ECLI:NL:RBLIM:2020:9422

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 november 2020
Publicatiedatum
1 december 2020
Zaaknummer
8779165 CV 20-4637
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de kantonrechter inzake zorgverzekeringsovereenkomst en betalingsverplichting

In deze zaak heeft de kantonrechter op 25 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de naamloze vennootschap ZILVEREN KRUIS ZORGVERZEKERINGEN N.V. en een gedaagde partij die in persoon procedeerde. De eisende partij vorderde betaling van een bedrag van € 448,40, vermeerderd met rente en kosten, op basis van een zorgverzekeringsovereenkomst. De totale achterstand die door de eisende partij werd gesteld, bedroeg € 363,05, met een berekende wettelijke rente van € 19,45 tot 4 september 2020 en een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten van € 65,90.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding voldeed aan de vereisten van de wet en dat de gedaagde partij, vermoedelijk een consument, niet meer had gereageerd na het verlenen van uitstel. De kantonrechter oordeelde dat de vordering ten aanzien van de hoofdsom als niet weersproken vaststond en toewijsbaar was. Wat betreft de buitengerechtelijke incassokosten kon de kantonrechter echter niet vaststellen vanaf welke datum de gedaagde partij in verzuim was, waardoor deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking kwamen.

De kantonrechter heeft de wettelijke rente toegewezen vanaf de dag van dagvaarding, aangezien verzuim was ingetreden door de dagvaarding. De gedaagde partij werd veroordeeld tot betaling van € 363,05, vermeerderd met wettelijke rente, en in de kosten van de procedure, die op € 301,09 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8779165 \ CV EXPL 20-4637
Vonnis van de kantonrechter van 25 november 2020
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ZILVEREN KRUIS ZORGVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Leiden,
eisende partij,
gemachtigde Flanderijn,
tegen:
[gedaagde],
wonende [adres],
[woonplaats],
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- het verzoek om uitstel van gedaagde partij.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Eisende partij vordert – samengevat - veroordeling van gedaagde partij tot betaling van een bedrag van € 448,40, te vermeerderen met rente en kosten.
2.2.
Ter onderbouwing van haar vordering voert eisende partij (samengevat) het volgende aan.
Eisende partij heeft op grond van een met gedaagde partij gesloten zorgverzekeringsovereenkomst bedragen bij gedaagde partij in rekening gebracht. De totale achterstand bedraagt volgens eisende partij € 363,05. Daarnaast is gedaagde partij aan haar de wettelijke rente verschuldigd. Eisende partij berekent de wettelijke rente tot 4 september 2020 op € 19,45. Voorts stelt zij dat gedaagde partij aan haar een vergoeding van € 65,90 voor buitengerechtelijke kosten inclusief btw verschuldigd is.
2.3.
Op grond van artikel 111 lid 2 onder d Rv dient de dagvaarding de eis en de gronden daarvan te vermelden en op grond van artikel 21 Rv dient eisende partij de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren.
2.4.
De kantonrechter is van oordeel dat de dagvaarding aan de voormelde vereisten voldoet.
2.5.
Gedaagde partij is een consument, althans wordt vermoed een consument te zijn.
Op grond van de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, dient de rechter de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht ook toe te passen als daar niet om gevraagd is (‘ambtshalve toepassing’).
2.6.
De kantonrechter is van oordeel dat in deze zaak geen beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht zijn geschonden.
2.7.
Gedaagde partij heeft, na verkregen uitstel niet meer geantwoord.
2.8.
De vordering ten aanzien van de hoofdsom staat als niet weersproken tussen partijen vast en behoort als onvoldoende betwist te worden toegewezen.
2.9.
Eisende partij maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim op/na 1 juli 2012 is ingetreden. Alvorens aanspraak bestaat op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten, moet kunnen worden vastgesteld dat en met ingang van welke datum gedaagde partij in verzuim is. Eisende partij heeft in de veertiendagenbrief de buitengerechtelijke incassokosten berekend over zowel de niet betaalde premies als de niet betaalde zorgnota’s. Eisende partij heeft echter nagelaten om te stellen vanaf welke datum gedaagde partij in verzuim is betreffende de zorgkostennota’s. Om die reden kan niet worden vastgesteld dat de veertiendagenbrief is verstuurd nadat gedaagde partij in verzuim is geraakt, zodat de buitengerechtelijke incassokosten niet voor vergoeding in aanmerking komen.
2.10.
Nu eisende partij niet voldoende specifiek heeft gesteld met ingang van welke datum gedaagde partij met de betaling van de aan de hoofdsom onderliggende facturen in verzuim is, zal de wettelijke rente (over de resterende hoofdsom) worden toegewezen vanaf de dag van dagvaarding. Door de daad van dagvaarding is in elk geval verzuim ingetreden.
2.11.
Gedaagde partij zal worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 105,09
  • griffierecht € 124,00
  • salaris gemachtigde €
totaal € 301,09

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 363,05, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 4 september 2020 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt gedaagde partij in de kosten van de procedure aan de zijde van eisende partij gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € 301,09,
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken.
type: JEC