Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
- de dagvaarding van 20 november 2020 met producties 1 tot en met 6
- de (fax)brief van [eiseres] met productie 7
- de (fax)brief van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] met producties 9 en 10
- de mondelinge behandeling van 1 december 2020
- de pleitnota van [eiseres] .
- de pleitnotitie van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] .
2.De feiten
3.Het geschil
Primair: het beslag d.d.12 november 2020 uit hoofde van het verlof d.d. 10 november 2020 op te heffen;
12 november 2020 uit hoofde van het verlof d.d. 10 november 2020 op te heffen binnen 48 uur na betekening van het in dezen te wijzen vonnis;
4.De beoordeling
(sub 4.12-4.15 aldaar) gemotiveerd afgewezen. In de onderhavige procedure hebben [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] niets aangevoerd waaruit blijkt dan wel waardoor aannemelijk wordt dat de kantonrechter in die eerdere procedure op onjuiste gronden of op onjuiste motivering tot zijn afwijzende oordeel in reconventie is gekomen. Evenmin hebben [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in de onderhavige procedure gemotiveerd aangevoerd dat en waarom die reconventionele vordering alsnog had moeten worden toegewezen. Ook in het exploot van 19 november 2020 waarbij zij hoger beroep bij het Hof hebben ingesteld, wordt dienaangaande niets aangevoerd. Gelet hierop is de vordering van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] wat betreft de non-conformiteit summierlijk ondeugdelijk.
tijdigheidvan het instellen van de eis in de hoofdzaak gaat, maar over de
mogelijkheidtot het instellen van een vermeerdering van eis in hoger beroep. De voorzieningenrechter gaat hieraan dan ook voorbij.
€ 980,00 (salaris advocaat). Nu [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] geen verweer hebben gevoerd op de gevorderde hoofdelijke veroordeling, zal dit deel van het gevorderde eveneens worden toegewezen.
5.De beslissing
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de dag van voldoening;