ECLI:NL:RBLIM:2020:9655

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 december 2020
Publicatiedatum
8 december 2020
Zaaknummer
C/03/283889 / KG ZA 20-425
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verhoging van eerder opgelegde dwangsommen en verbod op executie van kort geding vonnis

Op 9 december 2020 heeft de Rechtbank Limburg in een kort geding uitspraak gedaan in de zaak tussen de Maatschap en Stichting Heyerhoven. De Maatschap vorderde een verhoging van eerder opgelegde dwangsommen en een verbod op de executie van een eerder kort geding vonnis. De procedure volgde op een eerdere uitspraak van 29 juli 2020, waarin de Maatschap was veroordeeld tot het ongestoord gebruik van percelen en Stichting Heyerhoven was opgedragen om dit gebruik te respecteren. De Maatschap stelde dat de dwangsommen die aan Stichting Heyerhoven waren opgelegd, waren volgelopen en dat er een nieuwe prikkel nodig was om naleving te waarborgen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende spoedeisend belang was en dat de Maatschap recht had op het ongestoord gebruik van de percelen. De rechter bepaalde dat Stichting Heyerhoven de percelen niet meer mocht betreden zonder toestemming van de Maatschap, op straffe van een dwangsom van € 100 per dag, met een maximum van € 5.000. Daarnaast werd de executie van de eerdere dwangsommen geschorst, omdat de Maatschap de percelen inmiddels had ontruimd op basis van een vonnis in een andere procedure. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer / rolnummer: C/03/283889 / KG ZA 20-425
Vonnis in kort geding van 9 december 2020
in de zaak van

