opgebouwd uit een aantal posten. Uit de overeenkomst en uit de financiële onderbouwing blijkt expliciet dat enkel de posten landmeting (€ 250,00 exclusief BTW) en inzet van het veldteam
(€ 6.700,00 exclusief BTW) verrekenbaar zijn. De kantonrechter gaat er van uit dat de overige posten (in totaal € 7.230,00 exclusief BTW) vaste bedragen, ongeacht het aantal velddagen, betreffen.
4.11.
Zoals door Hustinx gesteld en door ADC onvoldoende gemotiveerd betwist was ADC na 17 december 2018 en 25 januari 2019 klaar met het veldwerk. Dit betekent dat ADC minder veldwerkdagen nodig heeft gehad dan geoffreerd. Bij correcte uitvoering van de overeenkomst had ADC dit minderwerk conform de overeenkomst moeten verrekenen. De kantonrechter zal bij het bepalen van de schadevergoeding dan ook rekening houden met dit minderwerk. ADC heeft verspreid over twee dagen ongeveer zestien uren veldwerk verricht. De kanonrechter gaat op basis daarvan uit van twee veldwerkdagen. In de overeenkomst is uitgegaan van vijf veldwerkdagen voor een totaal bedrag van € 6.700,00 exclusief BTW. Omgerekend naar twee veldwerkdagen betekent dit een bedrag van
€ 2.680,00 exclusief BTW.
4.12.
Hustinx stelt verder dat ADC kosten dient te verrekenen, maar laat in het midden welke kosten dat dan zouden moeten zijn. ADC stelt zich daarentegen onder verwijzing naar bijlage 1 bij de overeenkomst, gemotiveerd op het standpunt dat in het geoffreerde bedrag geen kosten zijn begrepen. Additionele kosten voor bijvoorbeeld materiaal of (het nemen en/of waarderen van) monsters zouden immers - afhankelijk van hetgeen tijdens de werkzaamheden zou worden aangetroffen - aanvullend in rekening worden gebracht. Het standpunt van ADC is door Hustinx niet betwist en zal door de kantonrechter worden gevolgd.
4.13.
Tot slot stelt Hustinx zich op het standpunt er geen sprake kan zijn van schade volgend uit positief contractsbelang omdat ADC haar medewerkers heeft kunnen inzetten op andere projecten. Ook hierbij laat Hustinx in het midden welke andere projecten dat dan zouden zijn geweest. Naar het oordeel van de kantonrechter is het standpunt van Hustinx door ADC voldoende gemotiveerd betwist door de stelling dat als er al een ander project zou zijn geweest dit project naast en niet in plaats van het project met Hustinx zou zijn uitgevoerd.
4.14.
Samenvattend gaat de kantonrechter bij het vaststellen van de schadevergoeding uit van de vaste posten die ADC ongeacht het meer-/minderwerk bij Hustinx in rekening zou hebben gebracht (in totaal € 7.230,00 exclusief BTW) plus de kosten voor twee in plaats van vijf veldwerkdagen (in totaal € 2.680,00 exclusief BTW). Dit betekent een totaal bedrag van € 9.910,00 exclusief BTW. Rekening houdend met het feit dat ADC BTW-plichtig is stelt de kantonrechter het bedrag aan schadevergoeding vast op € 11.991,10
Wettelijke rente
4.15.
De door ADC primaire vordering tot vergoeding van de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW zal worden afgewezen nu deze bepaling alleen betrekking heeft op de geldelijke tegenprestatie voor geleverde goederen of diensten op grond van een handelsovereenkomst en niet op andere geldelijke verplichtingen waartoe zo’n overeenkomst aanleiding kan geven zoals de vergoeding van schade na ontbinding van een de overeenkomst.
4.16.
De subsidiair gevorderde wettelijke rente vanaf 20 april 2020 zal worden toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.17.
ADC maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. De kantonrechter stelt vast dat ADC voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten, € 946,58, komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
Proceskosten
4.18
Hustinx zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 87,99
  • griffierecht 996,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 1.803,99

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt Hustinx om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan ADC te betalen een bedrag van € 11.991,10, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 april 2020 tot de dag van volledige betaling, en vermeerderd met € 946,58 aan buitengerechtelijke incassokosten.
5.2.
veroordeelt Hustinx in de proceskosten aan de zijde van eisende partij gevallen en tot op heden begroot op € 1.803,99, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.M. Driessen en in het openbaar uitgesproken.