In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 16 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting Zowonen en een huurder. De eisende partij, Zowonen, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning van de gedaagde partij, die in het gehuurde drugs had aangetroffen. De huurder ontkende op de hoogte te zijn van de aanwezigheid van de drugs en stelde dat deze van zijn broertje waren. De kantonrechter oordeelde dat de aanwezigheid van drugs in de woning een ernstige tekortkoming opleverde, waardoor Zowonen bevoegd was de huurovereenkomst te ontbinden. De kantonrechter weegt de belangen van beide partijen en concludeert dat de vordering van Zowonen gerechtvaardigd is. De huurder wordt veroordeeld tot ontruiming van de woning en betaling van de huur tot aan de ontruiming. De kosten van de procedure worden eveneens aan de huurder opgelegd.