ECLI:NL:RBLIM:2020:9820

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 december 2020
Publicatiedatum
11 december 2020
Zaaknummer
8397281 CV EXPL 20-1243
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter op 9 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting Woningstichting Servatius en een gedaagde partij, die in gebreke bleef met het betalen van de huur. De eiser, Woningstichting Servatius, heeft de gedaagde partij aangeklaagd wegens een huurachterstand van meer dan zeven maanden, met een totaalbedrag van € 5.483,91, inclusief incassokosten. Ondanks herhaalde aanmaningen en sommatie heeft de gedaagde partij niet voldaan aan zijn betalingsverplichtingen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de gedaagde partij erkend dat er een betalingsachterstand is, maar heeft hij ook aangegeven dat hij via de kredietbank bezig is met verschillende trajecten, waaronder een aanvraag voor onderbewindstelling. De kantonrechter heeft echter opgemerkt dat zonder toestemming van de eiser geen betalingsregeling kan worden opgelegd. De eiser heeft aangegeven geen betalingsafspraken te willen maken en verzocht om vonnis. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de tekortkoming van de gedaagde partij in de nakoming van de huurovereenkomst vaststaat en dat deze tekortkoming voldoende ernstig is om de ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen. De kantonrechter heeft de vordering van de eiser tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde toegewezen, met een ontruimingstermijn van veertien dagen na betekening van het vonnis. Tevens zijn de vorderingen van de eiser met betrekking tot de huurachterstand en de kosten toegewezen, en is de gedaagde partij veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8397281 CV EXPL 20-1243
Vonnis van de kantonrechter van 9 december 2020
in de zaak van
de stichting
WONINGSTICHTING SERVATIUS,
gevestigd te Maastricht,
eisende partij,
gemachtigde Janssen & Janssen c.s. Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde partij],
wonend te [woonplaats ] ,
gedaagde partij,
gemachtigde [naam gemachtigde] werkzaam bij Thuiszorg Groot Limburg.
Partijen zullen hierna ‘Servatius’ en ‘ [gedaagde partij] ’ worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- het van Servatius vóór de mondelinge behandeling ontvangen overzicht van de actuele huurachterstand
- de mondelinge behandeling
- het proces verbaal van de mondelinge behandeling.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Servatius verhuurt aan [gedaagde partij] de woning met aanhorigheden, staande en gelegen te [woonplaats ] , aan de [adres] tegen een huurprijs van € 623,97 per maand, bij vooruitbetaling.
2.2.
Op enig moment is aan de zijde van [gedaagde partij] een achterstand ontstaan in zijn betalingsverplichtingen jegens Servatius.

