ECLI:NL:RBLIM:2020:9413

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 november 2020
Publicatiedatum
1 december 2020
Zaaknummer
8554448 CV 20-2569
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van vordering zorgverzekeraar wegens gebrekkige dagvaarding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 25 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen VGZ Zorgverzekeraar N.V. en een gedaagde partij. De eiser, VGZ, vorderde betaling van een bedrag van € 366,32 vermeerderd met rente en kosten, voortvloeiend uit een zorgverzekering die de gedaagde had afgesloten. De gedaagde heeft verweer gevoerd en stelde dat VGZ niet-ontvankelijk verklaard diende te worden, omdat de dagvaarding niet voldeed aan de eisen van de artikelen 111 lid 3 en 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De kantonrechter heeft vastgesteld dat VGZ in haar dagvaarding niet voldoende inzicht heeft gegeven in de vordering en de ondersteunende feiten. De rechter oordeelde dat VGZ niet de benodigde documenten, zoals de zorgverzekeringsovereenkomst en relevante facturen, had overgelegd, waardoor de gedaagde niet in staat was om adequaat verweer te voeren. De kantonrechter heeft VGZ niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering en veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde partij, die zijn begroot op € 72,00. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8554448 \ CV EXPL 20-2569
Vonnis van de kantonrechter van 25 november 2020
in de zaak van:
de naamloze vennootschap VGZ ZORGVERZEKERAAR N.V.,
gevestigd te Arnhem,
eisende partij,
gemachtigde Inkassier, Gerechtsdeurwaarders & Incasso,
tegen:
[gedaagde],
wonend [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. [gedaagde] .
Partijen zullen hierna VGZ (vrouwelijk enkelvoud) en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft bij VGZ een zorgverzekering als bedoeld in de Zorgverzekeringswet afgesloten. VGZ heeft deze verzekering geregistreerd onder klantnummer 417040100.
2.2.
Volgens een door VGZ ingebracht overzicht (productie 1) hebben er op 22 mei 2019 een tweetal polismutaties plaatsgevonden, welke een vorderingsbedrag van respectievelijk € 723,07 en € 120,95 tot gevolg hadden.
2.3.
Uit een optelling in het lichaam van de dagvaarding volgt dat op enig moment
€ 483,80 zou zijn voldaan.

3.Het geschil

3.1.
Eisende partij vordert - samengevat - veroordeling van gedaagde partij tot betaling van € 366,32 vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Gedaagde partij voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
VGZ heeft [gedaagde] bij dagvaarding van 12 mei 2020 in rechte betrokken voor een vordering als uiteengezet in het exploot van dagvaarding. [gedaagde] heeft van antwoord gediend. In verband met aard en inhoud van eis en verweer en om redenen van proceseconomie heeft de rolrechter aanstonds eindvonnis bepaald, zodat heden uitspraak gedaan wordt.
4.2.
Het meest verstrekkende verweer van [gedaagde] is dat VGZ niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu de dagvaarding niet voldoet aan de eisen van de artikelen 111 lid 3 en 21 Rv. [gedaagde] stelt daartoe dat VGZ nalaat de overeenkomst in de procedure te brengen. Daarnaast worden geen (premie)facturen, noch door VGZ verzonden herinnering(en) en/of aanmaning(en) of sommatie(s) in het geding gebracht, waardoor [gedaagde] zwaar gehinderd wordt in zijn verweren.
4.3.
De kantonrechter overweegt dat VGZ haar hoofdvordering baseert op “een” zorgverzekeringsovereenkomst als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die [gedaagde] bij haar heeft afgesloten en welke VGZ heeft geregistreerd onder klantnummer 4171040100/VGZ. VGZ brengt geen afschrift van deze overeenkomst in het geding, noch omschrijft zij de inhoud van de verplichtingen die uit genoemde overeenkomst voortvloeien voor gedaagde, anders dan die van “een verzekeringsnemer” in algemene zin (zijnde het voldoen van een maandelijkse premie bij vooruitbetaling en het voldoen van facturen binnen 14 dagen na dagtekening). VGZ biedt aan op eerste verzoek het polisblad en de polisvoorwaarden in het geding te brengen.
In de dagvaarding worden verder algemene opmerkingen gemaakt onder de kop “Hoofdsom”, waaruit volgt dat een aan VGZ verschuldigd bedrag in het algemeen kan bestaan uit onbetaald gelaten premie, polismutaties of kosten van betaling middels acceptgiro. Vervolgens wordt verwezen naar productie 1, waarin een specificatie van de hoofdsom zou zijn opgenomen en de vereiste informatie over de gevorderde bedragen zou worden weergegeven. In de dagvaarding zelf wordt niet gesteld op welke kostensoort de vordering ziet. Daarna wordt uitgesplitst naar algemene informatie per kostensoort, die geen enkele verdere inhoudelijke informatie bevat. Zo staat onder de kop “Polismutaties” slechts vermeld:

De eventuele kostenpost ‘polismutaties’ ziet op wijzigingen achteraf in de verzekering indien gedurende het verzekeringsjaar dekking wordt toegevoegd of verwijderd en met terugwerkende kracht premie in rekening wordt gebracht of gecorrigeerd.”.
De bijgevoegde productie 1 waar naar wordt verwezen ten slotte, bestaat uit een computeruitdraai van een tabel waarin twee maal een regel met omschrijving “polismutaties”, een vorderingsnummer, een factuurdatum (in beide gevallen 22 mei 2019) en een bedrag van respectievelijk € 723,07 en € 120,95 staat vermeld (totaal € 844,02). Er staat geen naam, polisnummer of nadere uitleg van de gestelde polismutaties vermeld.
4.4.
Deze wijze van procederen van VGZ blinkt niet uit door inzichtelijkheid en volledigheid, zodat onvoldoende recht gedaan wordt aan de bedoelingen van de wetgever met de regels in het huidige Wetboek van burgerlijke rechtsvordering. Die zijn er immers op gericht dat de rechter en de gedaagde partij met het inleidende processtuk een zo volledig, inzichtelijk en waarheidsgetrouw mogelijk beeld verschaft wordt van de vordering, de ondersteunende feitelijke argumenten, de daarvoor beschikbare bewijzen en bewijsmiddelen, het buitengerechtelijke debat en de verweren / verweermiddelen van de wederpartij. Een en ander is in het bijzonder neergelegd in de artikelen 21, 85 en 111 lid 3 Rv. Door bij exploot met de hier bedoelde informatie - om het mild uit te drukken - zo spaarzaam op de proppen te komen, maakt VGZ het primair de kantonrechter, maar ook haar wederpartij onmogelijk zich een volledig beeld te vormen van de inhoud en de merites van de vordering en van de slaagkansen van een verweer. De kantonrechter zal dan ook VGZ niet-ontvankelijk in haar vordering verklaren.
4.5.
VGZ zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van gedaagde partij worden begroot op:
- salaris gemachtigde
72,00(1 x tarief € 72,00)
totaal € 72,00
4.6.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart VGZ niet-ontvankelijk in haar vordering,
5.2.
veroordeelt VGZ in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] gevallen en tot op heden begroot op € 72,00,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.R.A. Timmermans-Vermeer en in het openbaar uitgesproken.
type: IT
coll: