ECLI:NL:RBLIM:2020:9061

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 november 2020
Publicatiedatum
19 november 2020
Zaaknummer
8694682 \ CV EXPL 20-3832
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de kantonrechter inzake vordering tot betaling door Stichting Zuyd Hogeschool

Op 11 november 2020 heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, een vonnis gewezen in de zaak tussen de Stichting Zuyd Hogeschool en een gedaagde partij die in persoon procedeerde. De eisende partij, vertegenwoordigd door de gemachtigde Janssen & Janssen c.s. Gerechtsdeurwaarders Eindhoven, vorderde betaling van een bedrag van € 1.281,23, vermeerderd met wettelijke rente. De procedure begon met een dagvaarding, gevolgd door een antwoord van de gedaagde partij.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering van de Stichting Zuyd Hogeschool niet of onvoldoende werd betwist door de gedaagde partij. Daarom heeft de rechter geoordeeld dat de vordering toegewezen dient te worden. De gedaagde partij werd veroordeeld in de kosten van de procedure, die aan de zijde van de eisende partij zijn begroot op een totaal van € 784,09.

In de beslissing heeft de kantonrechter de gedaagde partij veroordeeld om het gevorderde bedrag te betalen, met wettelijke rente over een deel van het bedrag vanaf 21 juli 2020. Tevens is het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en is het meer of anders gevorderde afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. I.R.A. Timmermans-Vermeer.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8694682 \ CV EXPL 20-3832
Vonnis van de kantonrechter van 11 november 2020
in de zaak van:
de stichting STICHTING ZUYD HOGESCHOOL,
gevestigd te Heerlen,
eisende partij,
gemachtigde Janssen & Janssen c.s. Gerechtsdeurwaarders Eindhoven,
tegen:
[gedaagde partij],
wonend [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- het antwoord van gedaagde partij.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Uit het antwoord van gedaagde partij is de kantonrechter gebleken dat de vordering van eisende partij niet althans onvoldoende wordt betwist. De vordering dient daarom te worden toegewezen.
2.2.
Gedaagde partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 105,09
  • griffierecht € 499,00
  • salaris gemachtigde €
totaal € 784,09

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 1.281,23 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1053,98 vanaf 21 juli 2020 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt gedaagde partij voorts in de kosten van de procedure aan de zijde van eisende partij gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € 784,09,
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.R.A. Timmermans-Vermeer en in het openbaar uitgesproken.
type: IT
coll: