In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 10 december 2020 uitspraak gedaan over de omgevingsvergunning voor het inpandig realiseren van vier extra studentenkamers in de binnenstad van Venlo. De eisers, bewoners van de omgeving, hebben beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Venlo, dat op 4 november 2019 een omgevingsvergunning had verleend voor het realiseren van acht studentenkamers in een pand. De eisers betogen dat de extra kamers een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat zullen veroorzaken, en dat de vergunning in strijd is met het bestemmingsplan.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergunninghouder zich aan de voorwaarden van de omgevingsvergunning moet houden, waaronder het huisvesten van studenten. De rechtbank overweegt dat de aanvraag in overeenstemming is met het beleid van de gemeente Venlo, dat studentenhuisvesting bevordert. De rechtbank wijst erop dat de eisers onvoldoende bewijs hebben geleverd voor hun stelling dat de extra kamers ernstige overlast zullen veroorzaken. De rechtbank concludeert dat de vrees voor overlast niet voldoende is om de vergunning te weigeren.
De rechtbank oordeelt verder dat de eisers, indien er sprake zou zijn van waardedaling van hun woningen, een verzoek om planschade kunnen indienen. De rechtbank verklaart het beroep van de eisers ongegrond, en bevestigt dat de omgevingsvergunning rechtmatig is verleend. De uitspraak is openbaar gemaakt op 10 december 2020.