3.Het geschil

3.1.
Servatius stelt dat [gedaagde partij] herhaaldelijk tekortschiet in de nakoming van zijn betalingsverplichting voortvloeiende uit de tussen Servatius en [gedaagde partij] gesloten huurovereenkomst. Daartoe voert Servatius aan dat [gedaagde partij] , tot en met 31 maart 2020, een huurachterstand van ruim zeven maanden heeft doen ontstaan. Ondanks aanmaningen en sommatie door Servatius is [gedaagde partij] in gebreke gebleven met het betalen van de door hem verschuldigde huurpenningen.
3.2.
Op bovenstaande grond vordert Sevatius om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
de tussen partijen bestaande huurovereenkomst betreffende de woning met verdere aanhorigheden staande en gelegen te [plaats] , [adres] te ontbinden,
[gedaagde partij] te veroordelen om de bovenvermelde woning binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis met alle zich daarin bevindende personen en zaken te verlaten en te ontruimen en onder afgifte van de sleutels en hetgeen daartoe verder behoort ter vrije en algehele beschikking van Servatius te stellen,
[gedaagde partij] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Servatius te voldoen:
- een bedrag van €5.483,91 (waarvan € 4.891,76 aan huurachterstand en € 592,15 aan incassokosten),
- een bedrag van € 623,97 per maand(en), zijnde periodiek door [gedaagde partij] aan Servatius verschuldigde huurverplichting, te rekenen na 31 maart 2020 tot aan het tijdstip dat de onderhavige huurovereenkomst wordt ontbonden,
- een bedrag van € 623,97 per maand ter zake van een schadevergoeding voor elke maand(en) of gedeelte daarvan dat [gedaagde partij] in gebreke blijft het gehuurde te ontruimen en ter beschikking van Servatius te stellen, zulks ingaande op het tijdstip waarop de huurovereenkomst door de kantonrechter wordt beëindigd,
- [gedaagde partij] te veroordelen in te proceskosten.
3.3.
Namens [gedaagde partij] wordt verweer gevoerd.
3.4.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Namens [gedaagde partij] wordt de betalingsachterstand erkend. Wel wordt aangevoerd dat thans via de kredietbank diverse trajecten lopen, waaronder een aanvraag voor onderbewindstelling. Bij conclusie van antwoord werd voorgesteld een betalingsregeling met Servatius te treffen. In verband met dit laatste merkt de kantonrechter op dat zij ingevolgde artikel 6:29 BW zonder toestemming van Servatius geen betalingsregeling kan opleggen.
4.2.
Tijdens de mondeling behandeling heeft Servatius echter gesteld geen betaalafspraken te wensen. Zij heeft de kantonrechter verzocht om alsnog vonnis te wijzen.
4.3.
Gezien de erkenning namens [gedaagde partij] van de door Servatius gestelde huurachterstand oordeelt de kantonrechter dat de tekortkoming van [gedaagde partij] in de nakoming van de huurovereenkomst vast staat en dat deze tekortkoming (huurachterstand van ruim zeven maanden) voldoende ernstig is en ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. De door [gedaagde partij] aangevoerde financiële omstandigheden kunnen niet tot een ander oordeel leiden. Die omstandigheden vallen in het risicosfeer van [gedaagde partij] .
4.4.
Gelet op bovenstaande zal de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde worden toegewezen. De ontruimingstermijn zal worden bepaald op veertien dagen na betekening van het vonnis.
4.5.
Nu [gedaagde partij] de hoogte van de huurachterstand niet heeft betwist, ligt een bedrag van € 4.891,76 aan huurachterstand tot en met 31 maart 2020 voor toewijzing gereed.
4.6.
De vordering betreffende de periodiek door [gedaagde partij] verschuldigde huurverplichting ad € 623,97 per maand(en), te rekenen vanaf 31 maart 2020 tot aan het tijdstip van ontbinding, zal eveneens worden toegewezen.
4.7.
Toewijsbaar is ook de vordering ter zake van de schadevergoeding ad € 623,97 per maand(en), voor elke maand(en) of gedeelte daarvan dat [gedaagde partij] in gebreke blijft het gehuurde te ontruimen.
4.8.
Ter zake van de gevorderde vergoeding voor de buitengerechtelijke kosten wordt vastgesteld dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Servatius heeft aan [gedaagde partij] op 17 januari 2020 een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag ad
€ 592,15 aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
4.9.
[gedaagde partij] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De kosten aan de zijde van Servatius worden begroot op:
  • dagvaarding € 105,09
  • griffierecht € 499,00
  • salaris gemachtigde €
totaal € 1.204,09

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de woning met aanhorigheden, staande en gelegen te [plaats] , [adres] ,
5.2.
veroordeelt [gedaagde partij] om de bovenvermelde woning binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis met alle zich daarin bevindende personen en zaken te verlaten en te ontruimen en onder afgifte van de sleutels en hetgeen daartoe verder behoort, ter vrije en algehele beschikking van Servatius te stellen,
5.3.
veroordeelt [gedaagde partij] om aan Servatius, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, te betalen:
  • € 5.483,91 (waarvan € 4.891,76 aan huurachterstand en € 592,15 aan buitengerechtelijke kosten),
  • € 623,97 per maand(en), zijnde periodiek door [gedaagde partij] aan Servatius verschuldigde huurverplichting, te rekenen na 31 maart 2020 tot aan het tijdstip van ontbinding (zijnde datum van dit vonnis),
  • € 623,97 per maand ter zake van een schadevergoeding voor elke maand(en) of gedeelte daarvan dat [gedaagde partij] in gebreke blijft het gehuurde te ontruimen en ter beschikking van Servatius te stellen, zulks ingaande op het tijdstip van ontbinding (zijnde datum van dit vonnis),
5.4.
veroordeelt [gedaagde partij] in de kosten van de procedure aan de zijde van Servatius gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € 1204,09,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.R.A. Timmermans-Vermeer en in het openbaar uitgesproken.
NZ