ECLI:NL:RBLIM:2020:9421

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 november 2020
Publicatiedatum
1 december 2020
Zaaknummer
8772327 CV 20-4568
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzuimdatum onduidelijk; wettelijke rente vanaf datum dagvaarding; BIK afgewezen

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 25 november 2020, vorderde de eisende partij, CAK VOLMACHT B.V., vertegenwoordigd door de gemachtigde Janssen & Janssen c.s. Gerechtsdeurwaarders, betaling van een bedrag van € 117,15 van de gedaagde partij, die in persoon procedeerde. De eisende partij stelde dat de gedaagde partij op basis van een autoverzekeringsovereenkomst in gebreke was gebleven met betalingen, met een totale achterstand van € 103,66. Daarnaast vorderde de eisende partij wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter oordeelde dat de dagvaarding voldeed aan de vereisten van de wet en dat de gedaagde partij, vermoedelijk een consument, niet had gereageerd op de dagvaarding na het verlenen van uitstel. Hierdoor werd de vordering ten aanzien van de hoofdsom als niet weersproken toegewezen. De kantonrechter kon echter geen buitengerechtelijke incassokosten toewijzen, omdat de eisende partij niet had aangegeven vanaf welke datum de gedaagde partij in verzuim was. De wettelijke rente werd toegewezen vanaf de dag van dagvaarding. Uiteindelijk werd de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van € 67,93, vermeerderd met wettelijke rente, en in de proceskosten van € 265,09. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8772327 \ CV EXPL 20-4568
Vonnis van de kantonrechter van 25 november 2020
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CAK VOLMACHT B.V.,in hoedanigheid van gevolmachtigde van de naamloze vennootschap
NATIONAL ACADEMIC VERZEKERINGSMAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Dordrecht,
eisende partij,
gemachtigde Janssen & Janssen c.s. Gerechtsdeurwaarders,
tegen:
[gedaagde],
wonende [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- het verzoek om uitstel van gedaagde partij.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Eisende partij vordert – samengevat - veroordeling van gedaagde partij tot betaling van een bedrag van € 117,15, te vermeerderen met rente en kosten.
2.2.
Ter onderbouwing van haar vordering voert eisende partij (samengevat) het volgende aan.
Eisende partij heeft op grond van een met gedaagde partij gesloten autoverzekeringsovereenkomst bedragen bij gedaagde partij in rekening gebracht. De totale achterstand bedraagt volgens eisende partij € 103,66. Daarnaast is gedaagde partij aan haar de wettelijke rente verschuldigd. Eisende partij berekent de wettelijke rente tot 26 augustus 2020 op € 0,82. Voorts stelt zij dat gedaagde partij aan haar een vergoeding van € 48,40 voor buitengerechtelijke kosten inclusief btw verschuldigd is. Na interventie van de gemachtigde van eisende partij heeft gedaagde partij nog een bedrag van € 35,73 betaald.
2.3.
Op grond van artikel 111 lid 2 onder d Rv dient de dagvaarding de eis en de gronden daarvan te vermelden en op grond van artikel 21 Rv dient eisende partij de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren.
2.4.
De kantonrechter is van oordeel dat de dagvaarding aan de voormelde vereisten voldoet.
2.5.
Gedaagde partij is een consument, althans wordt vermoed een consument te zijn.
Op grond van de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, dient de rechter de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht ook toe te passen als daar niet om gevraagd is (‘ambtshalve toepassing’).
2.6.
De kantonrechter is van oordeel dat in deze zaak geen beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht zijn geschonden.
2.7.
Gedaagde partij heeft, na verkregen uitstel niet meer geantwoord.
2.8.
De vordering ten aanzien van de hoofdsom staat daarom als niet weersproken tussen partijen vast en behoort als onvoldoende betwist te worden toegewezen.
2.9.
Eisende partij maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim op/na 1 juli 2012 is ingetreden. Alvorens aanspraak bestaat op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten, moet kunnen worden vastgesteld dat en met ingang van welke datum gedaagde partij in verzuim is. Nu eisende partij echter heeft nagelaten te stellen vanaf welke datum gedaagde partij in verzuim is, kunnen de buitengerechtelijke incassokosten niet worden toegewezen.
2.10.
Nu eisende partij niet voldoende specifiek heeft gesteld met ingang van welke datum gedaagde partij met de betaling van de aan de hoofdsom onderliggende factuur in verzuim is, zal de wettelijke rente (over de resterende hoofdsom) worden toegewezen vanaf de dag van dagvaarding. Door de daad van dagvaarding is in elk geval verzuim ingetreden.
2.11.
Gelet op de deelbetaling van € 35,73 zal er een bedrag van € 67,93 worden toegewezen.
2.12.
Gedaagde partij zal worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 105,09
  • griffierecht € 124,00
  • salaris gemachtigde €
totaal € 265,09

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 67,93, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 4 september 2020 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt gedaagde partij in de kosten van de procedure aan de zijde van eisende partij gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € 265,09,
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken.
type: JEC