ECLI:NL:RBLIM:2020:9400

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 december 2020
Publicatiedatum
1 december 2020
Zaaknummer
03.091800-20
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering en valsheid in geschrifte door penningmeester van politieke partij

Op 1 december 2020 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 73-jarige man, die als penningmeester van een politieke partij in de gemeente Stein is beschuldigd van verduistering en valsheid in geschrifte. De man werd schuldig bevonden aan het verduisteren van een bedrag van € 33.490,51, dat toebehoorde aan de politieke partij, en het opmaken van een vals financieel jaarverslag om deze verduistering te verhullen. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden op, evenals een taakstraf van 120 uren. De verdachte had in de periode van 14 februari 2018 tot en met 27 september 2019 onterecht geld van de partij opgenomen en dit bedrag verborgen door een vals jaarverslag op te stellen. Tijdens de zitting op 17 november 2020 heeft de verdachte verklaard dat hij het geld had geleend aan een kwetsbare man, maar de rechtbank oordeelde dat dit zijn strafbaarheid niet uitsloot. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde hem een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf op, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en ambulante behandeling. De benadeelde partij, de politieke partij, vorderde een schadevergoeding van € 27.445,51, welke door de rechtbank werd toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03.091800.20
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 1 december 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1947,
wonende te [Adres]

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 17 november 2020. De verdachte is verschenen. De officier van justitie en de verdachte hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
1.als penningmeester een bedrag van € 34.947,90, toebehorend aan de politieke partij [Naam politieke partij] , heeft verduisterd;
2.een financieel jaarverslag van 2018 van [Naam politieke partij] valselijk heeft opgemaakt om deze als echt te gebruiken.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Daartoe heeft zij verwezen naar de aangifte van [Naam aangever] namens [Naam politieke partij] en de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting. In de ten laste gelegde periode hebben de broer, de echtgenote en de verdachte weliswaar (op verzoek van de verdachte) in totaal een bedrag van € 6.045,00 teruggestort op de rekening van [Naam politieke partij] , maar de verdachte had dit bedrag wel eerst onterecht opgenomen van de bankrekening van [Naam politieke partij] . Hij beschikte derhalve zonder daartoe gerechtigd te zijn ook over dit bedrag als heer en meester, zodat hij in totaal een bedrag van € 34.947,90 heeft verduisterd.
Voorts acht de officier van justitie het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie verwijst daartoe naar het aanvullend verhoor van [Naam aangever] , het onderzoek dat de politie, blijkens het proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde dossierpagina’s 150 en 151, heeft gedaan naar het door de verdachte opgestelde financieel jaarverslag van [Naam politieke partij] en de bekennende verklaring van de verdachte.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft verklaard dat hij jarenlang uit mededogen geld aan een kwetsbare gehandicapte man heeft geleend. Vanaf halverwege 2017 tot oktober 2019 is de verdachte penningmeester geweest bij [Naam politieke partij] . Toen hij niet meer over geld beschikte heeft hij het geld van [Naam politieke partij] gebruikt om aan de betreffende man te lenen en om zijn eigen tekort aan geld voor zijn familie te verhullen. Het financieel jaarverslag genaamd ‘Realisatie [Naam politieke partij] 2018’ heeft hij niet conform de werkelijkheid opgemaakt. Om te voorkomen dat leden van [Naam politieke partij] op de hoogte zouden raken van zijn geldopnames heeft de verdachte in dit jaarverslag een hoger saldo vermeld dan het daadwerkelijke saldo van de bankrekening van [Naam politieke partij] .
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feit 1
De rechtbank acht de tenlastegelegde verduistering, gelet op de volgende bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen:
-de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 17 november 2020;
-het proces-verbaal van aangifte van [Naam aangever] met bijlagen, doorgenummerde dossierpagina’s 14 tot en met 29;
-het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen, doorgenummerde dossierpagina’s 109 tot en met 123.
In laatstbedoeld proces-verbaal is vermeld dat [Naam] , de fractiesecretaris van [Naam politieke partij] , een gecorrigeerd overzicht van transactiegegevens die door [Naam politieke partij] als onrechtmatige opnames door de verdachte zijn aangemerkt aan de politie heeft verstrekt. Daarin is, anders dan in de tenlastelegging, een totaalbedrag van € 33.490,51 vermeld. Gelet op dit overzicht, acht de rechtbank bewezen dat de verdachte een bedrag van € 33.490,51 heeft verduisterd. Het feit dat meerdere malen (op verzoek van de verdachte) bedragen zijn teruggestort op de bankrekening van [Naam politieke partij] leidt niet tot een lager totaalbedrag, omdat de verdachte ook deze bedragen (in totaal € 6.045,00), zonder dat hij daartoe gerechtigd, van de bankrekening van [Naam politieke partij] heeft gehaald en daarover als heer en meester heeft beschikt.
Feit 2
De rechtbank acht, gelet op de volgende bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het financieel jaarverslag genaamd ‘Realisatie [Naam politieke partij] 2018’ valselijk heeft opgemaakt om deze als echt te gebruiken:
-de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 17 november 2020;
-het proces-verbaal van verhoor aangever met als bijlage het document genaamd ’Realisatie [Naam politieke partij] 2018’.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
1.
in de periode van 14 februari 2018 tot en met 27 september 2019 in de gemeente Stein en Sittard-Geleen en Beek en Roermond en Echt-Susteren en Venlo en Valkenburg aan de Geul
en Heerlen en Maastricht, meermalen opzettelijk een hoeveelheid geld, te weten een geldbedrag van in totaal € 33.490,51, toebehorende aan de politieke partij [Naam politieke partij] , welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als penningmeester, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
in de periode 1 januari 2019 tot en met 15 oktober 2019 in de gemeente Stein een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten het
financieel jaarverslag van 2018 genaamd "Realisatie [Naam politieke partij] 2018", valselijk heeft
opgemaakt door voornoemd geschrift op te maken en hierin te vermelden dat er op
31 december 2018 sprake was van een batig saldo ter hoogte van 18.719,37 euro op de bankrekening van [Naam politieke partij] [Bankrekeningnummer] , zulks terwijl het batig saldo op voornoemde datum in werkelijkheid 1,67 euro betrof, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
1.
verduistering, meermalen gepleegd;
2.
valsheid in geschrift.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 120 uren en een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar en de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, ambulante behandeling en diagnostiek en schadeherstel.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft over de strafmaat verklaard dat hij in staat is een taakstraf uit te voeren en dat het ondergaan van een gevangenisstraf een ‘ramp’ voor hem zou betekenen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het verduisteren van een groot geldbedrag dat toebehoorde aan de politieke partij waarvan hij penningmeester was. Om dit strafbare feit te verhullen heeft hij een vals financieel jaarverslag opgemaakt. De verdachte heeft naar eigen zeggen uit mededogen twintig jaar geld aan een kwetsbare gehandicapte man gegeven. Hij gaf eerst zijn eigen geld, daarna het geld van zijn echtgenote en vervolgens het geld van zijn politieke partij. De betreffende man beloofde hem steeds terug te betalen uit een erfenis in het buitenland, maar daarvan is tot op heden niets gebleken. De verdachte lijkt echter nog steeds te geloven dat deze man het geld zal terugbetalen en lijkt niet te kunnen stoppen met het geven van geld aan deze man. Ter terechtzitting heeft de verdachte benadrukt dat hij goed heeft bijgehouden hoeveel geld hij van de bankrekening van de politieke partij haalde, zodat hij het geld kon terugbetalen zodra de man hem zou betalen. Dat de verdachte een lijst heeft bijgehouden en dat hij dacht dat hij al het geld zou kunnen terugbetalen als hij geld zou ontvangen van de betreffende man, doet echter aan de strafbaarheid en de kwalijkheid van zijn handelen niet af. De verdachte heeft door zijn handelen het vertrouwen van de leden van de politieke partij ernstig beschadigd. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is de rechtbank niet overtuigd geraakt dat de verdachte werkelijk doordrongen is van de kwalijkheid van zijn handelen. De verdachte heeft tot op heden geen contact heeft gezocht met de leden van de politieke partij waarvan hij zo lang lid is geweest. De rechtbank rekent het de verdachte ook aan dat hij nog steeds geen excuses heeft gemaakt voor zijn gedragingen.
De rechtbank heeft acht geslagen op de justitiële documentatie van de verdachte d.d.
16 oktober 2020, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
De reclassering heeft op 3 november 2020 over de verdachte gerapporteerd. Volgens de reclassering is er sprake van een gemiddeld algemeen recidiverisico. In het rapport is verder het volgende vermeld. Ondanks dat de verdachte niet eerder in aanraking kwam met justitie blijkt de verdachte al ruim twintig jaar geld te geven aan de eerdergenoemde man. De verdachte misbruikte hiervoor eerder de creditcard van zijn echtgenote en zou bij verscheidene familieleden en vrienden in de schuld staan. De verdachte heeft afgelopen maand nog geld gegeven aan deze man. In de drie weken voorafgaand aan de totstandkoming van dit rapport gaf de verdachte hem nog € 700,00. De reclassering adviseert aan de verdachte onder meer een (gedeeltelijke) voorwaardelijke straf op te leggen met de bijzondere voorwaarden van een meldplicht en een ambulante behandeling en diagnostiek.
De rechtbank acht de door de officier van justitie gevorderde taakstraf voor de duur van 120 uren, gelet op de ernst van de feiten en rekening houdend met de leeftijd van de verdachte, passend en zal die aan de verdachte opleggen. Gelet op de inhoud van het rapport van de reclassering en hetgeen de verdachte ter terechtzitting heeft verklaard, is de rechtbank er niet van overtuigd dat de verdachte geen geld meer aan de eerdergenoemde man zal geven. Om te voorkomen dat de verdachte in verband daarmee wederom strafbare feiten zal plegen, zal de rechtbank als stok achter de deur aan de verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en met de bijzondere voorwaarden van een meldplicht en ambulante behandeling, alsmede de bijzondere voorwaarde van bewindvoering. De reclassering heeft bewindvoering niet geadviseerd omdat de verdachte met zijn echtgenote afspraken heeft over het beheer van zijn en haar geld. De rechtbank betwijfelt evenwel of die afspraak ook stand houdt wanneer de verdachte weer bevangen wordt door de gedachte dat hij zijn protegé financieel moet bijstaan. Daarbij is van belang dat de reclassering rapporteert, hetgeen ook aan de rechtbank is gebleken, dat verdachte zeer ver gaat in zijn zoektocht naar geld, om dat geld vervolgens af te geven aan voornoemde man. De rechtbank acht derhalve, ter voorkoming van recidive, noodzakelijk dat verdachte geen beschikking over zijn financiële huishouding zal behouden.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [Naam politieke partij] vordert een schadevergoeding van € 27.445,51 ter zake van feit 1. Dit betreft een lager bedrag dan de verdachte heeft verduisterd, omdat in de ten laste gelegde periode een totaalbedrag van € 6.045,00 (op verzoek van de verdachte) is teruggestort op de bankrekening van [Naam politieke partij] .
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij volledig voor toewijzing in aanmerking komt, te vermeerderen met wettelijk rente. Ten aanzien van het toe te wijzen bedrag heeft de officier van justitie gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot schadevergoeding toegewezen moet worden.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat door de benadeelde partij materiële schade is geleden als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij van € 27.445,51, te vermeerderen met de wettelijke rente, toewijzen.
Om te bevorderen dat de schade aan de benadeelde partij wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 225, 321 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4. is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot
  • bepaalt dat de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 3 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
  • stelt de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
de veroordeelde meldt zich binnen 5 dagen na het ingaan van de proeftijd bij SVG reclassering Mondriaan op het adres Meezenbroekerweg 1 te Heerlen en blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren. De veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen en richtlijnen die de reclassering hem geeft;
de veroordeelde laat zich behandelen door FPP de Horst of Radix Forensische Zorg Mondriaan, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
de veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en werkt mee aan door de reclassering aan te vragen bewindvoering;
  • geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
  • veroordeelt de verdachte voor tot
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vordering van benadeelde partij de politieke partij [Naam politieke partij] , gevestigd te Stein toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij een bedrag van € 27.445, 51 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 september 2019 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
- legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer de politieke partij [Naam politieke partij] een bedrag van
€ 27.445,51 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 september 2019 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 172 dagen, met dien verstande dat de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
  • bepaalt dat, in zoverre de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, de verplichting tot betaling aan de politieke partij [Naam politieke partij] in zoverre komt te vervallen en andersom dat, in zoverre de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de politieke partij [Naam politieke partij] , de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Loof, voorzitter, mr. D. Osmić en mr. R. Verkijk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A.J. Wenders, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 1 december 2020.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 14 februari 2018 tot
en met 27 september 2019 in de gemeente Stein en/of Sittard-Geleen en/of Beek
en/of Roermond en/of Echt-Susteren en/of Venlo en/of Valkenburg aan de Geul
en/of Heerlen en/of Maastricht, althans in Nederland, meermalen (telkens) opzettelijk een hoeveelheid geld, te weten een geldbedrag van in totaal ongeveer 34.947,90 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de politieke partij [Naam politieke partij] ( [Naam politieke partij]
), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als
penningmeester, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
hij in of omstreeks de periode 1 januari 2019 tot en met 15 oktober 2019 in de
gemeente Stein, althans in Nederland een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten het financieel jaarverslag van 2018 genaamd "Realisatie [Naam politieke partij] 2018", valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, door voornoemd geschrift op te maken en hierin te vermelden dat er op 31 december 2018 sprake was van een batig saldo ter
hoogte van 18.719,37 euro op de bankrekening van [Naam politieke partij] [Bankrekeningnummer] ,
zulks terwijl het batig saldo op voornoemde datum in werkelijkheid 1,67 euro
betrof, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te
doen gebruiken.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, District Zuid-West-Limburg, proces-verbaalnummer [Nummer] , gesloten d.d. 6 februari 2020, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 192.