In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 18 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eisende partij, vertegenwoordigd door mr. J.E.S. Dolmans, en een gedaagde partij. De eisende partij heeft in opdracht van de gedaagde partij adviesdiensten geleverd met betrekking tot internationale distributieovereenkomsten. De eisende partij vorderde betaling van een bedrag van € 1.875,51 aan hoofdsom, wettelijke handelsrente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten. De gedaagde partij heeft een bedrag van € 1.900,00 betaald, maar heeft de overige facturen betwist.
De gedaagde partij voerde verweer aan, onder andere dat de dagvaarding niet op de juiste wijze was betekend en dat er geen opdracht was gegeven voor bepaalde werkzaamheden. De kantonrechter oordeelde dat de dagvaarding op de juiste wijze was betekend en dat de gedaagde partij niet tijdig had geprotesteerd tegen de facturen. De kantonrechter concludeerde dat de eisende partij werkzaamheden had verricht en dat de gedaagde partij gehouden was om de facturen te voldoen. De vordering van de eisende partij werd integraal toegewezen, inclusief rente en buitengerechtelijke kosten.
De kantonrechter heeft de gedaagde partij veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 948,75, en heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De gedaagde partij werd ook veroordeeld tot betaling van de nakosten indien niet binnen twee weken aan het vonnis werd voldaan.