ECLI:NL:RBLIM:2020:9079

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 november 2020
Publicatiedatum
20 november 2020
Zaaknummer
8570156 \ CV EXPL 20-2680
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van beding inzake afsluitkosten in consumentenovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 18 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap ZIGGO B.V. en een consument. De eisende partij, ZIGGO B.V., vorderde betaling van een bedrag van € 479,41, bestaande uit onbetaalde abonnementskosten en afsluitkosten, te vermeerderen met rente en incassokosten. De consument had een overeenkomst van dienstverlening met ZIGGO B.V. gesloten op 5 augustus 2015, welke door ZIGGO B.V. op 28 januari 2016 was beëindigd wegens wanbetaling. De consument betwistte de vordering en de rechtmatigheid van de gevorderde afsluitkosten.

De kantonrechter heeft ambtshalve getoetst of het beding met betrekking tot de afsluitkosten in de algemene voorwaarden van ZIGGO B.V. als oneerlijk moest worden aangemerkt, conform de Richtlijn 93/13/EEG. De rechter oordeelde dat het beding, dat de consument verplichtte om afsluitkosten te betalen zonder dat deze kosten duidelijk waren gecommuniceerd, als een eenzijdig wijzigingsbeding moest worden beschouwd. Dit beding werd vernietigd, omdat het niet voldeed aan de eisen van transparantie en redelijkheid die aan dergelijke bedingen worden gesteld.

De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van de afsluitkosten afgewezen, maar de vordering tot betaling van de abonnementskosten van € 411,88 werd toegewezen, evenals de buitengerechtelijke kosten van € 40,00. De gedaagde partij werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de eisende partij tot een totaal van € 282,85 werden begroot. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8570156 \ CV EXPL 20-2680
Vonnis van de kantonrechter van 18 november 2020
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ZIGGO B.V.,
gevestigd te Utrecht,
eisende partij,
gemachtigde Landelijke Asssociatie Van Gerechtsdeurwaarders B.V.,
tegen:
[gedaagde partij],
wonende [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
verschenen bij [naam ] .

1.De verdere procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 23 september 2020
- de akte uitlating van eisende partij.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Eisende partij vordert – samengevat - veroordeling van gedaagde partij tot betaling van een bedrag van € 479,41, te vermeerderen met rente en kosten.
2.2.
Eisende partij heeft gesteld dat partijen per 5 augustus 2015 een overeenkomst van dienstverlening hebben gesloten. Eisende partij heeft de overeenkomst per 28 januari 2016 wegens wanbetaling beëindigd. Eisende partij heeft verder gesteld dat de overeenkomst online is gesloten. Eisende partij heeft een e-mail aan gedaagde partij van 5 augustus 2015 overgelegd waarin een bestelling is bevestigd van een Ziggo Mobiel Voldoende pakket. Zij heeft bovendien de Ziggo Mobiel Aanvullende Voorwaarden per september 2013 overgelegd.
2.3.
Eisende partij vordert € 411,88 aan onbetaald gebleven abonnementskosten en
€ 20,00 aan afsluitkosten, te vermeerderen met rente (€ 7,53) en incassokosten (€ 40,00).
Het beroep op de algemene voorwaarden
2.4.
Gedaagde partij is een consument. Volgens vaste Europese rechtspraak is de Nederlandse rechter ambtshalve gehouden te toetsen of een beding in een consumentenovereenkomst waarover tussen partijen niet afzonderlijk is onderhandeld, zoals een beding in algemene voorwaarden, als een oneerlijk beding moet worden aangemerkt in de zin van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn) (zie onder andere HvJEU 30 mei 2013, ECLI:EU:C:2013:341).
2.5.
Op grond van artikel 3 van de richtlijn wordt een beding als oneerlijk beschouwd indien het, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. De Nederlandse rechter dient deze toets (onder andere) te verrichten via de open norm van artikel 6:233 sub a BW en, meer in het bijzonder, de artikelen 6:236 en 6:237 BW. Op grond van de open norm is een beding in algemene voorwaarden vernietigbaar indien het onredelijk bezwarend is, gelet op de aard en overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden tot stand zijn gekomen, de wederzijds kenbare belangen en de overige omstandigheden van het geval.
De afsluitkosten
2.6.
Eisende partij vordert op grond van artikel 9 (lees: artikel 13.1) van de algemene voorwaarden afsluitkosten. Deze bepaling luidt:
“Uit hoofde van een Abonnement kan de Klant aan Ziggo onder meer de volgende vergoedingen verschuldigd zijn: (…) eenmalige, periodieke of incidentele vergoedingen, waaronder administratiekosten (…), afsluitkosten (…).
Artikel 13.2 van de algemene voorwaarden luidt:
“…..De hoogte van alle geldende vergoedingen is vermeld op het Tarievenoverzicht.”.
2.7.
In de dagvaarding is aangegeven dat de afsluitkosten in dit geval € 20,00 bedragen. Ten aanzien van de omvang van de kosten verwijst het beding naar het Tarievenoverzicht van eisende partij. Echter, niet toegelicht is waar, wanneer en hoe gedaagde partij is geïnformeerd over de (hoogte van de) betreffende kosten. Kennelijk moet gedaagde partij daar zelf naar op zoek op de website van eisende partij. Zelfs in de bevestiging van beëindiging van het abonnement wordt geen bedrag aan afsluitkosten genoemd.
Die constructie geeft eisende partij de mogelijkheid de omvang van de kosten eenzijdig te wijzigen, ook ten nadele van de consument. Daarmee valt het beding aan te merken als een eenzijdig wijzigingsbeding, zoals bedoeld in sub j van “de blauwe lijst” bij Richtlijn 93/13 EG, waarbij geldt dat het HvJEU heeft geoordeeld dat dergelijke bedingen aan strenge eisen moeten voldoen en al snel als oneerlijk zijn aan te merken.
2.8.
Gelet hierop wordt het beding als oneerlijk aangemerkt en daarom vernietigd voor zover het ziet op de gevorderde afsluitkosten. Het beding kan dus geen grondslag vormen voor de gevorderde afsluitkosten. Omdat geen andere grondslag voor de afsluitkosten is gesteld of gebleken, worden de afsluitkosten afgewezen.
Conclusie
2.9.
De vordering ten aanzien van de abonnementskosten groot € 411,88 zal als niet althans onvoldoende betwist worden toegewezen.
De buitengerechtelijke kosten zijn toewijsbaar over deze hoofdsom, tot een bedrag van
€ 40,00.
De gevorderde wettelijke rente wordt toegewezen zoals onder de beslissing is opgenomen.
2.10.
Gedaagde partij zal worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 86,85
  • griffierecht € 124,00
  • salaris gemachtigde €
totaal € 282,85

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 454,88, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 411,88 vanaf 5 mei 2020 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt gedaagde partij in de kosten van de procedure aan de zijde van eisende partij gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € 282,85,
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken.