ECLI:NL:RBLIM:2020:9775

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 december 2020
Publicatiedatum
10 december 2020
Zaaknummer
8713949 \ CV EXPL 20-4163
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van geleverde energie met betwisting van meterstanden

In deze zaak vordert de besloten vennootschap ENGIE NEDERLAND RETAIL B.V. betaling van een bedrag van € 1.121,11 van de gedaagde partij, die in persoon procedeert. De vordering betreft onbetaalde facturen voor geleverde energie, waarbij de gedaagde partij aanvoert dat de meterstanden niet kloppen. De overeenkomst voor de levering van energie is op 11 oktober 2016 aangegaan en is inmiddels geëindigd. De eisende partij stelt dat de facturen van 13 september 2017 en 13 oktober 2017 van telkens € 106,00 niet zijn betaald, en dat de eindafrekening van € 720,09 bij factuur van 13 november 2017 is gepresenteerd. De kantonrechter oordeelt dat het verweer van de gedaagde partij niet voldoende onderbouwd is en dat de meterstanden correct zijn, zoals blijkt uit het ESDN Toegankelijk Meetregister. De kantonrechter wijst de vordering tot betaling van de hoofdsom toe, evenals de wettelijke rente, maar matigt deze rente tot de datum van de aanmaning. Ook de buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen. De gedaagde partij wordt veroordeeld in de proceskosten, die op € 825,85 zijn begroot. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 8713949 \ CV EXPL 20-4163
Vonnis van de kantonrechter van 16 december 2020
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ENGIE NEDERLAND RETAIL B.V.,
gevestigd te Zwolle,
eisende partij,
gemachtigde LAVG Groningen,
tegen:
[gedaagde partij],
wonend [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op 11 oktober 2016 de levering van energie overeengekomen voor de duur van een jaar ten behoeve van het perceel [adres] te [woonplaats] . De overeenkomst is digitaal tot stand gekomen.
2.2.
De overeenkomst is inmiddels geëindigd.

3.Het geschil

3.1.
Eisende partij vordert - samengevat - veroordeling van gedaagde partij tot betaling van € 1.121,11 (€ 932,09 aan hoofdsom, € 49,21 aan rente en € 139,81 aan buitengerechtelijke kosten), vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Eisende partij stelt dat de facturen van 13 september 2017 en 13 oktober 2017 van telkens € 106,00 niet zijn betaald. De overeenkomst is daarna beëindigd, en bij factuur van 13 november 2017 is de eindafrekening ad € 720,09 in rekening gebracht.
De meterstanden zijn afgelezen door een slimme meter. Als productie 11 bij dagvaarding is een uitdraai van het EDSN Toegankelijk Meetregister overgelegd.
Gedaagde partij heeft niet betaald en de vordering is niet verjaard.
3.3.
Gedaagde partij voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Eisende partij vordert betaling van een bedrag van € 932,09 aan hoofdsom. Zij stelt dat de facturen van 13 september 2017 en 13 oktober 2017 van telkens € 106,00 niet zijn betaald. De overeenkomst is daarna vanwege wanbetaling beëindigd, en bij factuur van 13 november 2017 is de eindafrekening ad € 720,09 in rekening gebracht.
Gedaagde partij voert een aantal verweren die hierna besproken worden. Daarbij stelt de kantonrechter voorop dat dit verweer gemotiveerd en onderbouwd moet zijn. Het enkel poneren van verweer dat niet is onderbouwd, is onvoldoende om de stellingen van eisende partij te weerleggen.
Bos Incasso, LAVG en de openstaande hoofdsom
4.2.
Gedaagde partij stelt in de eerste plaats per brief bij Bos Incasso te hebben aangekaart dat een aantal zaken niet klopte. Deze brief is doorgestuurd naar LAVG en, zo begrijpt de kantonrechter het, heeft gedaagde partij niet eerder dan nadat de dagvaarding aan hem is betekend, iets gehoord. Hierdoor zijn rente en incassokosten onnodig opgelopen.
Bij repliek geeft eisende partij een reactie op dit verweer en betwist dat is aangegeven dat een bedrag van € 536,32 zou open staan. Het ging om een bedrag van € 9.239,09. Zij verwijst naar de producties bij dagvaarding. LAVG heeft gedaagde partij op 13 maart 2018 van een reactie voorzien, waarna op 23 juli 2019 en op 17 juli 2020 is aangemaand.
4.3.
De kantonrechter overweegt als volgt. Eisende partij vordert in hoofdsom een bedrag van € 932,09. Dit bedrag is opgebouwd uit 3 afzonderlijke facturen, waarvan de bedragen telkens in de bij dagvaarding overgelegde correspondentie is vermeld. De kantonrechter gaat ervan uit dat het bij repliek genoemde bedrag van € 9.230,09 een verschrijving is, en dat abusievelijk een “2” is toegevoegd aan het bedrag van € 932,09. Dat € 536,32 resteert te voldoen wordt bij gebrek aan onderbouwing gepasseerd.
Hetgeen partijen aanvoeren over Bos Incasso en LAVG en de communicatie met deze instanties, acht de kantonrechter nu van minder belang. Mocht een en ander effect hebben op de verschuldigdheid van rente en incassokosten, dan zal hierover hierna worden beslist.
De meterstanden
4.4.
Gedaagde partij voert aan dat de meterstanden niet kloppen. Bij gebrek aan een onderbouwing van dit verweer, wordt hieraan voorbij gegaan. Bij dagvaarding heeft eisende partij de meetgegevens uit het ESDN Toegankelijk Meetregister overgelegd. De kantonrechter heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de in dat register opgenomen gegevens.
De hoofdsom, rente en buitengerechtelijke kosten
4.5.
De kantonrechter constateert dat, met uitzondering van de meterstanden, geen inhoudelijk verweer is gevoerd tegen de facturen. De kantonrechter zal daarom uitgaan van de juistheid daarvan. De gevorderde hoofdsom wordt toegewezen.
Eisende partij vordert verder wettelijke rente over de afzonderlijke factuurbedragen. Nu vast staat dat gedaagde partij het niet eens was met de meterstanden waarop de facturen zijn gebaseerd, is het de kantonrechter niet duidelijk waarom eisende partij zo lang gewacht heeft met het instellen van deze vordering. Eisende partij geeft aan op 23 juli 2019 aangemaand te hebben en op 17 juli 2020 nogmaals. Eisende partij heeft met deze laatste aanmaning derhalve bijna een jaar gewacht, zonder te hebben aangegeven wat hiervan de reden is. De kantonrechter ziet hierin aanleiding de gevorderde rente te matigen in die zin dat deze opeisbaar is vanaf de betalingstermijn zoals genoemd in die brief, zijnde 7 dagen na dagtekening van de brief. De wettelijke rente wordt daarom toegewezen vanaf 30 juli 2020.
4.6.
Eisende partij maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim op/na 1 juli 2012 is ingetreden.
Eisende partij heeft aan gedaagde partij een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. De gevorderde incassokosten worden daarom toegewezen.
Overig
4.7.
De kantonrechter ziet geen aanleiding gedaagde partij toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.8.
Gedaagde partij wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 86,85
  • griffierecht 499,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 825,85
4.9.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt gedaagde partij om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisende partij te betalen een bedrag van € 1.071,90 vermeerderd met de wettelijke rente over € 932,09 vanaf 30 juli 2020 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt gedaagde partij in de proceskosten aan de zijde van eisende partij gevallen en tot op heden begroot op € 825,85,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.P. Brouns en in het openbaar uitgesproken.
type: PLG
coll: