In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 11 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de intrekking van een wapenverlof van eiser. De politiechef van Limburg had op 13 juli 2019 het wapenverlof van eiser ingetrokken, omdat er ernstige verdenkingen bestonden dat hij betrokken was bij een ernstig levensdelict waarbij een vuurwapen was gebruikt. Eiser heeft hiertegen administratief beroep ingesteld, maar dit werd ongegrond verklaard door de Minister van Justitie en Veiligheid. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft onderzocht of de intrekking van het wapenverlof rechtmatig was. Eiser betoogde dat de intrekking onzorgvuldig was en dat er onvoldoende bewijs was voor de verdenking. De rechtbank oordeelde dat de korpschef in redelijkheid kon concluderen dat aan eiser het voorhanden hebben van wapens en munitie niet langer kon worden toevertrouwd, gezien de ernst van de verdenking. De rechtbank benadrukte dat de drempel voor intrekking van een wapenverlof lager ligt dan de drempel voor strafrechtelijk bewijs.
De rechtbank concludeerde dat de belangen van de veiligheid in de samenleving zwaarder wogen dan de persoonlijke belangen van eiser, zoals het uitoefenen van zijn schietsport hobby. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waardoor de intrekking van het wapenverlof in stand bleef. Eiser kan binnen zes weken hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.