In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 27 november 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en zijn werkgever, Mayfran Limburg B.V. De werknemer had een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en was sinds 9 december 2019 arbeidsongeschikt. Mayfran had het loon van de werknemer opgeschort, maar hervat op 27 februari 2020, zonder betaling voor de periode daarvoor. De werknemer vorderde in kort geding dat de loonstopzetting ongedaan werd gemaakt en dat het achterstallige loon werd betaald, vermeerderd met wettelijke verhogingen en rente.
De kantonrechter oordeelde dat de werknemer voorshands aannemelijk had gemaakt dat er een afspraak was gemaakt om het mediationtraject ‘on hold’ te zetten, en dat de werknemer niet in strijd met zijn re-integratieverplichtingen had gehandeld door niet op een afspraak met de mediator te verschijnen. De rechter stelde vast dat de loonstop niet gerechtvaardigd was, omdat de werknemer niet zonder deugdelijke grond had geweigerd mee te werken aan de mediation. De kantonrechter oordeelde dat de vordering van de werknemer in een bodemprocedure waarschijnlijk kans van slagen zou hebben en wees de vordering tot betaling van het achterstallige loon toe, evenals de wettelijke verhoging en rente.
De rechter veroordeelde Mayfran om de loonstopzetting op te heffen en het achterstallige loon te betalen, en stelde dat Mayfran de proceskosten moest vergoeden. Dit vonnis benadrukt de rechten van werknemers bij arbeidsongeschiktheid en de noodzaak voor werkgevers om zorgvuldig om te gaan met loonbetalingen en re-integratieverplichtingen.