1.de maatschap [eiseres in conventie, verweerster in (voorwaardelijke) reconventie sub 1] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[eiser in conventie, verweerder in (voorwaardelijke) reconventie sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[eiseres in conventie, verweerster in (voorwaardelijke) reconventie sub 3],
wonende te [woonplaats] ,
eisers in conventie,
verweerders in (voorwaardelijke) reconventie,
advocaat: mr. W.M. Bijloo,
tegen
de stichting
STICHTING HEYERHOVEN,
gevestigd en kantoorhoudende te Venlo,
gedaagde in conventie,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
advocaat: mr. A. van Weverwijk.
Partijen worden hierna de Maatschap en Stichting Heyerhoven genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding (met producties 1-9);
  • de akte van Stichting Heyerhoven met producties 1-14 tevens houdende eis in voorwaardelijke reconventie;
  • de akte van de Maatschap met producties 10-12, tevens houdende vermeerdering van eis;
  • de akte van de Maatschap houdende productie 13;
  • de pleitnota van de Maatschap;
  • de pleitnota van Stichting Heyerhoven;
  • de mondelinge behandeling van 25 november 2020.
1.2.
Tot slot is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen is eerder (onder meer) een kort geding procedure gevoerd, resulterend in een vonnis in kort geding van 29 juli 2020 (zaak- en rolnummer: C/03/277443 KG ZA 20-152).
2.2.
In dit kort geding vonnis is onder meer het volgende overwogen en beslist:
(…)
6.11. De Maatschap vordert zowel het ongestoord genot van de percelen als het verbod aan Stichting Heyerhoven om de percelen te (laten) betreden. Omdat, zoals hiervoor is overwogen, voldoende aannemelijk is dat de Maatschap pachter is van de percelen, dient haar door Stichting Heyerhoven het ongestoord genot daarvan te worden verschaft. Onder het verschaffen van ongestoord genot valt ook dat het Stichting Heyerhoven niet vrij staat om zonder toestemming van de Maatschap de percelen te (laten) betreden. Deze vorderingen zijn dus toewijsbaar.
6.12.
De Maatschap heeft voor zowel het verbod om de percelen te betreden als voor het gebod om het ongestoord genot te verschaffen een dwangsom gevorderd. Nu de Maatschap echter niet duidelijk heeft gemaakt waarin de vordering om de percelen niet zonder toestemming te (laten) betreden verschilt van de - ruimere - vordering tot het verschaffen van het ongestoorde genot van de percelen, zal de voorzieningenrechter aan overtreding van het gebod en verbod gezamenlijk één dwangsom verbinden. Verder ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de dwangsom te matigen tot € 100,-- per dag met een maximum van € 5.000,--.
(…)
De beslissing
De voorzieningenrechter
7.1.
veroordeelt Stichting Heyerhoven om aan de Maatschap een voorschot te betalen op de op grond van artikel 7:344 BW verschuldigde kosten ter hoogte van € 1.470,--,
7.2.
veroordeelt Stichting Heyerhoven om aan de Maatschap een voorschot te betalen op de schadevergoeding ter hoogte van € 10.000,--,
7.3.
gebiedt Stichting Heyerhoven om aan de Maatschap het ongestoorde gebruiksgenot te verschaffen van de percelen (met een totaal oppervlakte van 37.58.14 ha), waaronder begrepen het verbod aan Stichting Heyerhoven om de percelen zonder toestemming van de Maatschap te betreden of te laten betreden,
7.4.
veroordeelt Stichting Heyerhoven om aan de Maatschap een dwangsom te betalen van € 100,-- voor iedere dag dat zij niet aan de in 7.3 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet nadat 24 uur na het wijzen van dit vonnis zijn verstreken, tot een maximum van € 5.000,-- is bereikt,
7.5.
veroordeelt Stichting Heyerhoven in de proceskosten, aan de zijde van de Maatschap tot op heden begroot op € 3.114,13,
7.6.
veroordeelt Stichting Heyerhoven in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op
€ 157,-- aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Stichting Heyerhoven niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,-- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
7.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.(…)
2.3.
Op diezelfde dag is een vonnis in kort geding gewezen tussen enerzijds Ontwikkelbedrijf Greenport Venlo B.V. (hierna: Greenport) en anderzijds de Maatschap en – na voeging als bedoeld in artikel 7:344 BW – Stichting Heyerhoven (zaak- en rolnummer: C/03/275110 KG ZA 20-85).
2.4.
In dit kort geding vonnis is onder meer het volgende overwogen en beslist:
