ECLI:NL:RBLIM:2020:9430

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 november 2020
Publicatiedatum
1 december 2020
Zaaknummer
8288051 CV 20-454
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake betalingsverplichting apotheek voor verstrekte medicijnen

In deze zaak vordert de apotheek, vertegenwoordigd door E.A.P. van Lith, betaling van een bedrag van € 70,82 van gedaagde, die in persoon procedeert. De vordering is gebaseerd op een koopovereenkomst voor medicijnen die aan gedaagde zijn verstrekt, maar niet zijn betaald. Gedaagde heeft het medicijn Paroxetine ontvangen, maar verzocht om het merkmedicijn van Sandoz, dat hij eerder gebruikte. De apotheek heeft hem geïnformeerd dat dit medicijn niet vergoed werd door de zorgverzekeraar. Gedaagde heeft de facturen van de apotheek, ter waarde van € 22,22, niet voldaan en is door de apotheek aangemaand tot betaling. Gedaagde stelt dat er een medische noodzaak is voor het merkmedicijn en dat dit volledig vergoed wordt door zijn zorgverzekering. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde niet heeft betwist dat de apotheek de medicijnen heeft verstrekt en dat hij gehouden is de kosten te betalen. De kantonrechter wijst de vordering van de apotheek toe, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, en veroordeelt gedaagde in de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 25 november 2020.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8288051 \ CV EXPL 20-454
Vonnis van de kantonrechter van 25 november 2020
in de zaak van:
de besloten vennootschap APOTHEEK HEER B.V., handelend onder de naam APOTHEEK HEER,
gevestigd te Maastricht, in deze zaak domicilie kiezende bij de hierna genoemde gemachtigde,
eisende partij,
gemachtigde E.A.P. van Lith,
tegen:
[gedaagde] ,
wonend [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.
Partijen zullen hierna “apotheek” en “ [gedaagde] ” genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
 de dagvaarding met producties
 de conclusie van antwoord met producties
 de conclusie van repliek met producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] gebruikt het medicijn Paroxetine. Op 13 maart 2019 is door de apotheek het preferente label van dat medicijn (van fabrikant ICC BV) aan hem verstrekt. [gedaagde] bezocht twee dagen later opnieuw de apotheek en verzocht om het merkmedicijn van Sandoz, dat hij voordien altijd gebruikte. Hij heeft het aanvraagformulier medische noodzaak ingevuld.
2.2.
Op 25 maart 2019 heeft [gedaagde] 7 tabletten contant afgerekend. Op 2 april 2019 heeft [gedaagde] 60 stuks van het label Sandoz opgehaald bij de apotheek. De apotheek heeft hem verteld dat deze niet vergoed werden. [gedaagde] heeft de contantnota op rekening laten zetten.
2.3.
Voor de verstrekking van medicijnen heeft de apotheek [gedaagde] twee facturen gestuurd voor een totaalbedrag van € 22,22. [gedaagde] heeft die facturen niet voldaan.
2.4.
De (gemachtigde van de) apotheek heeft [gedaagde] tevergeefs tot betaling aangemaand.

3.Het geschil

3.1.
De apotheek vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt om aan de apotheek te voldoen een bedrag van € 70,82 (bestaande uit € 22,22 aan hoofdsom, € 0,20 aan rente tot 14 januari 2020 en € 48,80 buitengerechtelijke kosten), te vermeerderen met de wettelijke rente over € 22,22 vanaf 14 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, vermeerderd met de proceskosten, waaronder begrepen het salaris en de noodzakelijke verschotten van de gemachtigde. Aan die vordering legt de apotheek - kort gezegd - ten grondslag dat zij met [gedaagde] een koopovereenkomst heeft gesloten, die [gedaagde] niet is nagekomen.
3.2.
[gedaagde] voert verweer. Hij stelt zich - zakelijk weergegeven - op het standpunt dat er een medische noodzaak is om het voorgeschreven medicijn aan hem te verstrekken en dat dit medicijn volledig wordt vergoed door zijn zorgverzekering. De apotheek negeert de medische noodzaak, passeert daarmee de huisarts en wil een goedkoper alternatief uitreiken, aldus [gedaagde] .

4.De beoordeling

4.1.
Vooropgesteld wordt dat [gedaagde] niet heeft betwist dat de apotheek hem de door haar gestelde geneesmiddelen heeft verstrekt en daarvoor € 22,22 in rekening heeft gebracht, zodat daarvan wordt uitgegaan, ondanks dat de bij dagvaarding overgelegde afschriften van nota’s van dermate slechte kwaliteit zijn dat de kantonrechter dit op basis daarvan niet kan vaststellen.
4.2.
Aan de onweersproken gelaten omstandigheid dat de apotheek de medicijnen aan [gedaagde] heeft verstrekt, moet de conclusie worden verbonden dat tussen partijen een (koop)overeenkomst ter zake is gesloten ingevolge welke [gedaagde] gehouden is de apotheek te betalen voor de geleverde medicijnen. Dat is het uitgangspunt.
4.3.
Uit het verweer van [gedaagde] volgen geen omstandigheden op grond waarvan moet worden afgeweken van dat uitgangspunt. Op de eerste plaats staat vast dat [gedaagde] zelf heeft gevraagd om verstrekking van het merkmedicijn Sandoz in plaats van het preferente label ICC. Dat voor de verstrekking van dat medicijn een medische noodzaak bestond, blijkt nergens uit. De apotheek heeft de medische noodzaak afgekeurd, na daarover de huisarts van [gedaagde] te hebben gehoord. [gedaagde] is daarover geïnformeerd door de apotheek. Tegen die stelling van de apotheek is [gedaagde] niet opgekomen. Bovendien blijkt uit de omstandigheid dat [gedaagde] eerder een hoeveelheid van 7 tabletten contant heeft afgerekend en daarna de contantnota van de in het geding zijnde verstrekkingen op rekening heeft laten zetten, dat [gedaagde] wist dat hij de door hem gewenste medicijnen moest betalen en wat de hoogte van de koopsom was. Tegen de hoogte van die koopsom is [gedaagde] overigens ook niet opgekomen.
4.4.
Weliswaar had de apotheek [gedaagde] beter kunnen uitleggen waarom het merkmedicijn, anders dan voorheen, door hem betaald moest worden en was het netjes geweest als de apotheker [gedaagde] op diens verzoek wel te woord had gestaan, maar dat doet aan de betalingsverplichting van [gedaagde] jegens de apotheek niet af. Of de verzekeraar van [gedaagde] het merkmedicijn al dan niet moet vergoeden, is een zaak tussen [gedaagde] en die verzekeraar en doet evenmin af aan zijn betalingsverplichting. De hoofdsom ad € 22,22 komt dan ook voor toewijzing in aanmerking, evenals de niet weersproken wettelijke rente over dat bedrag, tot 14 januari 2020 een bedrag van € 0,20.
4.5.
De apotheek maakt voorts aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke kosten van € 48,80. Zij heeft aan [gedaagde] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
4.6.
De kantonrechter acht geen termen aanwezig om [gedaagde] toe te laten tot bewijslevering.
4.7.
Als de in het ongelijk gestelde partij, dient [gedaagde] te worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van de apotheek worden begroot op:
  • dagvaarding € 105,09
  • griffierecht 124,00
  • salaris gemachtigde 0
totaal € 301,09
4.8.
De gevorderde uitvoerbaarheid bij voorraad zal als niet weersproken worden toegewezen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de apotheek te betalen een bedrag van € 70,82, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 22,22 vanaf 14 januari 2020 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten aan de zijde van de apotheek gevallen en tot op heden begroot op € 301,09,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Driever en in het openbaar uitgesproken.
type: md
coll: