In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Limburg op 8 december 2020, heeft eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Moszkowicz Jr., een kort geding aangespannen tegen gedaagde, die niet is verschenen. De procedure begon met een dagvaarding op 16 november 2020, gevolgd door een mondelinge behandeling op 1 december 2020, waarbij gedaagde verstek heeft laten verlenen. Eiser vorderde dat gedaagde alle belemmeringen zou wegnemen die het hem onmogelijk maken om gebruik te maken van een erfdienstbaarheid die ten laste van het erf van gedaagde is gevestigd. Deze erfdienstbaarheid geeft eiser het recht om ongehinderd toegang te hebben tot de openbare weg via het erf van gedaagde.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een spoedeisend belang en dat de zaak geschikt is voor kort geding. De vordering van eiser werd niet onrechtmatig of ongegrond geacht. De voorzieningenrechter heeft gedaagde veroordeeld om binnen zeven dagen na betekening van het vonnis alle belemmeringen weg te nemen, waaronder het verwijderen van sloten op de poort die toegang geeft tot het dienend erf. Tevens is gedaagde veroordeeld tot het betalen van een dwangsom van € 100,00 voor elke keer dat hij niet aan de hoofdveroordeling voldoet, met een maximum van € 10.000,00.
Daarnaast is gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van eiser zijn begroot op € 1.039,96. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. R. Kluin.