“(…) 5.3. Tussen partijen is niet in geschil dat Greenport eigenaar is van de percelen. Greenport betwist de stelling van de Maatschap dat zij de percelen op grond van een overeenkomst aan Stichting Heyerhoven in gebruik zou hebben gegeven, althans dat Stichting Heyerhoven bevoegd was om de percelen aan de Maatschap (al dan niet in de vorm van huur of pacht) in gebruik te geven. Gelet hierop had het op de weg van de Maatschap gelegen om te onderbouwen en aannemelijk te maken dat Stichting Heyerhoven wel bevoegd was tot het sluiten van een gebruiksovereenkomst met de Maatschap over te gaan. De Maatschap is daar niet, althans in onvoldoende mate in geslaagd.
5.3.1.
Greenport heeft ontkend dat tussen haar en Stichting Heyerhoven een huurovereenkomst heeft bestaan met betrekking tot de percelen. Stichting Heyerhoven heeft tijdens de mondelinge behandeling van onderhavig kort geding ook ontkend dat tussen haar en Stichting Heyerhoven een huurovereenkomst heeft bestaan met betrekking tot de percelen. Zij heeft verklaard dat zij in het door de Maatschap tegen haar aangespannen kort geding weliswaar heeft aangegeven dat tussen haar en Greenport wel een huurovereenkomst heeft bestaan, maar dat die opmerking zag op andere stukken grond die aan de Maatschap in gebruik waren gegeven en niet op de percelen.
5.3.2.
De Maatschap heeft het bestaan van de door haar gestelde overeenkomst tussen Greenport en Stichting Heyerhoven ten aanzien van de percelen niet nader kunnen onderbouwen met een schriftelijk stuk. Over het aan de (door de pachtkamer als zodanig gekwalificeerde) pachtovereenkomst met Stichting Heyerhoven gehechte kaartje met de verpachte percelen waarop staat vermeld “huurovereenkomst Heyerhoven” en ook het logo van Greenport staat weergegeven, heeft Greenport verklaard dat wel met Stichting Heyerhoven is gesproken over een huurovereenkomst ten aanzien van de percelen, maar dat deze nooit tot stand is gekomen. Gelet hierop vormt dit kaartje evenmin een voldoende onderbouwing van het bestaan van een huurovereenkomst tussen Greenport en Stichting Heyerhoven met betrekking tot de percelen.
5.3.3.
Ook de erfpachtovereenkomst tussen Greenport en Stichting Heyerhoven ten slotte kan de Maatschap niet baten, nu de aldaar overeengekomen erfpacht van de percelen door Stichting Heyerhoven thans nog niet is gevestigd. Stichting Heyerhoven was en is dus ook niet bevoegd om de percelen aan de Maatschap in gebruik te geven. De omstandigheid dat Stichting Heyerhoven het mogelijk op grond van de erfpachtovereenkomst in haar macht heeft om de erfpacht ook voorafgaand aan het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning(en) en bestemmingsplanwijziging te doen vestigen, maakt het voorgaande niet anders. Vast staat immers dat hoe dan ook op dit moment de erfpacht niet is gevestigd en/of deze op korte termijn gevestigd zal worden.
5.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat Stichting Heyerhoven werkzaamheden heeft laten verrichten op de percelen, bestaande uit het afgraven van de bovenlaag en het zaaien van (golf)gras. Greenport heeft hierover verklaard dat deze werkzaamheden zien op natuuraanleg en in haar opdracht en voor haar rekening zijn uitgevoerd door Stichting Heyerhoven. Stichting Heyerhoven heeft volgens Greenport aangeboden deze werkzaamheden uit te voeren zonder daarvoor een vergoeding te verlangen. Greenport heeft daarmee afdoende weerlegd dat uit het verrichten van werkzaamheden door Stichting Heyerhoven op de percelen kan worden afgeleid dat Stichting Heyerhoven van Greenport het gebruiksrecht heeft verkregen van de percelen.
5.5.
Het voorgaande betekent dat Greenport als eigenaar van de percelen niet hoeft te dulden dat de Maatschap gebruik maakt van de percelen. De gevorderde veroordeling van de Maatschap tot ontruiming van de percelen en het ontruimd laten van de percelen is dan ook toewijsbaar.
5.6.
De voorzieningenrechter ziet aanleiding om de gevorderde dwangsom te matigen tot
€ 500,-- per dag en het maximum te beperken tot 30.000,--.
(…)
De beslissing
De voorzieningenrechter
in conventie en reconventie
6.1.
veroordeelt de Maatschap om de percelen te ontruimen en ontruimd te houden en aan eiseres en de door haar aan te wijzen derden het ongestoord genot te laten,
6.2.
veroordeelt de Maatschap om aan Greenport een dwangsom te betalen van € 500,-- voor iedere dag dat zij niet aan de in 6.1 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 30.000,-- is bereikt,
6.3.
veroordeelt de Maatschap in de proceskosten, aan de zijde van Greenport tot op heden begroot op € 2.218,13,
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,(…)
2.5.
Greenport heeft een brief d.d. 17 november 2020 aan de Maatschap verzonden met, voor zover relevant, de volgende inhoud:
(…)
Dinsdag 10 november jongstleden hebben wij vernomen dat Stichting Heyerhoven werkzaamheden heeft uitgevoerd op een perceel, dat u in gebruik heeft van Stichting Heyerhoven (deel van de 47 hectare).
(…)
Wij betreuren het dat er, zonder overleg, werkzaamheden zijn uitgevoerd op de bij u in gebruik zijnde gronden.(…)

3.Het geschil in conventie

3.1.
De Maatschap vordert – samengevat – om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
primair:
1) aan veroordeling 7.3 van het vonnis van 29 juli 2020 een aanvullende dwangsom te
verbinden van € 500,00 voor iedere dag dat Stichting Heyerhoven niet aan de in 7.3 uitgesproken hoofdveroordeling van dat vonnis voldoet, nadat 24 uur na het wijzen van het onderhavige vonnis zijn verstreken tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt;
2) Stichting Heyerhoven te veroordelen om de percelen kadastraal bekend [kadasternummers 1] , (groot ± 47 ha), niet meer te (laten) betreden en/of daarop werkzaamheden te (laten) uitvoeren, op straffe van een dwangsom van
€ 500,00 per overtreding en per dag dat die overtreding voortduurt, met een maximum van
€ 50.000,00;
subsidiair:
3) Stichting Heyerhoven te veroordelen de percelen, totaal groot 37.58.14 ha, kadastraal bekend [kadasternummers 2] niet meer te (laten) betreden, op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 per overtreding, met een maximum van € 50.000,00;
4) Stichting Heyerhoven te veroordelen om aan de Maatschap het ongestoorde gebruiksgenot te verschaffen van de percelen, totaal groot 37.58.14 ha, kadastraal bekend [kadasternummers 2] , op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 per overtreding, met een maximum van € 50.000,00;
5) Stichting Heyerhoven te veroordelen in de kosten van de procedure en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Stichting Heyerhoven voert verweer.
3.3.
Op hetgeen partijen hebben aangevoerd wordt, voor zover van belang, onder de beoordeling teruggekomen.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
Stichting Heyerhoven vordert – samengevat – om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
- de Maatschap te veroordelen de executie van het kort gedingvonnis d.d. 29 juli 2020 (zaaknummer/rolnummer C/03/277443 / KG ZA 20-152) te schorsen op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,- per dag, met een maximum van € 50.000,-;
- de Maatschap te veroordelen in de kosten van de procedure en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Stichting Heyerhoven heeft deze vordering ingesteld onder de voorwaarde dat de voorzieningenrechter zich bevoegd acht van dit geschil kennis te nemen.
4.2.
De Maatschap voert verweer.
4.3.
Op hetgeen partijen hebben aangevoerd wordt, voor zover van belang, onder de beoordeling teruggekomen.

5.De beoordeling in conventie

de bevoegdheid van de voorzieningenrechter

5.1.
Het meest verstrekkende verweer van Stichting Heyerhoven is dat de voorzieningenrechter zich onbevoegd dient te verklaren, gelet op de aard van de procedure. Aangezien de Maatschap zich beroept op het bestaan van een pachtovereenkomst, dient zij haar vorderingen aan te brengen bij de pachtkamer, aldus Stichting Heyerhoven.
5.1.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat deze redenering niet opgaat.
In alle spoedeisende zaken waarin, gelet op de belangen van partijen, een onmiddellijke voorziening bij voorraad wordt vereist, is de voorzieningenrechter bevoegd deze te geven, aldus artikel 254 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Naar het oordeel van de voorzieningenrechter volgt reeds daaruit haar bevoegdheid, terwijl de onderhavige zaak bovendien niet gaat over het al dan niet bestaan van een pachtovereenkomst. De vorderingen die aan de voorzieningenrechter zijn voorgelegd zien op de vraag of de dwangsom die in een eerdere procedure is opgelegd verhoogd dient te worden dan wel of ter zake een nieuwe dwangsom opgelegd dient te worden, al dan niet ook ten opzichte van andere percelen.
5.1.2.
Op grond van het voorgaande acht de voorzieningenrechter zich bevoegd van het geschil kennis te nemen.
spoedeisend belang
5.2.
In de aard van de vorderingen is een voldoende spoedeisend belang gelegen.
de vorderingen sub 1, 3 en 4
5.3.
De vorderingen sub 1, 3 en 4 zien op de door partijen aangeduide percelen van
± 37 ha. Daar gaan ook de hiervoor aangehaalde kort gedingen over.
5.4.
De Maatschap stelt dat de dwangsommen die de voorzieningenrechter aan Stichting Heyerhoven in rechtsoverweging 7.4. van het vonnis in kort geding van 29 juli 2020 heeft opgelegd zijn volgelopen. De Maatschap stelt dat een nieuwe prikkel van dwangsommen nodig is om te voorkomen dat Stichting Heyerhoven het verbod dat is opgenomen in het kort geding vonnis van 29 juli 2020 overtreedt en het daarin opgenomen gebod niet nakomt. De Maatschap vordert verhoging van de eerder opgelegde dwangsom dan wel oplegging van een nieuwe dwangsom, op grond van artikel 611a Rv.
5.5.
Stichting Heyerhoven heeft aangevoerd dat uit het vonnis dat is gewezen tussen Greenport en de Maatschap volgt dat er geen overeenkomst bestaat tussen Greenport en Stichting Heyerhoven op grond waarvan Stichting Heyerhoven de percelen in gebruik kan hebben. Voorts is daarin bepaald dat de Maatschap de percelen niet mag betreden op straffe van dwangsommen. Stichting Heyerhoven heeft niet belemmerd dat de Maatschap de percelen zou betreden of in gebruik zou nemen, maar de Maatschap heeft geaccepteerd dat zij jegens Greenport geen recht of titel heeft door tegen dat vonnis niet in hoger beroep te gaan en de percelen te ontruimen.
5.6.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat dit verweer slaagt en overweegt daartoe het volgende.
5.6.1.
De Maatschap heeft erkend dat zij geen hoger beroep heeft ingesteld tegen het kort geding vonnis in de procedure tussen haar en Greenport. De Maatschap heeft toegelicht dat zij in dat vonnis is veroordeeld tot ontruiming van de percelen, onder oplegging van een dwangsom, en dat zij daaraan gevolg heeft gegeven. Dat zij thans geen gebruik maakt van de percelen van ± 37 ha (óf kan maken) ligt naar het oordeel van de voorzieningenrechter in eerste instantie daaraan. Dat niet naleving van het aan Stichting Heyerhoven opgelegde gebod dan wel verbod in rechtsoverweging 7.3. van het kort geding vonnis van 29 juli 2020 daarvan de (primaire) oorzaak is, kan de voorzieningenrechter daarom niet aannemen.
5.6.2.
Voor zover de Maatschap zich op het standpunt stelt dat Stichting Heyerhoven het in haar macht heeft om een overeenkomst met Greenport te sluiten, waarna Stichting Heyerhoven de percelen in gebruik krijgt en deze dan op haar beurt aan de Maatschap in gebruik kan geven, geldt dat de voorzieningenrechter uit het kort geding vonnis van 29 juli 2020 niet kan afleiden dat hetgeen daarin is overwogen en beslist zo moet worden uitgelegd dat Stichting Heyerhoven wordt verplicht om een overeenkomst met een derde (Greenport) te sluiten teneinde de Maatschap in staat te stellen de percelen te kunnen gebruiken. Een dergelijke vergaande strekking kan de voorzieningenrechter niet in de overwegingen lezen. De Maatschap heeft ook onvoldoende onderbouwd dat dit daaruit dient te worden afgeleid.
5.7.
Aangezien dit verweer van Stichting Heyerhoven slaagt en dat zowel in de weg staat aan toewijzing van het primair onder 1 als het subsidiair onder 3 en 4 gevorderde, dienen die vorderingen daarom te worden afgewezen. Hetgeen partijen verder nog hebben aangevoerd ten aanzien van die vorderingen behoeft daarom geen bespreking, aangezien dat niet tot een andere beslissing ten aanzien van die vorderingen kan leiden.
de vordering sub 2
5.8.
De vordering sub 2 ziet op de door partijen aangeduide percelen van ± 47 ha. Die vormden, zo begrijpt de voorzieningenrechter, geen inzet van de kort gedingen die hebben geleid tot de vonnissen van 29 juli 2020.
5.9.
Stichting Heyerhoven heeft niet, althans onvoldoende, betwist dat Greenport het goed vindt dat de Maatschap gebruikt maakt van deze percelen van ± 47 ha. Door overlegging van de brief van Greenport van 17 november 2020 heeft de Maatschap voldoende onderbouwd dat Greenport, de eigenaar van die percelen, instemt met het gebruik van die percelen. Uit het vonnis van de pachtkamer van de rechtbank van 24 december 2019 volgt dat de pachtkamer heeft geoordeeld dat de door partijen aangeduide percelen van ± 47 ha door Stichting Heyerhoven zijn verpacht aan de Maatschap.
5.10.
Het voorgaande betekent dat aan de Maatschap door Stichting Heyerhoven het ongestoord genot van die percelen dient te worden verschaft. Onder het verschaffen van ongestoord genot valt ook dat het Stichting Heyerhoven niet vrij staat om zonder toestemming van de Maatschap de percelen te (laten) betreden. Uit de brief van Greenport van 17 november 2020 leidt de voorzieningenrechter af dat Stichting Heyerhoven zich daaraan niet altijd houdt, zodat voldoende belang bestaat voor de Maatschap bij toewijzing van het gevorderde. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om de dwangsom te matigen tot € 100,00 per dag met een maximum van € 5.000,00.
5.11.
Het sub 2 gevorderde is daarmee toewijsbaar zoals onder de beslissing vermeld.
de proceskosten
5.12.
Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, worden de proceskosten gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.

6.De beoordeling in reconventie

6.1.
De voorwaarde waaronder de reconventionele vordering is ingesteld is vervuld, zodat de voorzieningenrechter toekomt aan een beoordeling van die vordering.
6.2.
Op grond van artikel 438 lid 2 Rv is de voorzieningenrechter van deze rechtbank bevoegd om in het onderhavige geschil te beslissen. In de aard van de vordering is een voldoende spoedeisend belang gelegen.
6.3.
In een executiegeschil kan de voorzieningenrechter de tenuitvoerlegging van een vonnis slechts schorsen, indien hij van oordeel is dat de executant – mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad –geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
6.4.
Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee, dat in het executiegeschil geen inhoudelijke bezwaren tegen een uitspraak aangevoerd kunnen worden, behoudens die, welke nopen tot het oordeel dat sprake is van misbruik van bevoegdheid, bijvoorbeeld omdat er sprake is van een kennelijke misslag in het te executeren vonnis. Misbruik van bevoegdheid is echter niet tot deze gevallen beperkt, het gaat om voorbeelden waarin de executant naar redelijkheid niet tot de gewraakte uitoefening van de executiebevoegdheid kon komen, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad.
6.5.
De voorzieningenrechter merkt op dat Stichting Heyerhoven schorsing van de executie van het tussen haar en de Maatschap gewezen vonnis in kort geding van 29 juli 2020 vordert. Hetgeen zij daartoe heeft aangevoerd ziet echter slechts op de executie van de onder 7.4. opgelegde dwangsommen. Bij gebrek aan enige grondslag zal de vordering daarom worden afgewezen voor zover het de overige onderdelen van dat vonnis betreft.
6.6.
Uit hetgeen hiervoor in conventie is overwogen volgt dat de Maatschap de percelen heeft ontruimd naar aanleiding van het vonnis in de procedure tussen haar en Greenport.
Het is dus niet (primair) Stichting Heyerhoven die aan de Maatschap het (ongestoorde) gebruiksgenot van die percelen ontneemt. Gelet daarop acht de voorzieningenrechter het willen incasseren van de opgelegde dwangsommen misbruik van bevoegdheid. Op dit punt bestaat daarom aanleiding om te bepalen dat de executie van het kort geding vonnis dient te worden geschorst. Aan de veroordeling om de executie op dit punt te schorsen zal de voorzieningenrechter een dwangsom verbinden. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om de dwangsom te matigen tot € 100,00 per dag met een maximum van € 5.000,00.
6.7.
Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, worden de proceskosten gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.

7.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
7.1.
veroordeelt Stichting Heyerhoven om de percelen kadastraal bekend [kadasternummers 1] , (groot ± 47 ha), niet meer te (laten) betreden en/of daarop werkzaamheden te (laten) uitvoeren, op straffe van een dwangsom van € 100,00 per overtreding en per dag dat die overtreding voortduurt met een maximum van € 5.000,00;
7.2.
verklaart dit vonnis voor wat betreft deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
7.3.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
7.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
7.5.
veroordeelt de Maatschap de executie van het kort gedingvonnis d.d. 29 juli 2020 (zaaknummer/rolnummer C/03/277443 / KG ZA 20-152) te schorsen voor wat betreft de executie van de daarin onder 7.4. opgelegde dwangsommen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per dag met een maximum van € 5.000,00;
7.6.
verklaart dit vonnis voor wat betreft deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
7.7.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
7.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.V. Pelsser en in het openbaar uitgesproken op 9 december 2020. [1]

Voetnoten

1.type: PB