ECLI:NL:RBLIM:2020:9596

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
2 december 2020
Publicatiedatum
7 december 2020
Zaaknummer
C/03/266633 / HA ZA 19-371
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aannemer aansprakelijk voor schade door constructieve tekortkomingen bij verbouwing

In deze zaak vorderde de eiser, [eiser], schadevergoeding van de gedaagden, waaronder [gedaagde sub 1], [gedaagde sub 2], [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4], wegens tekortkomingen in de uitvoering van een aannemingsovereenkomst. De eiser had [gedaagde sub 1] aangesteld voor de verbouwing van een pand en had op basis van de aannemingsovereenkomst een bedrag van € 24.200,- betaald voor herstelwerkzaamheden die noodzakelijk waren geworden door een constructieve tekortkoming. De rechtbank oordeelde dat de aannemer, [gedaagde sub 1], tekortgeschoten was in de nakoming van de overeenkomst door een te dikke laag egaline aan te brengen in plaats van de afgesproken egalisatiekorrels, wat leidde tot overschrijding van de draagkracht van de verdiepingsvloeren. De rechtbank oordeelde dat de aannemer aansprakelijk was voor de schade die de eiser had geleden als gevolg van deze tekortkoming. De vorderingen van de eiser tegen [gedaagde sub 2], [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] werden afgewezen, omdat deze gedaagden niet contractueel verbonden waren met de eiser. De rechtbank veroordeelde [gedaagde sub 1] tot betaling van de herstelkosten en de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/266633 / HA ZA 19-371
Vonnis van 2 december 2020
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser,
advocaat mr. R.P.H. Sangers,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 1],
gevestigd en kantoorhoudend te [vestigingsplaats 1] ,
gedaagde,
advocaat mr. D.D.J.M. Gulpers,
2. de vennootschap onder firma
[gedaagde sub 2],
gevestigd en kantoorhoudend te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. P. Bazzi,
3.
[gedaagde sub 3], vennoot van gedaagde sub 2,
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. P. Bazzi,
4.
[gedaagde sub 4], vennoot van gedaagde sub 2,
wonende te [woonplaats 3] ,
gedaagde,
advocaat mr. P. Bazzi.
Eiser zal [eiser] worden genoemd. Gedaagden sub 1, 2, 3 en 4 zullen respectievelijk [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de exploten van dagvaarding met producties 1 tot en met 25,
  • de conclusie van antwoord van [gedaagde sub 1] met producties 1 tot en met 8,
  • de conclusie van antwoord van [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] met producties 1 tot en met 11,
  • de dagbepaling van de comparitie na antwoord,
  • de nadere productie 26 van [eiser] ,
  • het proces-verbaal van comparitie van 16 september 2020,
  • de brief van 2 oktober 2020 van mr. Sangers waarin hij opmerkt dat op een aantal plekken in het proces-verbaal het woord “egalinekorrels” staat in plaats van “egalisatiekorrels”.
  • de brieven van 12 oktober 2020 waarin de rechtbank partijen bericht dat zij bepaalt dat daar waar in het proces-verbaal “egalinekorrels” staat, partijen dit gecorrigeerd dienen te lezen als “egalisatiekorrels”.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft op enig moment, omstreeks september 2015, [gedaagde sub 3] , handelend namens zijn eenmanszaak [naam eenmanszaak] , (mondeling) aangesteld als bouwbegeleider bij de verbouwing van het pand gelegen aan de [adres] te [plaats] (hierna: het pand).
2.2.
[eiser] heeft op 29 augustus 2016 een overeenkomst van aanneming met [gedaagde sub 1] gesloten betreffende de verbouwing van het pand (hierna: de aannemingsovereenkomst).
2.3.
[gedaagde sub 3] heeft in zijn hoedanigheid van bouwbegeleider de (bouw)tekeningen en de werkomschrijvingen ten behoeve van het project gemaakt. [gedaagde sub 1] heeft de begroting opgesteld die gebruikt is als bestek.
2.4.
In de aannemingsovereenkomst is onder meer het navolgende opgenomen (productie 5 dagvaarding).
