Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
[gedaagde sub 3], vennoot van gedaagde sub 2,
[gedaagde sub 4], vennoot van gedaagde sub 2,
1.De procedure
- de exploten van dagvaarding met producties 1 tot en met 25,
- de conclusie van antwoord van [gedaagde sub 1] met producties 1 tot en met 8,
- de conclusie van antwoord van [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] met producties 1 tot en met 11,
- de dagbepaling van de comparitie na antwoord,
- de nadere productie 26 van [eiser] ,
- het proces-verbaal van comparitie van 16 september 2020,
- de brief van 2 oktober 2020 van mr. Sangers waarin hij opmerkt dat op een aantal plekken in het proces-verbaal het woord “egalinekorrels” staat in plaats van “egalisatiekorrels”.
- de brieven van 12 oktober 2020 waarin de rechtbank partijen bericht dat zij bepaalt dat daar waar in het proces-verbaal “egalinekorrels” staat, partijen dit gecorrigeerd dienen te lezen als “egalisatiekorrels”.
2.De feiten
3.Het geschil
Allereerst betogen zij dat [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 4] ten onrechte gedagvaard zijn. Verder stellen zij dat [gedaagde sub 1] eenzijdig besloten heeft om het bestek te wijzigen, en in plaats van egalisatiekorrels egaline aan te brengen. Toen [gedaagde sub 3] hiervan op de hoogte raakte, waren de verdiepingsvloeren al opgespoten met egaline. Voor het stilleggen van de werkzaamheden was het toen al te laat. Dit kan [gedaagde sub 3] niet verweten worden.
4.De beoordeling
Gedaagden sub 2 en 4 ( [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 4] )
1.390,00(2,0 punten × tarief € 695,00)
1.390,00(2,0 punten × tarief € 695,00)
5.De beslissing
[gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] tot op heden begroot op € 3.382,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,