In deze zaak, behandeld door de kantonrechter op 18 november 2020, vorderde de eisende partij, eigenaar van een perceel, dat de gedaagde partij, zijn buurman, de overhangende takken van zijn bomen zou snoeien. De eisende partij had sinds 2014 overlast ervaren van de takken die over zijn perceel hingen. Ondanks eerdere communicatie en een eerdere snoeiactie door de gedaagde partij in december 2019, bleef de overlast bestaan. De eisende partij vorderde primair het snoeien van de takken en subsidiair de kosten van het snoeien, met een dwangsom voor het niet naleven van de veroordeling.
De kantonrechter overwoog dat op basis van artikel 5:44 BW de eisende partij recht had op het snoeien van de overhangende takken. De rechter stelde vast dat de gedaagde partij niet aan zijn verplichtingen had voldaan, aangezien er nog steeds takken overhingen. De rechter wees de vordering tot het snoeien van takken boven de zes meter af, maar oordeelde dat de gedaagde partij wel verplicht was om takken tot zes meter hoog te snoeien. De rechter legde een dwangsom op van € 100,00 per dag, met een maximum van € 2.500,00, voor het niet naleven van deze veroordeling.
De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.