ECLI:NL:RBLIM:2020:9131

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 november 2020
Publicatiedatum
23 november 2020
Zaaknummer
03.258527.19
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkrachting en zware mishandeling met blijvend letsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 24 november 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van verkrachting en zware mishandeling van zijn ex-vriendin. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 27 oktober 2019 met geweld zijn vuist in de anus van het slachtoffer heeft geduwd, wat leidde tot blijvend letsel. Het slachtoffer heeft verklaard dat zij herhaaldelijk heeft gevraagd om te stoppen, maar dat de verdachte doorging met de handelingen. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als consistent en geloofwaardig beoordeeld, en de verdediging van de verdachte, die stelde dat de handelingen met toestemming van het slachtoffer plaatsvonden, verworpen. Daarnaast werd de verdachte ook veroordeeld voor een eerdere mishandeling van het slachtoffer in april 2019. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de gevolgen voor het slachtoffer zwaar laten meewegen in de strafmaat. De rechtbank heeft ook een contactverbod en een locatieverbod opgelegd voor de duur van vijf jaar, om de veiligheid van het slachtoffer te waarborgen. De benadeelde partij heeft een schadevergoeding gevorderd, die gedeeltelijk is toegewezen, inclusief een aanzienlijke immateriële schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/258527-19
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 24 november 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1978,
wonende te [Adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. I.T.H.L. van de Bergh, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 10 november 2020. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Het slachtoffer heeft gebruik gemaakt van haar spreekrecht en heeft als benadeelde partij een vordering ingediend. Zij is hierbij bijgestaan door mr. K. Regter, advocaat.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1: [slachtoffer] op 27 oktober 2019 heeft verkracht door zijn vuist met kracht in haar anus te duwen en zijn vuist in haar anus te bewegen. Onder
feit 2zijn deze handelingen ten laste gelegd als zware mishandeling.
Feit 3:[slachtoffer] in de nacht van 6 op 7 april 2019 heeft mishandeld.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht feit 1 bewezen op grond van de volgende bewijsmiddelen: de verklaringen van [slachtoffer] , de verklaring van de buren die dezelfde nacht ruzie hoorden vanuit de woning van [slachtoffer] , de 112-melding, het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten die naar aanleiding van de 112-melding ter plaatse kwamen, het letsel dat [slachtoffer] heeft opgelopen en het NFI-rapport. De verklaring van de verdachte dat de seksuele handelingen plaatsvonden met toestemming van [slachtoffer] wordt weerlegd door het
NFI-rapport. Bovendien heeft de verdachte zeer wisselend verklaard en dat draagt bij aan de ongeloofwaardigheid van zijn verklaring.
De zware mishandeling (feit 2) acht de officier van justitie bewezen op grond van dezelfde bewijsmiddelen. Volgens de officier van justitie kan het -gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van de handelingen- niet anders zijn dan dat de verdachte vol opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer] .
Feit 3 acht de officier van justitie bewezen op grond van de aangifte, het proces-verbaal van bevindingen, de medische informatie van [slachtoffer] , de foto’s van het letsel en de verklaringen van getuigen die het letsel bij [slachtoffer] destijds hebben waargenomen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat vrijspraak moet volgen voor feit 1 en voor feit 2. De seksuele handelingen vonden namelijk plaats met toestemming van [slachtoffer] . De verdachte heeft hierbij eerst zijn vingers één voor één in de anus van [slachtoffer] gebracht. Toen heeft hij zijn hele hand in haar anus gestopt. Het letsel is ontstaan toen [slachtoffer] verkrampte, stop zei en de verdachte vervolgens zijn hand uit haar trok. Toen [slachtoffer] zei dat hij moest stoppen, is de verdachte ook direct gestopt. Dit heeft de verdachte vanaf het begin ook verklaard. Dit leidt ertoe dat niet bewezen kan worden dat sprake was van dwang, zodat vrijspraak moet volgen voor feit 1. Evenmin kan bewezen worden dat de verdachte opzet had op het toebrengen van letsel aan [slachtoffer] , ook niet in voorwaardelijke zin, zodat ook geen sprake is van mishandeling.
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van feit 3.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feit 1 en 2
Bewijsmiddelen
Op 27 oktober 2019 omstreeks om 02.36 uur nam [slachtoffer] contact op met de 112-meldkamer. Zij klonk geëmotioneerd en verklaarde over haar ex-partner [verdachte] :
“hij heeft mij tegen mijn wil in gewoon eigenlijk verkracht als je het zo kan zeggen want hij heeft mij gewoon zo hard, ik weet niet eens hoe ik het moet zeggen maar hij heeft mij gewoon tegen mijn wil in van achter gepakt. Ik ben gewoon de hele tijd aan het bloeden”. [2]
De politie kwam omstreeks 02.46 uur aan bij de woning van [slachtoffer] in [Plaats 1] . [slachtoffer] opende de deur. De verbalisanten zagen dat [slachtoffer] moeilijk kon lopen en haar buik vasthield. [slachtoffer] vertelde zeer geëmotioneerd dat zij zojuist verkracht was door [verdachte] . [verdachte] was niet meer in de woning aanwezig. [slachtoffer] vertelde dat hij met een vuist in haar anus had gezeten, dat zij dit niet wilde, dat ze dit ook had gezegd maar hij was doorgegaan, dat dit heel veel pijn had gedaan en dat ze het had uitgeschreeuwd van de pijn, maar dat de verdachte gewoon door was blijven gaan. Terwijl de politie bezig was met onderzoek, meldde de verdachte zich bij de woning. [3]
[slachtoffer] heeft aangifte gedaan tegen de verdachte. [4] In haar aangifte spreekt ze over een ‘marteling’. Ze verklaart dat ze die avond naar een feest was gegaan en daar had afgesproken dat de verdachte bij haar zou blijven slapen. Bij thuiskomst is [slachtoffer] op haar rug op bed gaan liggen. De verdachte zat op de rand van het bed, deed glijmiddel in zijn hand en meteen hierna voelde [slachtoffer] dat de verdachte haar op haar linkerzijde naar de muur duwde. [slachtoffer] lag met haar voorkant tegen de muur geklemd en kon geen kant op. Hierna voelde ze dat hij haar onderbroek omlaag trok en meteen voelde ze zijn hand in haar anus. [slachtoffer] verklaart dat zij vreselijke pijn voelde en dat ze het voelde scheuren. Ze kon alleen maar gillen. De verdachte zei ondertussen niks. [slachtoffer] zei meerdere keren: "stop, stop, je doet me pijn", maar daar reageerde de verdachte niet op. [slachtoffer] heeft verklaard dat de verdachte zeker 5 of 6 keer hard en met veel kracht duwde en dat hij zijn hand er tussendoor niet uit haalde. Toen de verdachte uiteindelijk stopte zag [slachtoffer] veel bloed en heeft ze 112 gebeld. [5]
De verdachte heeft verklaard dat het letsel bij [slachtoffer] door hem is ontstaan. Op
23 januari 2020 heeft de verdachte voor het eerst verklaard dat hij die avond met zijn (hele) hand in de anus van [slachtoffer] is geweest. [6]
[slachtoffer] is op 27 oktober 2019 in het ziekenhuis onderzocht door forensisch geneeskundige Creemers. [7] Hij heeft de volgende onderzoeksbevindingen gedaan:
“Rond de anus is een groot blauw-rood hematoom zichtbaar aan zowel de linker als de rechter zijde van de anus. Beiderzijds 5 cm groot. Aan bovenzijde richting schaamstreek is het hematoom ook zichtbaar. Uit de anus loopt bloed en stolsels. Duidelijk zichtbaar zijn inscheuringen van de anus. Bij spreiding van de anaalstreek zijn diverse verwondingen zichtbaar. Op 1:00 uur is een 3 cm lange scheur van de bovenste huidlaag (Mucosa weefsel) tot op de spier met zichtbaar spierletsel. Op 4:00 uur is een scheurwond zichtbaar van 1 cm door de bovenste huidlaag (Mucosa). Op 6:00 uur is een grote scheur in de mucosalaag doorlopend tot de huid richting bilnaad van 4 cm diep. Op 10:00 uur is een grote scheur van bovenste mucosalaag doorlopend door de spier heen is en een diepte van 5 cm waar nog bloeding en stolsels uit komen. Op 12:00 uur /zijn de mucosalaag en huid ingescheurd richting perineum (tussen anus en vagina)”. [8]
Creemers beschrijft verder dat de scheuren gehecht zullen worden waarbij afgewacht moet worden of de scheuren bij spieren die beschadigd zijn voldoende herstellen zodat er geen sprake is van incontinentie omdat de sluitspier niet volledig gesloten kan worden. Dat was ten tijde van het onderzoek nog niet te voorspellen. Verder concludeert Creemers dat de letsels zijn toegebracht door geweld waarbij de toegang tot de darm bij de anus op een vijftal plaatsen is gescheurd. [9]
Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft een forensisch geneeskundig onderzoek verricht naar de letsels van [slachtoffer] . Het NFI beschrijft het volgende:

op 27 oktober 2019 werden bij de overgang van de anus naar het direct daaraan grenzende laatste deel van de dikke darm ('anorectaal') een aantal huid- en weefselverscheuringen ('laceraties') vastgesteld. Deze bestonden uit drie laceraties van het slijmvlies ('mucosa') in combinatie met de aangrenzende huid, van 1 cm lengte op 4:00 uur, 2 cm lengte op 6:00 uur en 1 cm lengte op 12:00 uur. Daarnaast waren er twee laceraties van het slijmvlies in combinatie met de daar onder gelegen spierlaag ('spier'), van 3 cm lengte op 1:00 uur en van 4 a 5 cm lengte op 11:00 uur. Gezien de aanwezigheid van uitgebreide bloeduitstortingen ('forse heamatomen’), in het bijzonder rugwaarts ('dorsaal') van de anus en in het gebied tussen de anus en de uitwendige begrenzing van de schede ('perineaal') werd een combinatie van deze zichtbare letsels met dieper gelegen verscheuringen in de spieren ('spierlaceraties') zeer wel mogelijk geacht. Een verdere aanwijzing hiervoor vormde het feit dat de anus, ondanks het laagsgewijs hechten van de afzonderlijke laceraties, niet afdoende hersteld ('niet gesloten') kon worden.” [10]
Verder heeft het NFI -op verzoek van de verdediging- twee hypotheses onderzocht en vergeleken:
“Hypothese 1: Het letsel van aangeefster aan/bij de anus is het gevolg van het met kracht inbrengen van (alle vingers van) de hand/vuist in de anus en/of het vervolgens) meermaals (hard) doorduwen van die hand/vuist in de anus.
Hypothese 2: Het letsel van aangeefster aan/bij de anus is het gevolg van het een voor een inbrengen van de vingers en de duim van een hand in de anus, het vervolgens uitrekken van de anus door het spreiden van die vingers, het vervolgens in brengen van het (bredere deel van) de hand in de anus, en/of het - nadat aangeefster verkrampte, haar billen bij elkaar kneep en naar voren bewoog - vervolgens terugtrekken van de (vingers en duim van) hand
en/of vuist uit de anus.”
Onder het kopje “
Geweldsinwerkingen in relatie tot hypothesen” stelt het NFI dat het letsel “
zeer veel meer, zo niet uitsluitend” past bij geweld zoals omschreven in hypothese 1. Het NFI komt dan tot de volgende conclusie:

Het aantreffen van het letsel aan de anus en aan de omgeving daarvan bij [slachtoffer] , met de uitbreiding en de wondkenmerken zoals vastgesteld bij chirurgisch onderzoek en zoals gedeeltelijk zichtbaar op de letselfoto's die werden gemaakt op 27-10-2019, is zeer veel waarschijnlijker als hypothese 1 waar is dan als hypothese 2 waar is.” [11]
Bewijsoverweging
De rechtbank acht op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen bewezen dat de verdachte zijn vuist in de anus van [slachtoffer] heeft geduwd en vervolgens zijn vuist meerdere keren op en neer heeft bewogen in haar anus. Dit betekent dat de verdachte seksueel is binnengedrongen in het lichaam van [slachtoffer] .
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of bewezen kan worden dat deze handelingen hebben plaatsgevonden tegen de wil van [slachtoffer] . De verdachte heeft verklaard dat de handelingen plaatsvonden met toestemming van [slachtoffer] , zodat geen sprake is van verkrachting maar van uit de hand gelopen seksueel handelen. [slachtoffer] heeft daarentegen steeds verklaard dat de handelingen tegen haar wil in, onder dwang, hebben plaatsgevonden.
De rechtbank acht bewezen dat sprake was van dwang. Dit betekent dat de rechtbank aldus geen geloof hecht aan de verklaring die de verdachte hierover heeft afgelegd. De uiteindelijke verklaring van de verdachte over hoe de seksuele handelingen die nacht plaatsvonden wordt immers rechtstreeks weerlegd door de bevindingen uit het NFI-rapport. Het NFI heeft namelijk geconcludeerd dat de door [slachtoffer] geschetste gang van zaken (hypothese 1 in het NFI-rapport) zeer veel waarschijnlijker het letsel heeft veroorzaakt dan dat dit letsel is ontstaan zoals door de verdachte is verklaard (hypothese 2 in het NFI-rapport). Met andere woorden: de verdachte heeft veel grovere kracht gebruikt dan hij heeft toegegeven. [slachtoffer] heeft bovendien vanaf het moment dat zij contact opnam met de
112-meldkamer steeds consistent verklaard over het verloop van die avond. Zowel in het 112-gesprek als bij de verbalisanten ter plaatse, en dus vrijwel meteen nadat het ten laste gelegde had plaatsgevonden, deelde zij direct mede dat zij verkracht was en kwam zij voorts erg geëmotioneerd over. Ook dit biedt steun aan de verklaring van [slachtoffer] , nog los van de onwaarschijnlijkheid dat iemand zulk grof handelen (hypothese 1 uit het NFI-rapport) vrijwillig zou ondergaan. Wat de geloofwaardigheid van de verklaring van de verdachte verder ondermijnt is dat hij zeer inconsistent heeft verklaard: de verdachte heeft pas in januari 2020 verklaard dat hij met zijn hele vuist in de anus van [slachtoffer] is geweest terwijl hij bij zijn eerdere verhoren op verschillende manieren heeft verklaard dat hij slechts met enkele vingers in de anus van [slachtoffer] was geweest. Kortom: de rechtbank gelooft de verdachte niet en vindt de verkrachting (feit 1) wettig en overtuigend bewezen.
Het handelen van de verdachte levert naast verkrachting ook als strafbaar feit een zware mishandeling op, zodat de rechtbank feit 2 eveneens bewezen acht. Het letsel dat [slachtoffer] heeft opgelopen, kwalificeert immers als zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank acht ook bewezen dat de verdachte vol opzet had op het toebrengen van dit letsel. Het handelen van de verdachte, te weten het met kracht zijn vuist in de anus van [slachtoffer] duwen en met kracht in haar anus bewegen, is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm immers zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het niet anders kan zijn geweest dan dat de verdachte ook daadwerkelijk opzet had op het toebrengen van dit letsel. Van bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden is de rechtbank ook niet gebleken.
Feit 3
Bewijsmiddelen
[slachtoffer] heeft op 31 oktober 2019 wederom aangifte gedaan tegen de verdachte. Zij heeft aangifte gedaan van mishandeling die in de nacht van 6 op 7 april 2019 gepleegd zou zijn in hun toenmalige woning in [Plaats 2] . [slachtoffer] heeft verklaard dat zij in bed lag en wakker werd toen de verdachte haar met twee handen aan haar benen van het bed trok en zij op de grond viel. [slachtoffer] is toen naar beneden gegaan om haar moeder te bellen. Op dat moment duwde de verdachte haar en pakte hij haar aan haar armen vast. [slachtoffer] werd hier boos om en sloeg de verdachte op zijn oog. Vervolgens heeft de verdachte haar over de eettafel geduwd, met twee handen haar keel vastgepakt en haar keel dichtgeknepen. [12]
Op 7 april 2019 heeft [slachtoffer] de huisarts bezocht. De huisarts heeft in het verslag van dit bezoek het volgende opgenomen:
“hematoom onder li oog, zwelling gelaat links thv sinus maxilaris, striemen li hals en in minder mate thv clavicula, hematomen li anterior en li hamstring gebied, hematoom re bovenarm, binnenzijde onderlip klein ulcertje, lineaire krab-effecten neusplooi links, krabeffecten re wang en re lateraal mondhoek” [13]
De verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] die nacht aan haar benen uit bed heeft getrokken, dat hij haar uit de keuken heeft getrokken en over de tafel heeft geduwd. [14]
Bewijsoverweging
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank feit 3 eveneens wettig en overtuigend bewezen. Dat de verdachte [slachtoffer] ook heeft geslagen en gestompt kan op grond van de bewijsmiddelen niet bewezen worden, zodat voor dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspraak zal volgen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
1
op 27 oktober 2019 in de gemeente [Plaats 1] door geweld, te weten het:
- aanbrengen van glijmiddel op zijn, verdachtes, hand en vervolgens
- meteen op de linkerzijde en tegen de muur duwen van [slachtoffer] , terwijl die [slachtoffer] op bed lag, waardoor die [slachtoffer] klem kwam te liggen met de vóórkant van haar lichaam tegen de muur en vervolgens
- meteen omlaag trekken van de onderbroek van die [slachtoffer] en vervolgens
- meteen met kracht duwen van zijn, verdachtes vuist in de anus van die [slachtoffer] en vervolgens
- met kracht met zijn, verdachtes, vuist in de anus van die [slachtoffer] duwen en bewegen,
die [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het onverhoeds met kracht duwen van zijn verdachtes vuist in de anus van die [slachtoffer] en vervolgens met kracht met zijn, verdachtes, vuist in de anus van die [slachtoffer] duwen en bewegen;
2.
op 27 oktober 2019 in de gemeente [Plaats 1] aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten inscheuringen van de anus en een scheur van de bovenste huidlaag (Mucosa) tot op de spier met zichtbaar spierletsel en een scheurwond door de bovenste huidlaag (Mucosa) en een grote scheur in de mucosalaag doorlopend tot de huid richting bilnaad en een grote scheur van de bovenste mucosalaag doorlopend door de spier heen en een inscheuring van de mucosalaag en de huid richting perineum, heeft toegebracht door met kracht zijn, verdachtes, vuist in de anus van die [slachtoffer] te duwen en vervolgens met kracht met zijn, verdachtes, vuist in de anus van die [slachtoffer] te duwen en te bewegen;
3.
in de periode van 6 april 2019 tot en met 7 april 2019 in de gemeente [Plaats 2] , [slachtoffer] heeft mishandeld door
- die [slachtoffer] bij de benen vast te pakken en vervolgens die [slachtoffer] met kracht aan de benen van een bed af naar de grond te trekken en
- die [slachtoffer] met kracht te duwen en vast te pakken en vast te houden en
- die [slachtoffer] met kracht achterover op een tafel te duwen en
- met zijn, verdachtes, handen die [slachtoffer] bij de keel vast te pakken en vast te houden en vervolgens met zijn, verdachtes, handen de keel van die [slachtoffer] dicht te knijpen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
t.a.v. feit 1:verkrachting
t.a.v. feit 2: zware mishandeling
t.a.v. feit 3:mishandeling
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De psycholoog drs. E.M. van Engers heeft op 31 januari 2020 een rapport over de geestvermogens van de verdachte uitgebracht. In dit rapport beschrijft de psycholoog dat de verdachte perverse voorkeuren heeft, maar dat in strikte zin niet gesproken kan worden van een stoornis. Er is volgens de psycholoog geen sprake van een seksuele stoornis zodat disfuncties in de persoon ontbreken die hebben doorgewerkt in hetgeen hem ten laste wordt gelegd. De verdachte beschikte in principe over een volledige keuzevrijheid in zijn gedrag. Er is een lage verwachting ten aanzien van het risico op een zedendelict. Het risico op herhaling van relationeel c.q. huiselijk geweld wordt aanmerkelijk geschat. Indien de verdachte bereid is om behandeling te ondergaan is het volgens de psycholoog aanbevolen om forensisch poliklinische behandeling (gericht op huiselijk geweld) als bijzondere voorwaarde op te leggen naast deels voorwaardelijke sanctionering.
De rechtbank komt op basis van de hiervoor genoemde bevindingen tot de conclusie dat bij de verdachte geen sprake is van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluiten. Dit betekent dat de verdachte strafbaar is.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaren en de bijzondere voorwaarde die door de psycholoog is geadviseerd. Verder dient aan de verdachte ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht een contactverbod met slachtoffer [slachtoffer] en een locatieverbod voor de hele wijk [Naam] of in ieder geval voor het woonadres van [slachtoffer] opgelegd te worden voor de duur van vijf jaren. Deze maatregel moet dadelijk uitvoerbaar verklaard worden, waarbij voor elke overtreding 14 dagen hechtenis kan volgen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Mocht de rechtbank naast feit 3 ook feit 1 en 2 bewezen achten, dan dient volgens de verdediging aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf opgelegd te worden met de gebruikelijke proeftijd van 2 of 3 jaren. Er is geen reden om een langere proeftijd op te leggen aan de verdachte. De gevorderde maatregel ex artikel 38v kan ook als bijzondere voorwaarde opgelegd worden aan verdachte. Mocht de rechtbank het locatie- en contactverbod nodig achten, dan dient geen locatieverbod voor de hele wijk Zeswegen opgelegd te worden. Bovendien moet er geen contactverbod met de dochter van de verdachte opgelegd worden. Aan de voorwaarden voor dadelijke uitvoerbaarheid van het locatie- en contactverbod is niet voldaan.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zijn ex-vriendin op brute wijze verkracht en zwaar lichamelijk letsel toegebracht door zijn vuist meermalen in haar anus te duwen en op en neer te bewegen. Het is voor de rechtbank niet voor te stellen wat voor een uitermate vernederende, kwetsende en pijnlijke ervaring dit geweest moet zijn voor [slachtoffer] . Een ervaring waar [slachtoffer] de rest van haar leven niet alleen psychisch, maar ook lichamelijk aan herinnerd zal blijven worden. De medische stukken en de foto’s liegen er immers niet om: de verdachte heeft [slachtoffer] zeer ernstig toegetakeld. En de prognose voor [slachtoffer] is allesbehalve positief: verwacht wordt dat er met de jaren verergering van de klachten zal optreden, mogelijk leidend tot volledige incontinentie en de noodzaak tot het aanleggen van een definitief stoma. Ook zal [slachtoffer] voor de rest van haar leven afhankelijk zijn van medicatie en incontinentiemateriaal. Het is geheel te wijten aan het handelen van de verdachte dat een 34-jarige vrouw met dit vooruitzicht moet leven.
Dat het handelen van de verdachte naast lichamelijke gevolgen, ook enorme psychische gevolgen voor [slachtoffer] heeft gehad, blijkt wel uit de slachtofferverklaring die [slachtoffer] ter terechtzitting heeft voorgelezen. Ze ervaart grote angst, heeft een laag zelfbeeld, slaapproblemen en vooral ook veel verdriet om het feit dat haar ex-geliefde, die tevens de vader van een van haar kinderen is, haar dit heeft aangedaan. Het feit dat de verdachte en het slachtoffer eerst een relatie met elkaar hadden en dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen dat slachtoffer in hem had, maakt het handelen van de verdachte des te kwalijker.
De ernst van de lichamelijke en geestelijke gevolgen voor [slachtoffer] , de vernederende aard van de handelingen van verdachte en de mate van geweld die de verdachte heeft gebruikt, maken dat de rechtbank een forse gevangenisstraf op zijn plaats vindt. Dat de verkrachting plaatsvond in de eigen woning van [slachtoffer] , een plek waar zij zich juist veilig en geborgen zou moeten kunnen voelen, werkt hierbij strafverzwarend.
Tegen het leed dat [slachtoffer] voor altijd zal dragen, steekt de houding van de verdachte in schril contrast af. De verdachte zocht ter terechtzitting op vervelende, provocerende wijze contact met [slachtoffer] en lachte haar uit. Het is de rechtbank gebleken dat de verdachte de schuld volledig buiten zichzelf legt en dat hij geen enkele verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen. Ook dat werkt strafverzwarend. Bij dit gedrag - en gelet op alle bovengenoemde omstandigheden - past naar het oordeel van de rechtbank dan ook maar één oplossing: een langdurige, onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank ziet in het geheel geen omstandigheden die zij in het voordeel van de verdachte zou moeten meewegen.
Verkrachting is een bijzonder ernstig feit. De rechtbank heeft in deze zaak geen aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting (de LOVS-oriëntatiepunten), omdat het oriëntatiepunt voor verkrachting simpelweg niet past bij deze zaak. Het gaat hier immers om een brute verkrachting met blijvend lichamelijk letsel tot gevolg. In het licht van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden past bij deze zaak alleen maar een gevangenisstraf die ver uitstijgt boven het oriëntatiepunt van 24 maanden en die tevens uitstijgt boven de eis van de officier van justitie.
Over de verdachte is een psychologisch rapport opgesteld. De psycholoog beschrijft dat de verdachte weliswaar perverse voorkeuren heeft, maar dat er geen sprake is van een seksuele stoornis. Hij beschikte in principe over een volledige keuzevrijheid in zijn gedrag. De psycholoog schat het risico dat de verdachte een nieuw zedendelict pleegt laag in. Het risico op herhaling van relationeel c.q. huiselijk geweld wordt aanmerkelijk genoemd. Om recidive van huiselijk geweld te voorkomen is het volgens de psycholoog aanbevolen dat de verdachte een ambulante behandeling (gericht op huiselijk geweld) ondergaat bij een forensische polikliniek.
Alle feiten en omstandigheden tegen elkaar afwegend is de rechtbank van oordeel dat de verdachte moet worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren.
Gelet op de hoogte van de straf is het niet meer mogelijk om een deel van de straf in voorwaardelijke zin aan de verdachte op te leggen. De rechtbank ziet hier ook geen aanleiding voor. De bijzondere voorwaarde die door de psycholoog wordt aanbevolen, kan altijd nog in het kader van de voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de verdachte worden opgelegd.
Maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die, gezien de ernst daarvan, een vrijheidsbeperkende maatregel rechtvaardigen. Het risico op recidive van relationeel c.q. huiselijk geweld wordt door de psycholoog aanmerkelijk geacht, zeker in relatie tot [slachtoffer] , die voor altijd de moeder van één van de kinderen van de verdachte zal blijven. Om te waarborgen dat verdachte in de nabije toekomst geen contact met [slachtoffer] zoekt en opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend jegens haar gedraagt, zal de rechtbank aan de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht opleggen, namelijk een contactverbod met [slachtoffer] en daarnaast ook een locatieverbod. Dit locatieverbod geldt voor de gehele wijk waarin [slachtoffer] woont, de [Naam] , met uitzondering van een aantal doorgaande wegen binnen deze wijk te weten de [Straatnamen] . De vrijheidsbeperkende maatregel zal worden opgelegd voor de duur van vijf jaren. De rechtbank zal bepalen dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van twee weken.
De rechtbank zal bovendien bevelen dat het contact- en locatieverbod waaruit de maatregel bestaat, dadelijk uitvoerbaar is, omdat er naar het oordeel van de rechtbank reeds op grond van de aard van het bewezen verklaarde ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een strafbaar feit zal begaan. Dit betekent dat het contact- en locatieverbod ingaat op het tijdstip dat dit vonnis is uitgesproken.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd. Zij vordert een bedrag van € 5.939,24 aan materiële schadevergoeding en € 55.000,00 aan immateriële schadevergoeding.
De materiële schadevergoeding is opgebouwd uit de volgende schadeposten:
- handdoeken en lakens die niet meer bruikbaar waren, geschat op € 25,00;
- het dekbed dat niet meer bruikbaar was, geschat op € 25,00;
- de waarde van het oude bed, dat door bloedsporen niet meer bruikbaar was, geschat op
€ 250,00;
- het opnieuw behangen van de slaapkamer, geschat op € 15,00;
- incontinentiemateriaal ter hoogte van € 45,70;
- extra waskosten voor ondergoed, geschat op € 1.651,00;
- reis- en parkeerkosten die [slachtoffer] heeft gemaakt voor bezoeken aan de dokter, hulpverleners, advocaat en rechtbank ter hoogte van € 142,19;
- het eigen risico van de zorgverzekering over de jaren 2019 en 2020, in totaal € 770,00;
- de hogere verzekeringspremie over het jaar 2020 die [slachtoffer] heeft moeten betalen om de kosten van de bekkenbodemtherapie vergoed te krijgen, ter hoogte van in totaal € 285,60;
- kosten voor huishoudelijke hulp gedurende 13 weken ter hoogte van € 2.565,00;
- kosten voor het opvragen van informatie bij de medisch specialist ter hoogte van € 104,75 inclusief btw;
- de kortdurende ziekenhuis- en revalidatiedaggeldvergoeding ter hoogte van € 60,00.
De raadsman van [slachtoffer] heeft, ter bepaling van de hoogte van de immateriële schade, per keer dat [slachtoffer] met het letsel geconfronteerd wordt een vergoeding van € 1,00 gehanteerd. Ervan uitgaande dat [slachtoffer] drie maal daags het toilet moet bezoeken en dus tenminste drie maal daags wordt geconfronteerd met het letsel dat haar is aangedaan en gelet op de levensverwachting van 83,6 jaar, dus nog 50 jaar, zal [slachtoffer] nog minstens 54.750 maal herinnerd worden aan haar laatste traumatiserende contact met de verdachte. Volgens die berekening acht de raadsman een bedrag van (afgerond) € 55.000 passend als immateriële schadevergoeding.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de schadeposten allen rechtstreeks voortvloeien uit het strafbare feit, zodat de materiële schade geheel toewijsbaar is, inclusief de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het gevorderde bedrag aan immateriële schade is volgens de officier van justitie erg hoog in vergelijking met bedragen die in soortgelijke zaken zijn toegewezen, zodat het door [slachtoffer] gevorderde bedrag gematigd moet worden.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verweer gevoerd tegen een aantal schadeposten.
Ten aanzien van de gevorderde vergoeding voor extra waskosten dient [slachtoffer]
niet-ontvankelijk verklaard te worden, want deze schadepost vormt geen rechtstreekse schade en de hoogte van het schadebedrag is onvoldoende onderbouwd.
Het gevorderde eigen risico voor de zorgverzekering dient eveneens afgewezen te worden: onduidelijk is namelijk of [slachtoffer] niet verder al haar eigen risico had gebruikt in 2019. Het is ook onduidelijk of [slachtoffer] in 2020 inderdaad een hogere verzekeringspremie heeft betaald dan in 2019, zodat zij voor wat betreft deze schadepost eveneens niet-ontvankelijk verklaard moet worden.
De gevorderde reis- en parkeerkosten kunnen volledig toegewezen worden, met dien verstande dat de kosten voor het bezoeken van de advocaat en het bijwonen van de terechtzitting proceskosten zijn.
Ten aanzien van de gevorderde vergoeding voor huishoudelijke hulp dient [slachtoffer] eveneens niet-ontvankelijk verklaard te worden, omdat zij onvoldoende heeft onderbouwd voor welke huishoudelijke taken zij hulp moest inschakelen.
Voor de overige materiële schadeposten heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De immateriële schadevergoeding dient, gelet op vergelijkbare jurisprudentie, gematigd te worden.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de materiële schade
[slachtoffer] vordert vergoeding van diverse materiële schadeposten. De schadeposten die door de verdediging niet zijn weersproken, zijn allemaal voldoende onderbouwd en staan bovendien in rechtstreeks verband met de door de verdachte gepleegde en bewezen verklaarde feiten. Dit betekent dat deze schadeposten geheel toegewezen zullen worden. In concreto gaat het om de volgende schadeposten: de vergoeding voor handdoeken en lakens, het dekbed, de waarde van het oude bed, de behangkosten, het incontinentiemateriaal, de kosten voor het opvragen van medische informatie en de ziekenhuis- en revalidatievergoeding.
Ook de gevorderde vergoeding voor extra waskosten wordt toegewezen: deze schadepost is voldoende onderbouwd, staat in rechtstreeks verband met het door de verdachte gepleegde feit en de verdediging heeft de stellingen van [slachtoffer] op dit punt onvoldoende gemotiveerd weersproken. [slachtoffer] heeft immers wel degelijk voldoende inzichtelijk gemaakt hoe zij de extra waskosten heeft geschat en heeft die schatting ook voldoende onderbouwd. De schatting van [slachtoffer] is naar het oordeel van de rechtbank ook redelijk.
De gevorderde reis- en parkeerkosten kosten voor het bezoeken van de advocaat en het bijwonen van de terechtzitting zullen worden toegewezen als proceskosten. De overige reis- en parkeerkosten zijn voldoende onderbouwd, niet weersproken en worden daarom als materiële schadepost toegewezen.
[slachtoffer] maakt aanspraak op vergoeding van het eigen risico voor de zorgverzekering over de jaren 2019 en 2020 en op vergoeding van de hogere maandpremie over 2020 omdat zij behandelingen bij de bekkenbodemfysiotherapeut in haar zorgverzekeringspakket moest opnemen. Beide schadeposten zijn door [slachtoffer] voldoende onderbouwd. Dat de schade ten minste de door [slachtoffer] opgegeven hoogte bedraagt, is bovendien aannemelijk omdat zij ook in de toekomst hogere bedragen kwijt zal zijn aan haar zorgverzekering. [slachtoffer] heeft ook voldoende onderbouwd dat deze schadeposten een rechtstreeks gevolg van het strafbare feit vormen. Deze schadeposten worden daarom toegewezen.
[slachtoffer] vordert vergoeding van huishoudelijke hulp en voert hiertoe aan dat ze als gevolg van het lichamelijke en psychische letsel niet goed in staat was haar huishouding zelf te doen en hulp en bijstand van derden moest inschakelen. [slachtoffer] heeft verklaringen van vrienden/familie bijgevoegd waaruit blijkt dat zij [slachtoffer] ondersteund hebben in de huishouding. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [slachtoffer] hiermee voldoende onderbouwd dat zij hulp in de huishouding heeft moeten inschakelen, zodat zij ook aanspraak kan maken op vergoeding hiervan. Conform de Letselschade Richtlijn Huishoudelijke hulp wordt over de periode dat [slachtoffer] huishoudelijke hulp moest inschakelen een bedrag van € 2.565,00 gevorderd. Dit bedrag is voldoende onderbouwd, door de verdediging niet gemotiveerd weersproken en wordt daarom toegewezen.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is een bedrag van € 5.918,66 (€ 5.939,24 - € 1,82 –
€ 1,82 - € 1,82 - € 15,12) aan materiële schadevergoeding toewijsbaar.
Ten aanzien van de immateriële schade
[slachtoffer] vordert immateriële schadevergoeding. Artikel 6:106 BW geeft een limitatieve opsomming van gevallen waarin de wet recht geeft op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen. Een van die gevallen is wanneer sprake is van een aantasting in de persoon door het oplopen van lichamelijk letsel (sub b). Daar is in het onderhavige geval sprake van. Dat [slachtoffer] als gevolg van het handelen van de verdachte lichamelijk (en ook geestelijk) letsel heeft opgelopen is voldoende onderbouwd en komt in het dossier ook evident naar voren. Zowel de officier van justitie als raadsman hebben zich op het standpunt gesteld dat het gevorderde bedrag aan de hoge kant is en wellicht gematigd dient te worden. De rechtbank heeft aan de hand van de Smartengeldgids gekeken naar welke immateriële schadebedragen zijn toegekend in zaken die enigszins zijn te vergelijken met deze zaak (bijvoorbeeld nummers 1062, 2018 en 2477) en vindt op basis daarvan ook dat het door [slachtoffer] gevorderde bedrag te hoog is. De rechtbank acht een schadebedrag van
€ 35.000,00 een passende en billijke vergoeding en zal daarom dit bedrag toewijzen. Voor het meergevorderde wordt [slachtoffer] niet-ontvankelijk verklaard.
Het toegewezen bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag waarop het feit is gepleegd, zijnde 27 oktober 2019, tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal ter zake van de vordering tevens de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen aan de verdachte.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken, welke kosten volgens de vordering van [slachtoffer] enkel bestaan uit reiskosten en daarom worden begroot op dit bedrag, zijnde € 20,58 (€ 1,82 + € 1,82 + € 1,82 + € 15,12).

8.De voorlopige hechtenis

De voorlopige hechtenis van de verdachte is geschorst met ingang van 1 mei 2020.
De tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, moet worden afgetrokken van de straf die wordt opgelegd, maar dat neemt niet weg dat de verdachte nog geruime tijd terug zal moeten naar de gevangenis. Gelet op de ernst van de feiten, de hoogte van de door de rechtbank op te leggen straf en het signaal dat van de straf uit moet gaan, is de rechtbank van oordeel dat het onaanvaardbaar is dat de verdachte een eventueel hoger beroep in vrijheid zou mogen afwachten. Dit zou ook niet uit te leggen zijn aan de maatschappij. Ook ziet de rechtbank nog steeds gevaar voor herhaling. De rechtbank zal daarom de schorsing van de voorlopige hechtenis opheffen met ingang van heden.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 38v, 38w, 55, 57, 242, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Gevangenisstraf
  • veroordeelt de verdachte tot
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Vrijheidsbeperkende maatregel
  • legt op de maatregel dat de veroordeelde gedurende 5 (vijf) jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] ;
  • legt op de maatregel dat de veroordeelde zich gedurende 5 (vijf) jaren niet zal bevinden in de wijk [Naam] , met uitzondering van de [Straatnamen] ;
  • beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van een twee weken voor iedere keer dat niet aan een van de maatregelen wordt voldaan. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichting ingevolge de opgelegde maatregelen niet op;
  • beveelt dat de op grond van artikel 38v Sr opgelegde maatregelen dadelijk uitvoerbaar zijn;

Benadeelde partij [slachtoffer] en schadevergoedingsmaatregel

- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte mitsdien om aan de benadeelde partij [slachtoffer] te betalen een bedrag van
€ 40.918,66, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 27 oktober 2019 tot aan de dag van de volledige voldoening. Dit bedrag bestaat uit
€ 5.918,66 materiële schade en € 35.000,00 immateriële schade;
  • wijst het meergevorderde aan materiële schadevergoeding af;
  • verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk ten aanzien van het meergevorderde aan immateriële schadevergoeding;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op € 20,58;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] van een bedrag van € 40.918,66, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 27 oktober 2019 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 239 dagen. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
De voorlopige hechtenis
  • heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis met ingang van heden;
  • bepaalt dat de voorlopige hechtenis zal worden ondergaan in een Huis van Bewaring in Nederland.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Osmić, voorzitter, mr. M.B. Bax en mr. W. Loof, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.H.J. Muijlkens, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 24 november 2020.
Buiten staat
mr. M.B. Bax is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 27 oktober 2019 in de gemeente [Plaats 1] door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten het meermalen, althans eenmaal. (telkens)
- aanbrengen van glijmiddel op zijn, verdachtes, hand en/of (vervolgens)
- ( onverhoeds en/of meteen) op de (linkerzijde en/of naar/tegen de muur duwen van een persoon genaamd [slachtoffer] , terwijl die [slachtoffer] op bed lag, (waardoor die [slachtoffer] klem kwam te liggen met de vóórkant van haar
lichaam tegen de muur geklemd en/of geen kant op kon) en/of (vervolgens)
- ( onverhoeds en/of meteen) omlaag en/of naar beneden trekken van de onderbroek van die [slachtoffer] en/of (vervolgens)
- ( onverhoeds en/of meteen)(hard en/of met kracht) duwen van zijn, verdachtes vinger(s) en/of hand en/of vuist in de anus van die [slachtoffer] en/of (vervolgens)
- ( hard en /of met kracht) met zijn, verdachtes, vinger(s) en/of hand en/of vuist in de anus van die [slachtoffer] duwen en/of bewegen,
die [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- ( onverhoeds) (hard en/of met kracht) duwen en/of brengen van zijn. verdachtes, vinger(s) en/of hand en/of vuist in de anus van die [slachtoffer] en/of (vervolgens) (hard en/of met kracht) met zijn, verdachtes, vinger(s) en/of hand en /of vuist in de anus van die [slachtoffer] duwen en/of bewegen;
(art 242 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 27 oktober 2019 in de gemeente [Plaats 1] aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meer inscheuring(en) van de anus en/of een scheur van de bovenste huidlaag (Mucosa) tot op de spier met zichtbaar spierletsel en/of een scheurwond door de bovenste huidlaag (Mucosa) en/of een grote scheur in de mucosalaag doorlopend tot de huid richting bilnaad en/of een grote scheur van de bovenste mucosalaag doorlopend door de spier heen en/of een inscheuring van de mucosalaag en/of de huid richting perineum, heeft toegebracht door meermalen, althans eenmaal, (telkens) (hard en/of met kracht) zijn, verdachtes, vinger(s) en/of hand en/of vuist in de anus van die [slachtoffer] te duwen en/of te brengen en/of (vervolgens) (hard en/of met kracht) met zijn, verdachtes, vinger(s) en/of hand en/of vuist in de anus van die [slachtoffer] te duwen en/of te bewegen;
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij in of omstreeks de periode van 6 april 2019 tot en met 7 april 2019 in de gemeente [Plaats 2] , in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- die [slachtoffer] bij een/de (boven)be(e)n(en) vast te pakken en/of vast te houden en/of (vervolgens) die [slachtoffer] (met kracht) (aan een been) van een bed af en/of op/naar de grond te trekken en/of
- die [slachtoffer] (met kracht) te duwen en/of vast te pakken en/of vast te houden en/of
- die [slachtoffer] te slaan en/of te stompen en/of
- die [slachtoffer] (met kracht) (achterover) op een tafel te duwen en/of
- met zijn, verdachtes, hand (en) die [slachtoffer] bij de keel en/of hals vast te pakken en/of vast te houden en/of (vervolgens) met zijn. verdachtes, handen (met kracht) de keel van die [slachtoffer] dicht te knijpen en/of dicht te drukken en/of (enige tijd) dichtgeknepen en/of dichtgedrukt te houden;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, district regionale recherche, team zeden, proces-verbaalnummer [Nummer 1] , gesloten d.d. 10 februari 2020, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 228.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 61.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 68 en 69.
4.Het proces-verbaal van aangifte, pagina 73.
5.Het proces-verbaal van aangifte, pagina 74 tot en met 77.
6.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 49 en 50.
7.Het proces-verbaal van bevindingen forensisch medisch onderzoek, pagina 180.
8.Bijlage 2 bij het proces-verbaal van bevindingen forensisch medisch onderzoek, pagina 183.
9.Bijlage 2 bij het proces-verbaal van bevindingen forensisch medisch onderzoek, pagina 184.
10.Het forensisch geneeskundig onderzoek van 31 juli 2020 van het Nederlands Forensisch Instituut in de zaak met nummer [Nummer 2] , pagina 11 van 17.
11.Het forensisch geneeskundig onderzoek van 31 juli 2020 van het Nederlands Forensisch Instituut in de zaak met nummer [Nummer 3] , pagina 15 van 17.
12.Het proces-verbaal van aangifte, pagina 214 tot en met 216.
13.Bijlage 1 bij het proces-verbaal van aangifte, pagina 220.
14.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 38, en het proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 58 en 59.