“Opdrachtgever draagt aannemer op en aannemer aanvaardt de opdracht voor de bouwwerkzaamheden (..) volgens onderstaande bescheiden/uitgangpunten:
- Begroting (=BESTEK) [gedaagde sub 1] , pag. 1 t/m 11, d.d. 05-08-2016
(..)”
2.5.
In de begroting/het bestek van [gedaagde sub 1] (productie 4 dagvaarding) staat onder nummer 48 onder meer het volgende.
Vloerbedekking
Farmacell dik 30mm op vloeren (..)
egalisatiekorrels ipv ruwe betonvloer (..)”
2.6.
Voor de (verdiepings)vloeren zijn uiteindelijk geen egalisatiekorrels gebruikt. Op de (verdiepings)vloeren is egaline aangebracht door onderaannemer [naam onderaannemer] .
2.7.
De bouwwerkzaamheden hebben plaatsgevonden gedurende de periode van medio 2016 tot en met medio januari 2017.
2.8.
Omstreeks de derde week van januari 2017 ontstonden er twijfels over de constructieve toelaatbaarheid van de dikte van de aangebrachte laag egaline op de verdiepingsvloeren van het inmiddels reeds in gebruik genomen pand.
In een e-mail van 30 januari 2017 heeft [naam bedrijf] desgevraagd [gedaagde sub 3] hierover onder meer als volgt bericht (productie 7 dagvaarding).
“(..) Ik heb de 1e & 2e verdiepingsvloer doorgerekend met de extra belasting welke is aangebracht op de vloeren. met de extra belasting voldoen de bestaande betonvloeren niet meer. Op sommige plaatsen krijgen we overschrijdingen Van meer dan 40%. Dit is niet acceptabel. In dit geval zijn we er vanuit gegaan dat op de gehele vloer 50mm afwerking is aangebracht. (..)”
2.9.
[naam bedrijf] heeft voorts in een rapport van 12 mei 2017 (productie 10 dagvaarding, p.7) geconcludeerd dat de wapening in de vloeren, na het aanbrengen van een extra deklaag, niet meer voldoet. De oplossing hiervoor is, na overleg met de opdrachtgever [gedaagde sub 2] , volgens [naam bedrijf] extra ondersteuning van de vloeren door middel van stalen liggers.
2.10.
[naam] van [gedaagde sub 1] heeft [eiser] in een e-mail van 24 oktober 2017 onder meer als volgt bericht (productie 16 dagvaarding):
“We zijn het eens over de oplossing voor het aanbrengen van de stalen balkvloeren in [plaats] . Het is ons duidelijk hoeveel manuren en materialen nodig zijn (..) Zie bijgevoegde open begroting. (..) Hoe wordt de verdeelsleutel voor de kosten die nu gemaakt gaan worden (..)”
De prijs van de herstelkosten exclusief btw bedraagt blijkens voormelde begroting € 51.154,65.
2.11.
Op 1 januari 2018 is opgericht de vennootschap onder firma [gedaagde sub 2] met [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] als vennoten.
2.12.
De herstelwerkzaamheden zijn door [gedaagde sub 1] uitgevoerd. [eiser] heeft in de periode 12 januari 2018 tot en met 1 maart 2018 ten behoeve van deze herstelkosten een bedrag van in totaal € 24.200.- inclusief btw aan [gedaagde sub 1] betaald.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert samengevat - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,:
I. primair een verklaring voor recht dat sprake is van onverschuldigde betaling en hoofdelijke veroordeling van gedaagden tot (terug)betaling aan [eiser] van de bedragen van € 24.200,-, respectievelijk € 1.815,-, te vermeerderen met de wettelijke rente,
II. subsidiair een verklaring voor recht dat sprake is van toerekenbare tekortschieten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst, respectievelijk overeenkomst van opdracht, en gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot (terug)betaling van de bedragen van € 24.200,-, respectievelijk € 1.815,-, te vermeerderen met de wettelijke rente,
III. primair en subsidiair hoofdelijke veroordeling van gedaagden tot betaling van de proceskosten, daaronder begrepen de nakosten.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vorderingen primair onverschuldigde betaling ten grondslag. Hij voert daartoe aan dat het bedrag van € 24.200,- zonder enige rechtsgrondslag is betaald aan [gedaagde sub 1] , zodat deze zo snel mogelijk kon starten met het uitvoeren van herstelwerkzaamheden en de gevaren voor de gebruikers van het in het pand gevestigde zorgcomplex konden worden weggenomen.
