ECLI:NL:RBLIM:2020:9157

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 november 2020
Publicatiedatum
23 november 2020
Zaaknummer
C/03/274571 / HA ZA 20-103
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van gefactureerde bedragen en buitengerechtelijke incassokosten in het kader van een overeenkomst van opdracht

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 18 november 2020 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Lunaria B.V. en de stichting Woningstichting Maasvallei Maastricht. Lunaria, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. P.J.M. Brouwers, vorderde betaling van een bedrag van € 47.768,09, alsmede buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten, op basis van een overeenkomst van opdracht. Lunaria had in de periode van januari tot maart 2018 verschillende facturen gestuurd aan Maasvallei Maastricht voor juridische werkzaamheden die door haar bestuurder waren verricht. Maasvallei Maastricht, vertegenwoordigd door mr. L.A. van Driel, voerde verweer en betwistte de vorderingen van Lunaria.

De rechtbank overwoog dat Lunaria niet aan haar stelplicht had voldaan. De facturen betroffen werkzaamheden die voor een groot deel al in 2014 en 2015 waren verricht, en er was niet aangetoond dat Lunaria tussentijds had gedeclareerd of Maasvallei Maastricht had geïnformeerd over de gemaakte kosten. De rechtbank oordeelde dat Lunaria onvoldoende had onderbouwd waarom zij recht had op de gefactureerde bedragen, en wees de vorderingen van Lunaria af. Tevens werd Lunaria veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Maasvallei Maastricht waren begroot op € 4.190,00, te vermeerderen met wettelijke rente.

De beslissing van de rechtbank werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Maasvallei Maastricht de proceskosten direct kon vorderen, ongeacht een eventuele hoger beroep.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: C/03/274571 / HA ZA 20-103
Vonnis van 18 november 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LUNARIA B.V.,
gevestigd te Maastricht,
eiseres,
advocaat: mr. P.J.M. Brouwers;
tegen:
de stichting
WONINGSTICHTING MAASVALLEI MAASTRICHT,
gevestigd te Maastricht,
gedaagde,
advocaat: mr. L.A. van Driel.
Partijen zullen hierna “Lunaria” en “Maasvallei Maastricht” genoemd worden.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • de rolbeslissing van 6 mei 2020;
  • de conclusie van repliek met producties 12 t/m 18;
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Lunaria heeft, in de persoon van haar bestuurder, [naam bestuurder] (verder te noemen: “ [naam bestuurder] ”), aanvankelijk in de hoedanigheid van advocaat en later in die van juridisch dienstverlener, werkzaamheden voor Maasvallei Maastricht verricht.
2.2.
Lunaria heeft op de volgende data aan Maasvallei Maastricht gefactureerd:
op 22 januari 2018 een bedrag van € 28.949,30;
op 23 januari 2018 een bedrag van € 6.948,51;
op 1 maart 2018 een bedrag van € 3.577,72;
op 2 maart 2018 een bedrag van € 14.865,85;
op 3 maart 2018 een bedrag van € 40.517,23;
op 6 maart 2018 een bedrag van € 677,60.
2.3.
Lunaria heeft derhalve in totaal € 95.536,21 aan Maasvallei Maastricht gefactureerd.
2.4.
Maasvallei Maastricht heeft op 4 december 2018 een bedrag van € 47.768,11 aan Lunaria voldaan.

3.Het geschil

3.1.
Lunaria vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Maasvallei Maastricht veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan haar te betalen:
I. een bedrag van € 47.768,09, dan wel de onderliggende 50% deelbedragen, respectievelijk bedragende € 14.474,65, € 3.474.25, € 20.258,61, € 1.788,86, € 7.432,92 en € 338,80;
II. een bedrag van € 1.252,68 exclusief btw aan buitengerechtelijke incassokosten;
III. de wettelijke (handels)rente ex artikel 6:119a BW over de onder I genoemde deelbedragen, vanaf de 30e dag na dagtekening van de oorspronkelijke declaraties genoemd onder 2.2.;
IV. de kosten van deze procedure, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en – voor het geval de voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf bedoelde termijn voor voldoening, alsmede de nakosten.
3.2.
Lunaria legt nakoming aan haar vorderingen ten grondslag. Lunaria stelt dat zij uit hoofde van de door [naam bestuurder] in opdracht van Maasvallei Maastricht verrichte juridische werkzaamheden recht heeft op de volledige betaling van het zestal onder 2.2. genoemde facturen, alsmede op de buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten.
3.3.
Maasvallei Maastricht voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank overweegt dat de declaraties (van respectievelijk 22 januari 2018, 23 januari 2018, 1 maart 2018, 2 maart 2018, 3 maart 2018 en 6 maart 2018) voor het overgrote deel betrekking hebben op werkzaamheden die volgens de stellingen van Lunaria en de door haar daarbij overgelegde overzichten van tijdbesteding dateren van jaren voordien. De facturen zien op werkzaamheden die voor een groot deel al in 2015 zouden zijn verricht, en bij een tweetal facturen zelfs op werkzaamheden die al in 2014 zouden zijn verricht.
4.2.
Niet gebleken is dat Lunaria in de zaken waarop die facturen betrekking hebben, tussentijds heeft gedeclareerd en evenmin dat zij Maasvallei Maastricht heeft gewezen op reeds gemaakte kosten en eventueel nog te maken kosten. Van [naam bestuurder] had – als (voormalig) advocaat, maar ook als degene die deze werkzaamheden namens Lunaria feitelijk heeft verricht – wel mogen worden verwacht dat hij, door op regelmatige basis te declareren, tijdig inzicht in de gemaakte kosten zou verschaffen en dat hij Maasvallei Maastricht zou informeren over in de toekomst mogelijk nog te maken kosten. Maasvallei Maastricht wordt, als gevolg van dit nalaten van Lunaria, benadeeld in haar mogelijkheden om de noodzaak van de gedeclareerde werkzaamheden en omvang daarvan gemotiveerd te betwisten. Daarmee is ook het belang gegeven van tijdig verzonden, tussentijdse, declaraties.
4.3.
De rechtbank stelt voorop dat het op grond van artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in de eerste plaats aan Lunaria is om voldoende concreet te stellen – en bij betwisting te bewijzen – (a) welke specifieke werkzaamheden zij heeft verricht voor Maasvallei Maastricht, (b) dat zij daartoe opdracht heeft gekregen van Maasvallei Maastricht, of dat deze werkzaamheden ook zonder opdracht dienstig waren aan de wel aan Lunaria verstrekte opdracht, en (c) dat het verrichten van die werkzaamheden de door haar gedeclareerde bedragen rechtvaardigt.
4.4.
De eenzijdig door Lunaria opgestelde overzichten van tijdsbesteding, die zij heeft gevoegd bij de door haar verzonden declaraties, kunnen in het licht van het voorgaande en gelet op de gemotiveerde betwisting van Maasvallei Maastricht, niet worden beschouwd als een voldoende onderbouwing van de verschuldigdheid van Maasvallei Maastricht van de gefactureerde bedragen. Lunaria heeft derhalve onvoldoende onderbouwd waarom zij recht heeft op meer dan het bedrag dat reeds door Maasvallei Maastricht ter zake van die declaraties aan haar is betaald. De rechtbank is van oordeel dat Lunaria niet aan haar stelplicht heeft voldaan. Voor de formulering van een bewijsopdracht aan de zijde van Lunaria is dan ook geen plaats.
4.5.
Lunaria zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Maasvallei Maastricht worden begroot op:
- griffierecht € 2.042,00;
- salaris advocaat €
2.148,00(2,0 punten × tarief € 1.074,00);
Totaal € 4.190,00.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt Lunaria in de proceskosten, aan de zijde van Maasvallei Maastricht tot op heden begroot op € 4.190,00, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.E.J. Noelmans, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 18 november 2020.