3.4Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of er voldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte samen met anderen de ten laste gelegde diefstal met geweld heeft gepleegd. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat in de nacht van 15 juli 2018 en 16 juli 2018 tussen 22:30 uur en 03:30 uur in Susteren een woningoverval heeft plaatsgevonden in de woning van mevrouw [slachtoffer 2] en meneer [slachtoffer 1] . Vier gemaskerde mannen zijn de woning binnengedrongen door de ruit van de achterdeur kapot te slaan. Bij de overval is fors geweld gebruikt tegen slachtoffer [slachtoffer 1] . Slachtoffer [slachtoffer 1] werd geslagen, geschopt en zijn keel werd dicht geknepen. Hij heeft daarbij zwaar lichamelijk letsel opgelopen, te weten een breuk van de bovenkaaksholte doorlopend in de oogkasbodem- en wand en een hersenkneuzing met in de rechterhelft meerdere gebieden die onvoldoende van zuurstof werden voorzien. Slachtoffer [slachtoffer 2] werd door de overvallers de woonkamer ingesleurd, op een stoel gesmeten, vastgebonden en (met de dood) bedreigd. Ook de handen en voeten van [slachtoffer 1] werden vastgebonden. Beiden zijn daarna met vastgebonden handen in de kelder opgesloten. [slachtoffer 1] is daarbij van de keldertrap geduwd. In de kelder hebben zij urenlang opgesloten gezeten. Bij de overval zijn € 650,- en twee mobiele telefoons buitgemaakt.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte bij deze gewelddadige woningoverval betrokken is geweest en vervolgens of die betrokkenheid als medeplegen of medeplichtigheid kan worden geduid. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De verklaringen van verdachte [medeverdachte 4]
De rechtbank ziet geen redenen om te twijfelen aan de juistheid van de verklaringen van [medeverdachte 4] . Deze verklaringen zijn – vanaf het moment dat hij over de overval is gaan verklaren – in grote lijnen consistent. Zijn verklaring wordt ook ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier. De historische verkeersgegevens sluiten aan bij wat hij heeft verklaard. Hij verklaart dat [medeverdachte 1] gewond is geraakt terwijl van [medeverdachte 1] op meerdere plaatsen bloedsporen zijn aangetroffen in de woning. Dat bij de overval niet zou zijn buitgemaakt wat werd verwacht, komt overeen met het optreden van de daders zoals daarvan blijkt uit de verklaringen van de slachtoffers. [medeverdachte 4] heeft na zijn aanhouding ook direct aangegeven dat hij in een bar in Nederland was geweest. De voor verdachte en medeverdachten belastende verklaring heeft [medeverdachte 4] nog voordat hij door de rechter-commissaris in bewaring werd gesteld, afgelegd. Hij is na een aantal dagen op zijn verzoek nogmaals gehoord omdat hij een verklaring wilde afleggen. Het dossier bevat geen aanwijzingen dat wat hij heeft verklaard niet klopt. De rechtbank onderkent dat [medeverdachte 4] niet het achterste van zijn tong lijkt te laten zien. Dat hij mogelijk geen volledige openheid heeft gegeven, impliceert echter niet dat wat hij heeft verklaard leugenachtig is. De rechtbank acht de verklaringen van [medeverdachte 4] dan ook bruikbaar voor het bewijs, daar waar deze objectief worden ondersteund door andere bewijsmiddelen.
Doelgericht actie en tipgever
Op grond van de verklaringen van de slachtoffers en de verklaring van [medeverdachte 4] kan worden vastgesteld dat in de woning van de slachtoffers door de overvallers een grote buit werd verwacht. Uit de aangiftes blijkt dat de overvallers op zoek waren naar geld en hier langdurig naar hebben gezocht. De gehele woning werd daarbij overhoop gehaald, de bank werd opengesneden, schilderijen van de muur gehaald en de overvallers riepen telkens ‘money, money, money, muntjes’. Voor de rechtbank staat op basis van de bewijsmiddelen in het dossier vast dat er een tipgever in het spel was die heeft gezegd dat er veel geld te halen was in de woning van de slachtoffers.
Op basis van bewijsmiddelen in het dossier staat voor de rechtbank vast dat verdachte [medeverdachte 6] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 13 juli 2018 omstreeks 20:30 uur zijn samengekomen in café [naam café] in [plaats 1] , het café van uitbaatster en medeverdachte [verdachte] .
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 6] hebben die dag meerdere telefonische contacten tussen 13:01:39 uur en 20:36:53 uur. Uit het dossier blijkt verder dat ook [medeverdachte 1] en [verdachte] op 13 juli 2018 veel telefonische contacten hebben met elkaar. Uit de inhoud van de smsjes uit de telefoon van [medeverdachte 1] die hij stuurde naar verdachte [medeverdachte 6] blijkt dat ‘hij er aankomt’, waarop [medeverdachte 6] de locatie en het adres van café [naam café] stuurt. [medeverdachte 1] is in gezelschap van verdachte [medeverdachte 2] . Ook [medeverdachte 2] vertrekt die avond vanuit België naar café [naam café] . Dit blijkt niet alleen uit de telecomgegevens, maar dat leidt de rechtbank eveneens af uit de Whatsapp-berichten die [medeverdachte 2] die avond heeft gestuurd naar ‘ [naam 1] ’:
13.07.2018 te 18:58:32 uur: ‘Ben aan het rijden’.
13.07.2018 te 18:58:52 uur: ‘Ik ga naar Nederland’.
13.07.2018 te 19:06:57 uur: ‘Ik moet iets doen om opnieuw geld te verdienen’.
13.07.2018 te 20:51:15 uur: ‘Ik ben in Nederland’.
13.07.2018 te 22:36:11 uur: ‘Ik ben nog steeds in Nederland’.
13.07.2018 te 22:36:24 uur: ‘Want we zijn bij de vriend van [medeverdachte 1] gekomen’.
Uit de historische verkeersgegevens blijkt dat [medeverdachte 2] zich rond 22:34 uur in de omgeving van de plaats delict bevond en een uur later in [plaats 2] waar verdachte [medeverdachte 3] woonachtig is. [medeverdachte 6] bevindt zich om 22.45.42 uur in de directe omgeving van de Roertunnel te Roermond en 13 minuten later tussen Baexem en Horn. Om 22:58:16 uur belt [medeverdachte 6] [medeverdachte 3] . [medeverdachte 2] is rond 00:24:12 uur weer terug in café [naam café] . [medeverdachte 6] is om 1:27:53 uur in een gebied tussen Neer en [plaats 2] en om 1:56:33 uur in Helden waar hij woonachtig is. Om 01:05 uur vertrekken [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] vanuit café [naam café] terug naar België.
De rechtbank concludeert op basis van deze feiten en omstandigheden in samenhang met daaropvolgende gebeurtenissen op 15 en 16 juli 2018 (zie hierna) dat er in de avond van 13 juli 2018 een voorverkenning heeft plaatsgevonden en dat verdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 2] daaraan voorafgaand zijn samengekomen in café [naam café] . Ook zijn er die avond contacten met [medeverdachte 3] geweest. Aannemelijk is dat men na de voorverkenning bij [medeverdachte 3] langs is geweest. Er is niet gebleken van een alternatieve verklaring voor de geconstateerde feiten.
De rechtbank stelt allereest vast dat uit de telefoongegevens in het dossier volgt dat er op de dag van de overval en de dag na de overval veel activiteiten zijn te zien tussen de telefoons van de verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 6] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] .
Uit de bewijsmiddelen in het dossier leidt de rechtbank af dat de verdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 6] , elkaar op de avond van 15 juli 2018 weer treffen in café [naam café] . [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn dan in gezelschap van [medeverdachte 4] en ‘ [naam 2] ’. In [naam café] is ook [verdachte] aanwezig. [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en ’ [naam 2] ’ komen die dag samen naar Nederland en zijn in de late namiddag in Roermond. [medeverdachte 1] belt in Roermond om 17:41 uur naar [medeverdachte 6] die op dat moment in Panningen/Helden is. Enkele minuten later stuurt [medeverdachte 1] een smsje naar [medeverdachte 6] met de tekst “I hope u are ready I come with team”.
De rechtbank stelt verder op grond van de bewijsmiddelen in het dossier vast dat [medeverdachte 6] vervolgens eerst naar [plaats 2] gaat waar hij tussen 17:54 en 18:33 uur zich ophoudt in de omgeving van de woning van [medeverdachte 3] , waarna hij in de richting van café [naam café] vertrekt. [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 2] en [naam 2] zijn rond 21:00 uur in café [naam café] .
De Nederlandse dikke man waar [medeverdachte 4] over verklaart.
[medeverdachte 4] heeft verklaard dat in [naam café] een Nederlandse, dikke man bij hen kwam zitten. Het zou de minnaar van [verdachte] zijn. [medeverdachte 1] heeft hem dat verteld. Dit wordt ondersteund door de verklaring van [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] heeft immers verklaard dat [medeverdachte 6] de vriend is van [verdachte] . Dat [medeverdachte 6] (nog steeds) een meer dan oppervlakkige relatie onderhoudt met [verdachte] , wordt bevestigd door de verklaring van de dochter van [verdachte] die heeft verklaard dat [medeverdachte 6] haar ‘tweede papa’ is. [medeverdachte 6] zelf heeft het, in zijn telefoongesprekken met medeverdachte [medeverdachte 5] , over ‘de koningin’ als hij het over [verdachte] heeft. [medeverdachte 6] zegt [medeverdachte 5] dat deze tegen [medeverdachte 6] ’ vriendin [naam 3] maar niets moet vertellen over de koningin. In samenhang met de overige bewijsmiddelen in het dossier staat voor de rechtbank vast dat de Nederlandse dikke man waar [medeverdachte 4] over verklaart, [medeverdachte 6] is.
In café [naam café] komt [medeverdachte 6] bij de Roemenen zitten. Er was een ‘plan’, ze hadden een ‘combinatie’ (zaakje), een ripdeal zou mogelijk plaatsvinden, zoals blijkt uit de verklaring van [medeverdachte 4] . Om 20:58 uur belt [medeverdachte 6] met verdachte [medeverdachte 5] , zoals blijkt uit de historische verkeersgegevens. [medeverdachte 4] verklaart dat er zich vervolgens nog een Nederlandse ‘kale’ man bij de groep voegt in café [naam café] .
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen in het dossier vast dat vrijwel direct daarna de vier Roemenen, de kale man, [medeverdachte 6] en [verdachte] met twee auto’s richting de plaats delict vertrekken. [medeverdachte 4] zat als passagier bij [medeverdachte 6] en [verdachte] in de auto. [medeverdachte 6] reed voorop en wist de weg. De overige vier zaten in de andere auto. Bij vertrek is gesproken over het uitzetten van de telefoons, zoals blijkt uit de verklaring van [medeverdachte 4] . Dit wordt bevestigd door de historische verkeersgegevens waaruit blijkt dat er die avond geen registraties meer zijn op de onderzochte telefoons tot kort voor middernacht.
De rechtbank stelt verder vast dat de auto’s vervolgens richting de plaats delict vertrekken en stoppen op een verzamelplek. Uit de bewijsmiddelen in het dossier volgt dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , de kale, Nederlandse man en ‘ [naam 2] ’ in de richting van de woning van de slachtoffers vertrekken. Verdachten [medeverdachte 4] , [medeverdachte 6] en [verdachte] blijven achter bij de auto’s. Verdachte [medeverdachte 4] heeft verklaard dat [medeverdachte 2] tegen hem zei dat hij moest wachten, want ze hadden een ‘combinatie’ en ze zouden terugkomen. Dat [medeverdachte 1] een van de overvallers was, blijkt niet alleen uit de verklaring van [medeverdachte 4] , maar wordt tevens ondersteund door zijn DNA dat op meerdere plekken – ook in combinatie met het DNA van het slachtoffer – in de woning wordt aangetroffen.
Na de overval gaat het gezelschap met beide auto’s weer richting café [naam café] . In café [naam café] volgen vervolgens onderling discussies, kennelijk was het niet de buit die de verdachten hadden verwacht. [medeverdachte 4] heeft verklaard dat iedereen nerveus en boos was. Hij verklaarde dat [medeverdachte 1] op een gegeven moment bij [medeverdachte 6] aangaf dat ‘de tipgever’ moest komen. Om 23:40:52 belt [medeverdachte 6] met [medeverdachte 3] met een gespreksduur van 133 seconden, zoals blijkt uit de historische verkeersgegevens, en ook [medeverdachte 3] vertrekt daarna vrijwel meteen naar Weert. Volgens de verklaring van [medeverdachte 4] komt er op een gegeven moment een Nederlander café [naam café] binnen met een klein zwart hondje. Hij verklaart dat de Nederlander vervolgens sprak met [medeverdachte 6] en de kale man over dat ‘de waar of het geld niet was aangetroffen’. Dat kon [medeverdachte 4] verstaan, omdat ‘ [naam 2] ’ aan [medeverdachte 1] vroeg om te vertalen. Ook [verdachte] was bij deze gesprekken aanwezig, maar bij de onderhandeling over wie moest betalen, ging zij naar de keuken. Ook heeft zij op enig moment de arm van [medeverdachte 1] verbonden, omdat hij zich had gesneden.
De man met het hondje waar [medeverdachte 4] over verklaart.
Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer van [medeverdachte 3] blijkt dat hij in de nacht van 15 op 16 juli 2018 vanaf [plaats 2] , waar hij woont, na het telefoontje van [medeverdachte 6] om 23:40:52 uur, zich verplaatst naar Weert in de omgeving van [plaats 1] . Daarnaast heeft verdachte [medeverdachte 3] een hondje, een mini chiwawa. Volgens getuige [getuige 2] is [medeverdachte 3] altijd met zijn hondje onderweg. Verdachte [medeverdachte 3] heeft verklaard dat zijn hond grotendeels wit is, en uit het de foto in het dossier is af te leiden dat de hond enkel een zwarte kop heeft, terwijl [medeverdachte 4] het over een zwart hondje heeft. De rechtbank acht het echter aannemelijk dat het door [medeverdachte 4] gegeven signalement van ‘een klein zwart hondje’ in een donkere kroeg, niet volledig kan zijn, zeker niet als [medeverdachte 3] het hondje op zijn arm heeft gehad. De rechtbank wijst in dit kader ook op de observatie van verbalisant tijdens de huiszoeking bij [medeverdachte 3] . De verklaring van verdachte [medeverdachte 3] dat hij die avond, na het telefoontje van [medeverdachte 6] , weliswaar naar Weert is gereden maar niet verder is gekomen dan een café in de Kerkstraat in Weert, acht de rechtbank niet aannemelijk. Uit het SMS service bericht in de Alcateltelefoon van [medeverdachte 3] blijkt dat [medeverdachte 3] rond half een ‘s -nachts onder bereik van een Belgische mast moet zijn geweest. Dit past bij zijn aanwezigheid die nacht in café [naam café] . Daarbij komt dat ook [getuige 1] bij herhaling heeft verklaard dat [medeverdachte 3] de tipgever is geweest en er ook op 13 juli 2018 contacten zijn geweest met [medeverdachte 3] .
De rechtbank concludeert gelet op het samenstel van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang beschouwd, dat de door [medeverdachte 4] aangeduide ‘man met het hondje’ verdachte [medeverdachte 3] betreft en dus [medeverdachte 3] derhalve de man is die zich voegt bij de groep na de overval in café [naam café] waaraan door [medeverdachte 6] en de kale man om opheldering wordt gevraagd omdat het anders is gelopen dan verwacht.
De rechtbank concludeert gelet op het samenstel van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden dat café [naam café] , waarvan verdachte, met haar dochter uitbaatster was, als ontmoetingsplek werd gebruikt. Op 13 juli 2018 heeft men elkaar daar getroffen voorafgaand aan de voorverkenning en ook voorafgaand aan en na de overval is daar verzameld. Daarnaast is verdachte meegereden als bijrijder in een van de auto’s naar de directe omgeving van de woning van de slachtoffers. Tijdens het plegen van de overval is zij samen met [medeverdachte 6] en [medeverdachte 4] bij deze verzamelplek gebleven. Na de overval verzamelden de verdachten zich weer in café [naam café] , waar verdachte voor eten zorgde en de arm van verdachte [medeverdachte 1] heeft verbonden.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de gedragingen van verdachte een bewuste en nauwe samenwerking met de medeverdachten opleveren.
De rechtbank stelt voorop dat van medeplegen sprake is, indien de betrokkenen een voldoende significante of wezenlijke bijdrage leveren aan het strafbaar feit. Ook indien het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. Bepalend is of de door de betrokkenen geleverde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Naar het oordeel van de rechtbank is er onvoldoende bewijs om vast te stellen dat de verdachte een substantiële rol had bij de uitvoering en/of de voorbereiding van de woningoverval. Weliswaar had verdachte op de dagen rondom de overval meerdere telefonische contacten met medeverdachten, was haar café tot twee maal toe de ontmoetingsplaats en is ze als bijrijder meegereden naar de verzamelplek dichtbij de plaats delict, maar deze gedragingen van de verdachte leveren op zichzelf beschouwd naar het oordeel van de rechtbank niet een zodanig significante bijdrage aan de gepleegde woningoverval op dat gesproken kan worden van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en haar medeverdachten. Zo is niet gebleken wat de inhoud van de telefonische contacten tussen verdachte en [medeverdachte 1] en verdachte en [medeverdachte 6] is geweest. Ook overigens zijn er geen aanwijzingen in het dossier dat de verdachte een intellectuele en/of materiele bijdrage aan de overval heeft geleverd van een dusdanig gewicht dat zij als medepleger heeft te gelden. De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van het primair ten laste gelegde.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte als medeplichtige is aan te merken.
Verdachtes handelingen die avond en nacht duiden op betrokkenheid bij de overval. In elk geval voor en na de overval. Maar ‘duiden op’ is niet genoeg voor een veroordeling. Om te komen tot een bewezenverklaring van medeplichtigheid is wettig en overtuigend bewijs nodig dat verdachte door haar handelen daadwerkelijk een ondersteunende rol heeft gehad bij het strafbare feit. De rechtbank kan op grond van de inhoud van het dossier onvoldoende vaststellen dat verdachte een dergelijke rol heeft gehad. Uit de bewijsmiddelen kan niet worden vastgesteld dat zij verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 6] met elkaar in contact heeft gebracht, dat zij inlichtingen heeft verschaft of hen heeft begeleid. Haar (bewijsbare) rol zoals die op basis van het voorhanden bewijs naar voren is gekomen is vooral dat haar café zowel op 13 juli 2018 bij de voorverkenning als ook bij de feitelijke uitvoering, een ontmoetingsplek was, hetgeen in zijn algemeenheid een functie is van een café. Verder is zij als bijrijder met een van de auto’s is meegereden naar de directe omgeving van de woning van de slachtoffers. Niet kan worden vastgesteld dat zij daarbij een rol heeft gehad als gids of dat zij ter plaatse op de uitkijk heeft gestaan. Aannemelijk is wel dat zij weet heeft gehad van de (op handen zijnde) overval. Dat is echter onvoldoende om haar als medeplichtige aan te merken. Voor het bewijzen van medeplichtigheid is de rol van verdachte onvoldoende ‘actief’ geweest. Gelet hierop dient verdachte ook van het subsidiair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.