3.3.
[eiser] legt aan zijn vorderingen subsidiair wanprestatie ten grondslag.
3.3.1.
[gedaagde sub 1] is volgens [eiser] toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst. [eiser] verwijt [gedaagde sub 1] dat zij, zonder voorafgaand overleg, op de verdiepingsvloeren egaline heeft gebruikt, terwijl in het bestek was opgenomen dat er egalisatiekorrels zouden worden gebruikt. Er was bewust gekozen voor egalisatiekorrels omdat de belastbaarheid van de vloer een aandachtspunt was en de korrels licht zijn. [gedaagde sub 1] was op de hoogte van het feit dat de constructieve veiligheid van de verdiepingsvloeren een aandachtspunt was, althans had dit moeten zijn. De constructieve gegevens maken immers deel uit van de aannemingsovereenkomst. Ook uit de diverse overleggen volgde dat de constructieve veiligheid van de verdiepingsvloeren een aandachtspunt was. [gedaagde sub 1] kan ook worden aangerekend dat zij vóór toepassing van de egaline niet de constructeur heeft geraadpleegd. De aangebrachte laag egaline varieert van 30 mm tot 65 mm en overschrijdt de maximale dikte van 20 mm dus ruimschoots. Door het aanbrengen van een veel te dikke laag egaline werd de draagkracht van de verdiepingsvloeren overschreden. De vloeren moesten daarom extra worden ondersteund met stalen balken wat kosten met zich meebracht. De door [eiser] als gevolg van het tekortschieten van [gedaagde sub 1] geleden schade bedraagt € 24.200,-, zijnde het bedrag dat hij als bijdrage aan de herstelkosten aan [gedaagde sub 1] heeft overgemaakt om het herstel te bespoedigen. Hij heeft tevens vermogensschade in de zin van art. 6:96 BW geleden, bestaande uit een bedrag van € 1.815,- voor het inwinnen van een expertise bij [naam bedrijf] om vast te stellen of de draagkracht overschreden werd.
3.3.2.
[gedaagde sub 3] is toerekenbaar tekortgeschoten in de voor hem uit de overeenkomst van opdracht voortvloeiende verplichtingen. Hij heeft niet gehandeld zoals van een redelijk bekwaam bouwbegeleider verwacht mag worden. Hij had moeten ingrijpen.
3.4.
[gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] voeren verweer.
Allereerst betogen zij dat [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 4] ten onrechte gedagvaard zijn. Verder stellen zij dat [gedaagde sub 1] eenzijdig besloten heeft om het bestek te wijzigen, en in plaats van egalisatiekorrels egaline aan te brengen. Toen [gedaagde sub 3] hiervan op de hoogte raakte, waren de verdiepingsvloeren al opgespoten met egaline. Voor het stilleggen van de werkzaamheden was het toen al te laat. Dit kan [gedaagde sub 3] niet verweten worden.
3.5.
[gedaagde sub 1] voert als volgt verweer.
Volgens [gedaagde sub 1] is de bestekwijziging (het alternatief om egaline te gebruiken) wel degelijk besproken in het bouwoverleg waarbij partijen aanwezig waren en is het goedgekeurd.
[gedaagde sub 1] was niet bekend met het feit dat de verdiepingsvloeren niet te zwaar belast mochten worden. De in de dagvaarding genoemde rapporten (berekeningen en constructieve gegevens) van [naam bedrijf] met de kenmerken [kenmerknummer 1] en [kenmerknummer 2] heeft [gedaagde sub 1] (voorafgaand aan de werkzaamheden) nooit ontvangen.
[gedaagde sub 1] beroept zich op art. 7:760 (lid 2 en 3) BW. De ondeugdelijke uitvoering is te wijten aan fouten of gebreken in de door de opdrachtgever verstrekte plannen, tekeningen of berekeningen. [eiser] had, al dan niet met tussenkomst van [naam eenmanszaak] , ervoor moeten zorgen dat [gedaagde sub 1] de beschikking kreeg over alle benodigde gegevens, hetgeen niet is gebeurd.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Gedaagden sub 2 en 4 ( [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 4] )

Met wie heeft [eiser] gecontracteerd?
4.1.
Op basis van de door gedaagden sub 2, 3 en 4 verstrekte stukken is gebleken dat [eiser] geen vordering(en) heeft op [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 4] , omdat de vennootschap onder firma op het moment van contracteren niet bestond, de eenmanszaak niet is ingebracht in de vennootschap onder firma en geen sprake is geweest van contractsovername. [eiser] heeft dit ter zitting erkend. De vorderingen van [eiser] zullen daarom voor zover deze zien op [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 4] worden afgewezen.
Gedaagde sub 3 ( [gedaagde sub 3] )
Met wie heeft [gedaagde sub 3] gecontracteerd?
4.2.
[gedaagde sub 3] stelt dat hij in de veronderstelling verkeerde met [eiser] Beleggingen B.V. gecontracteerd te hebben en niet met [eiser] in privé. De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde sub 3] niet voldoende onderbouwd heeft dat [eiser] Beleggingen B.V. zijn contractspartij was. Het dossier bevat geen concrete aanwijzingen hiervoor. Voor zover [gedaagde sub 3] heeft willen betogen dat hij ten onrechte door [eiser] in privé wordt aangesproken, wordt dit verweer verworpen.
Primaire grondslag (onverschuldigde betaling)
4.3.
De primaire grondslag kan jegens [gedaagde sub 3] niet tot toewijzing van het gevorderde leiden, omdat de betaling van het bedrag van € 24.200,- aan [gedaagde sub 1] is gedaan. Dit wordt door [eiser] ter zitting ook erkend.
Subsidiaire grondslag (tekortkoming en causaal verband)
4.4.
[gedaagde sub 3] is volgens [eiser] toerekenbaar tekortgeschoten bij het uitvoeren van de tussen hen gesloten overeenkomst van opdracht. [eiser] maakte [gedaagde sub 3] in dat verband aanvankelijk twee verwijten.
4.4.1.
Het verwijt dat [gedaagde sub 3] niet tijdig heeft ingegrepen door de bouw stil te leggen, heeft [eiser] ter zitting laten varen. Hij erkent ter zitting dat alles erop wijst dat de laag egaline op de verdiepingsvloeren al was aangebracht toen [gedaagde sub 3] daarvan op de hoogte raakte. [gedaagde sub 3] kon toen niets meer doen. Hem kan op dit punt dan ook niets verweten worden.
4.4.2.
[eiser] verwijt [gedaagde sub 3] nog wel dat hij niet de rapportages van [naam bedrijf] met de nummers [kenmerknummer 1] en [kenmerknummer 2] aan [gedaagde sub 1] heeft toegestuurd bij zijn e-mail van 21 juni 2016 (productie 3 dagvaarding). [gedaagde sub 3] erkent dat hij de rapportages niet heeft toegestuurd. Hij stelt dat de omvang ervan te groot was om als bijlage te worden meegestuurd. Wel is op twee tekeningen met de hand verwezen naar het rapport met nummer [kenmerknummer 1] , aldus [gedaagde sub 3] . Als conform de tekeningen gewerkt was, zou aan alle constructieve vereisten voldaan zijn. Verder betwist [gedaagde sub 3] het bestaan van een causaal verband tussen de aan hem verweten gedragen en de gestelde schade.
4.4.3.
Dat er sprake is van een causaal verband tussen de gestelde schade en het niet toesturen van de rapportages is naar het oordeel van de rechtbank niet toereikend onderbouwd. Ook indien de rapportages zouden zijn toegezonden aan [gedaagde sub 1] , staat nog niet vast dat de schade als gevolg van het gebruik van egaline door [gedaagde sub 1] uitgebleven zou zijn.
Immers, vaststaat tussen [eiser] en [gedaagde sub 3] dat [gedaagde sub 3] [gedaagde sub 1] tussentijds meermaals heeft gewaarschuwd voor het feit dat de belastbaarheid van de verdiepingsvloeren een punt van aandacht was. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, is onduidelijk waarom toezending van de genoemde rapportages tot ander handelen van [gedaagde sub 1] geleid zou hebben. De vordering van [eiser] is dus evenmin toewijsbaar op basis van de subsidiaire grondslag.
4.5.
De vorderingen, voor zover deze zien op [gedaagde sub 3] , zullen daarom worden afgewezen.
Proceskosten
4.6.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] worden begroot op:
- griffierecht 1.992,00
- salaris advocaat
1.390,00(2,0 punten × tarief € 695,00)
Totaal € 3.382,00
De nakosten
4.7.
De nakosten zullen worden begroot met inachtneming van het op de vonnisdatum geldende tarief.
Gedaagde sub 1 ( [gedaagde sub 1] )
Onverschuldigde betaling
4.8.
De primaire grondslag kan niet tot toewijzing van het gevorderde leiden. Uit de gedingstukken valt immers duidelijk op te maken dat de aanleiding voor de betaling van het bedrag van € 24.200,- door [eiser] aan [gedaagde sub 1] op een tussen hen gemaakte afspraak berustte. Het betrof een afspraak over de (voorlopige) verdeling van de kosten van het constructief verantwoord maken van de verdiepingsvloeren (zie r.o. 2.8 tot en met 2.11). [eiser] en [gedaagde sub 1] hebben er uit praktische overwegingen voor gekozen om, in het kader van de voortgang, de vraag te parkeren wie uiteindelijk gehouden zou zijn om de herstelkosten te dragen en voor een voorlopige verdeelsleutel te kiezen. Zie in dit kader productie 2, 6 en 7 conclusie van antwoord [gedaagde sub 1] en productie 16 dagvaarding.
4.9.
Van het geven van een goed zonder rechtsgrond was, gelet op voormelde afspraak, geen sprake. Er is dus niet onverschuldigd betaald in de zin van art. 6:203 BW. De vordering zal daarom worden afgewezen voor zover deze is gestoeld op onverschuldigde betaling.
Tekortschieten in de nakoming
4.10.
[gedaagde sub 1] betwist dat zij toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst. Het verweer van [gedaagde sub 1] komt er in de kern op neer dat zij er a) niet van op de hoogte was dat de constructieve veiligheid van de verdiepingsvloeren een aandachtspunt was, omdat zij niet over de (integrale) rapporten van [naam bedrijf] beschikte en dus in de veronderstelling verkeerde dat egaline, gezien de tijdsdruk, een goed alternatief was en b) dat egaline als alternatief was geaccordeerd door [eiser] (en/of [gedaagde sub 3] ). [gedaagde sub 1] heeft bewijs van haar stellingen aangeboden.
4.11.
Aan het geven van een bewijsopdracht wordt niet toegekomen. Ook indien [gedaagde sub 1] erin zou slagen om bewijs te leveren van haar stellingen, dat zij niet over de juiste gegevens beschikte en/of dat het gebruik van egaline was geaccordeerd, dan laat dit onverlet dat [gedaagde sub 1] een fout heeft gemaakt, die haar toegerekend kan worden. Er is namelijk – naar onbestreden vast staat – (onder haar verantwoording door [naam onderaannemer] ) een te dikke laag egaline opgespoten met als gevolg dat de draagkracht van de verdiepingsvloeren werd overschreden. Volgens [gedaagde sub 1] is dat veroorzaakt door het feit dat de vloeren niet egaal waren, waardoor op sommige plekken waar kuilen zaten, er meer egaline gespoten is dan op andere plekken. De hoogteverschillen zijn kennelijk niet dan wel onvoldoende door [gedaagde sub 1] onderkend, terwijl dat van een deskundig en professioneel aannemer wel mag worden verwacht. Van [gedaagde sub 1] als professioneel aannemer mocht worden verwacht dat zij zich ervan had vergewist dat de door haar bedachte en doorgevoerde wijziging in het bestek – egaline in plaats van egalisatiekorrels – constructief (qua draagkracht) verantwoord was en correct werd uitgevoerd. Er waren overigens genoeg signalen die maakten dat het op de weg van [gedaagde sub 1] had gelegen om nadere informatie in te winnen over de belastbaarheid van de verdiepingsvloeren. Zo staan op de tekeningen, die onderdeel uitmaken van de als gegevensdrager door [gedaagde sub 1] ingebrachte productie 1, handgeschreven opmerkingen die verwijzen naar een rapport van [naam bedrijf] (e-mail van 21 juni 2016). Op die tekeningen is zowel bij de eerste als bij de tweede verdieping vermeld “Voor Controle van de vloeren zie Rapport [kenmerknummer 1] ”. Door [gedaagde sub 1] is niet betwist dat op deze tekeningen de dikte van de vloeren stond vermeld. Niet in geschil is bovendien dat tijdens de bouw (op verschillende momenten) zichtbaar was dat de vloeren dun waren. [gedaagde sub 1] erkent ook dat de egalisatiekorrels lichter waren.
4.12.
Dit alles in onderlinge samenhang bezien, betekent naar het oordeel van de rechtbank dat [gedaagde sub 1] verweten kan worden dat een te dikke laag egaline opgespoten is met gevaar voor de constructieve veiligheid, met als gevolg dat de in het leven geroepen situatie moest worden hersteld. Niet in geschil is dat [eiser] ten titel van die herstelkosten een bedrag van € 24.200,- aan [gedaagde sub 1] heeft betaald. Nu [gedaagde sub 1] is tekortgeschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst, dient zij de schade die [eiser] als gevolg daarvan heeft geleden te vergoeden. Deze schade bestaat (onder meer) uit de betaling van voormeld bedrag van € 24.200,- aan [gedaagde sub 1] . [gedaagde sub 1] zal daarom worden veroordeeld om dit bedrag aan [eiser] (terug) te betalen.
4.13.
[gedaagde sub 1] heeft niet betwist dat het bedrag van € 24.200,-, zoals door [eiser] wordt gesteld, in twee etappes (bij helfte) is betaald en wel op respectievelijk 12 januari 2018 en 1 maart 2018 (zie ook productie 22 dagvaarding). De rente zal daarom over het eerste bedrag van € 12.100,- vanaf 12 januari 2018 en over het tweede bedrag van € 12.100,- vanaf 1 maart 2018 worden toegewezen.
De expertisekosten ad € 1.815,-
4.14.
De door [gedaagde sub 1] onbetwist gelaten kosten ad € 1.815,- (inclusief btw) voor het inwinnen van een expertise, om vast te stellen of er iets aan de hand was met de verdiepingsvloeren, zullen eveneens worden toegewezen. Toewijzing van de wettelijke rente zal plaatsvinden met ingang van de onbetwist door [eiser] gestelde betaaldatum van de factuur van [naam bedrijf] , te weten 23 augustus 2017 (zie ook productie 23 dagvaarding).
De proceskosten
4.15.
[gedaagde sub 1] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 106,55
- griffierecht 914,00
- salaris advocaat
1.390,00(2,0 punten × tarief € 695,00)
Totaal € 2.410,55
4.16.
Met betrekking tot de kosten van de dagvaarding overweegt de rechtbank dat niet alle kosten worden toegewezen die in het exploot vermeld staan. Gelet op de specificatie lijkt het erop dat de kosten die genoemd zijn, niet alleen betrekking hebben op [gedaagde sub 1] maar ook op de andere gedaagden. [eiser] heeft geen toelichting gegeven op de explootkosten waaruit het tegendeel blijkt. De rechtbank betrekt in de kostenveroordeling alleen de kosten die zien op [gedaagde sub 1] .
De nakosten
4.17.
De nakosten zullen worden begroot met inachtneming van het op de vonnisdatum geldende tarief.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat sprake is van toerekenbaar tekortschieten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst door [gedaagde sub 1] ,
5.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 24.200,- vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW, met ingang van 12 januari 2018 over een bedrag van € 12.100,- en met ingang van 1 maart 2018 over een bedrag € 12.100,-, tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [gedaagde sub 1] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 1.815,00, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW daarover met ingang van 23 augustus 2017,
5.4.
veroordeelt [gedaagde sub 1] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 2.410,55,
5.5.
veroordeelt [gedaagde sub 1] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde sub 1] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.6.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van
[gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] tot op heden begroot op € 3.382,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.7.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.8.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.2 tot en met 5.7 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Etman en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: CB