ECLI:NL:RBLIM:2020:9030

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 november 2020
Publicatiedatum
18 november 2020
Zaaknummer
04 8392474 \ CV EXPL 20-1135
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Non-conformiteit van een auto en terugbetaling van de koopprijs

In deze zaak heeft de eisende partij op 7 juni 2019 een auto gekocht van de gedaagde partij, een Chrysler PT Cruiser, voor € 1.750,00. De koopovereenkomst bevatte een opmerking over een motorstoring. Ondanks meerdere pogingen van de gedaagde partij om het probleem op te lossen, bleef de auto non-conform. De eisende partij heeft de gedaagde partij op 7 augustus 2019 in gebreke gesteld en verzocht om een andere auto of terugbetaling van de koopprijs. De gedaagde partij bood aan de auto te repareren, maar dit bleek niet mogelijk binnen een redelijke termijn. Uiteindelijk heeft de eisende partij de koopovereenkomst ontbonden en aanspraak gemaakt op terugbetaling van de koopprijs en vergoeding van schade. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde partij in verzuim was en dat de eisende partij recht had op teruggave van de koopprijs, evenals op schadevergoeding voor gemaakte kosten. De kantonrechter heeft de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 3.290,69, vermeerderd met rente, en heeft de proceskosten aan de zijde van de eisende partij toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 8392474 \ CV EXPL 20-1135
Vonnis van de kantonrechter van 18 november 2020
in de zaak van:
[eisende partij],
wonend [adres 1] ,
[woonplaats 1] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. B.J. den Hartog,
tegen:
1.
de vennootschap onder firma [gedaagde partij sub 1] , tevens h.o.d.n. [gedaagde partij sub 1],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[gedaagde partij sub 2] , in zijn hoedanigheid van vennoot van gedaagde sub 1,
wonend [adres 2] ,
[woonplaats 2] ,
3.
[gedaagde partij sub 3] , in zijn hoedanigheid van vennoot van gedaagde sub 1,
wonend [adres 3] ,
[woonplaats 3] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. C.A.M.J.M. Joosten.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Eisende partij heeft op 7 juni 2019 van gedaagde partij een auto gekocht van het merkt Chrysler, PT Cruiser met een kilometerstand van 114.205 en chassisnummer [chassisnummer] , voor een bedrag van € 1.750,00.
2.2.
In de schriftelijke koopovereenkomst is als opmerking onder meer het volgende opgenomen: “motorstoring lampje Lambda Sonde Massakabel”.
2.3.
Gedaagde partij heeft drie keer getracht het euvel te verhelpen. Dit is niet gelukt.
2.4.
Bij brief van 7 augustus 2019 laat eisende partij onder meer het volgende aan gedaagde partij weten:
(..)”
Bij deze bied ik u een laatste mogelijkheid om de gebreken op te lossen. Via deze brief verzoek ik u binnen twee weken een andere auto, na overeenkomst, te leveren, ter waarde van minimaal 1750,00 euro, die wel voldoet aan de eisen van normaal gebruik.
Wanneer u geen van bovenstaande zaken doet, dan dient u de koopovereenkomst als ontbonden te beschouwen en het aankoopbedrag van 1750 euro van de Chrysler PT Cruiser terug te storten op mijn rekening. Bovendien stel ik u in dat geval nu alvast aansprakelijk voor alle financiële schade die ik heb geleden als gevolg van deze situatie en nog zal lijden. Ik ga er voorzicht vanuit dat het niet zover hoeft te komen.
Ik verzoek u vriendelijk om binnen twee weken na de datum van deze brief schriftelijk te reageren. Om er zeker van te zijn dat deze brief u bereikt, ontvangt u deze brief zowel per aangetekende post als per gewone post/per mail.”.
2.5.
Op 14 augustus 2019 bericht gedaagde partij dat zij de auto alsnog in de orde wil maken.
2.6.
Per e-mail laat gedaagde partij op 17 september 2019 weten dat zij haar best heeft gedaan om de auto in orde te maken, maar dat dit helaas te lang gaat duren en de kosten daardoor oplopen. Gedaagde partij vraagt eisende partij om langs te komen om te kijken naar een andere auto.
2.7.
Op vrijdag 11 oktober 2019 laat gedaagde partij aan eisende partij weten dat niet is gereageerd op het voorstel van 17 september 2019.
2.8.
Bij brief van 14 oktober 2019 ontbindt eisende partij de overeenkomst en maakt aanspraak op teruggave van de koopprijs en vergoeding van geleden schade.
2.9.
Op 22 oktober 2019 laat gedaagde partij weten dat zij het niet eens is met de ontbinding van de koopovereenkomst en zij herhaalt het aanbod om een andere auto aan te bieden.

3.Het geschil

3.1.
Eisende partij vordert - samengevat - veroordeling van gedaagde partij tot betaling van € 3.072,86 aan geleden schade en € 460,83 aan incassokosten, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Eisende partij stelt zich op het standpunt dat er sprake is van non-conformiteit en dat de koopovereenkomst terecht is ontbonden.
3.3.
Gedaagde partij voert verweer en betwist dat er een reden is voor ontbinding van de koopovereenkomst. Zij heeft eisende partij een vervangende auto aangeboden en hiervan heeft eisende partij geen gebruik gemaakt. Verder betwist gedaagde partij de gevorderde schade.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Eisende partij vordert € 3.072,86 aan schade. Dit bedrag bestaat uit de volgende componenten:
  • de betaalde koopprijs ad € 1.750,00;
  • kosten van de WA-verzekering ad € 547,90;
  • wegenwacht Europa compleet ad € 205,00;
  • gebruik van openbaar vervoer ad € 344,96;
  • wegenbelasting ad € 225,00.
4.2.
Gedaagde partij betwist dat eisende partij bevoegd was om de overeenkomst te ontbinden en betwist subsidiair de verschuldigdheid en de hoogte van de schade.
4.3.
De kantonrechter overweegt het volgende.
Vast staat dat de auto non-conform was. Er was immers sprake van een gebrek aan de motor.
4.4.
Indien de geleverde zaak niet aan de koopovereenkomst beantwoordt, heeft de koper bij een consumentenkoop in beginsel ook recht op ontbinding, tenzij de tekortkoming, gezien haar geringe betekenis, de ontbinding met haar gevolgen niet kan rechtvaardigen, of op prijsvermindering in evenredigheid met de mate van afwijking (art. 7:22 lid 1 BW). Het recht op ontbinding of prijsvermindering ontstaat echter pas indien nakoming (herstel of vervanging) onmogelijk is of niet van de verkoper kan worden gevergd, dan wel de verkoper tekort is geschoten in zijn verplichting om dat herstel of die vervanging te doen plaatsvinden binnen een redelijke termijn en zonder daarbij ernstige overlast aan de consument toe te brengen (lid 2).
4.5.
Vast staat dat gedaagde partij bij brief van 7 augustus 2019 in gebreke is gesteld. In die brief is geen herstel gevraagd, maar vervanging van de auto. Op 14 augustus 2019 biedt gedaagde partij aan om de auto in orde te maken. Dit is echter niet gelukt dan wel niet gebeurd omdat de kosten dan te hoog zouden oplopen. Eerst per e-mail van 17 september 2019 biedt gedaagde partij een ander auto aan. Dit is echter niet binnen de gestelde termijn zoals weergegeven in de brief van 7 augustus 2019. Gedaagde partij is in verzuim zodat eisende partij, gelet op het bepaalde in artikel 7:22 BW, het recht toekomt om de overeenkomst te ontbinden.
4.6.
Gelet op deze ontbinding heeft eisende partij recht op teruggave van de koopprijs. Er ontstaan immers ongedaanmakingsverbintenissen. Dit deel van de vordering wordt daarom toegewezen.
4.7.
Met betrekking tot de kosten van het openbaar vervoer voert gedaagde partij aan dat er geen sprake was van verzuim omdat zij een vervangende auto heeft aangeboden. Dit verweer wordt verworpen. Zoals hiervoor al is aangegeven was gedaagde partij in verzuim.
Verder voert gedaagde partij aan er kosten van openbaar vervoer worden geclaimd die gemaakt zijn voor de totstandkoming van de koopovereenkomst en betwist zij dat eisende partij voor al deze afstanden de auto gebruikt zou hebben. Gelet op dit verweer had het op de weg van eisende partij gelegen dit verweer te bespreken en te weerleggen. Dit heeft eisende partij niet gedaan. De kantonrechter acht het wel aannemelijk dat eisende partij kosten van openbaar vervoer heeft moeten maken omdat de auto niet beschikbaar was, maar daar staat tegenover dat er ook geen andere kosten zijn gemaakt zoals het verbruik van benzine. Ook de kosten van verzekering en belasting worden in deze procedure teruggevorderd.
De kantonrechter zal de schade als het gevolg van het maken van kosten van het openbaar vervoer daarom in alle redelijkheid vast stellen op € 150,00.
4.8.
De overige gevorderde schade zal de kantonrechter toewijzen. Nu de auto niet aan de overeenkomst beantwoord, komen deze kosten voor rekening van eisende partij. Door gedaagde partij zijn geen feiten of omstandigheden aangevoerd, die nopen tot een ander oordeel.
4.9.
Ook het eigen schuld verweer treft geen doel. Gedaagde partij was immers in verzuim en heeft te laat een vervangende auto aangeboden. Het stond eisende partij daarom vrij om niet op dit aanbod in te gaan.
Voor matiging van de schade is evenmin aanleiding. Het verweer dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat een verkoper van een auto wordt geconfronteerd met een hoge schadevergoeding, is niet dan wel onvoldoende gemotiveerd onderbouwd en wordt om deze reden verworpen.
4.10.
De kantonrechter is verder van oordeel dat eisende partij in voldoende mate heeft aangetoond dat er buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht die toewijzing van incassokosten rechtvaardigen. De 14-dagenbrief waar gedaagde partij op doelt, is enkel van toepassing bij consumenten. Gelet op de toe te wijzen hoofdsom wordt een bedrag van € 412,79 aan incassokosten toegewezen.
4.11.
De kantonrechter ziet geen aanleiding gedaagde partij toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.12.
Gedaagde partij wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 106,47
  • griffierecht 236,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 762,47
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen overeenkomstig de richtlijnen van het LOVCK&T en worden begroot op een half salarispunt conform het liquidatietarief proceskosten met een maximum van € 120,00 aan nakosten salaris.
4.13.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt gedaagde partij om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisende partij te betalen een bedrag van € 3.290,69, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 maart 2020 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt gedaagde partij in de proceskosten aan de zijde van eisende partij gevallen en tot op heden begroot op € 762,47,
5.3.
veroordeelt gedaagde partij onder de voorwaarde dat deze niet binnen twee weken na aanschrijving door eisende partij volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 105,00 aan salaris gemachtigde,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.P. Brouns en in het openbaar uitgesproken.
type: PLG
coll: