Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
- dagvaarding € 105,09
- griffierecht € 499,00
- salaris gemachtigde €
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 2 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen VGZ Zorgverzekeraar N.V. en een gedaagde partij, die in persoon procedeerde. De procedure volgde op een zorgovereenkomst die tussen partijen was gesloten, waarbij de gedaagde verplicht was om maandelijkse premies aan VGZ te betalen. De gedaagde had echter een betalingsachterstand laten ontstaan van € 1.679,11, bestaande uit onbetaalde premies en zorgkostendeclaraties van december 2012 en van oktober 2013 tot mei 2014. Ondanks meerdere aanmaningen heeft de gedaagde de verschuldigde bedragen niet voldaan, wat VGZ noopte om juridische stappen te ondernemen.
VGZ vorderde bij de rechtbank een veroordeling van de gedaagde tot betaling van € 1.894,49, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde in verzuim is en dat VGZ recht heeft op betaling van de hoofdsom van € 1.679,11, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van verzuim. De rechter heeft de gedaagde ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 784,09, en heeft bepaald dat indien de gedaagde niet binnen twee weken na aanschrijving door VGZ aan het vonnis voldoet, er extra kosten in rekening kunnen worden gebracht. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.