ECLI:NL:RBLIM:2020:883

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 februari 2020
Publicatiedatum
4 februari 2020
Zaaknummer
03/659086-13
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling met voorwaarden van een terbeschikkinggestelde met psychische problemen

Op 4 februari 2020 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling (TBS) van een verdachte, die sinds 29 november 2013 ter beschikking is gesteld. De rechtbank heeft de vordering van het openbaar ministerie om de TBS met voorwaarden met twee jaar te verlengen toegewezen. De vordering was gebaseerd op een advies van de reclassering en een Pro Justitia-rapport van een psychiater, waarin werd gesteld dat het recidiverisico in de huidige behandel- en woonsetting als laag kan worden beschouwd, maar dat externe structuur en toezicht noodzakelijk blijven om dit risico laag te houden. De verdachte heeft een geschiedenis van schizofrenie en een stoornis in het gebruik van cannabis, en zijn functioneren is verbeterd sinds hij op medicatie is ingesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte nog steeds kwetsbaar is en begeleiding nodig heeft om zelfstandig te kunnen functioneren. De rechtbank heeft de beslissing genomen om de TBS met voorwaarden te verlengen, zodat de verdachte de kans krijgt om verder te resocialiseren en een geschikte woonvorm te vinden. De rechtbank benadrukt dat de komende periode cruciaal is voor de verdachte om zijn vooruitgang te consolideren en te werken aan een toekomst zonder TBS.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03/659086-13 (vordering verlenging terbeschikkingstelling)
Datum uitspraak : 4 februari 2020
Tegenspraak
Beslissing van de meervoudige kamer op vordering van het openbaar ministerie in het arrondissement Limburg
De vordering houdt in dat de rechtbank beslist op de ter griffie van de rechtbank ingekomen vordering verlenging terbeschikkingstelling met voorwaarden d.d. 16 december 2019 van
[verdachte] ,
geboren te [Geboorteplaats en datum] ,
thans verblijvende te [Adres] ,
hierna te noemen: [verdachte] .
Raadsman is mr. L.P.H. Hameleers, advocaat, kantoorhoudende te Roermond.

1.De stukken

In het dossier bevinden zich onder andere:
  • de vordering verlenging terbeschikkingstelling met voorwaarden van de officier van justitie d.d. 16 december 2019;
  • het advies aan opdrachtgever toezicht, inhoudende het verlengingsadvies terbeschikkingstelling met voorwaarden, d.d. 13 december 2019, ondertekend door
[Naam 1] (reclasseringswerker) en [Naam 2] (manager), verbonden aan [Naam instantie 1] ;
  • het Pro Justitia rapport van [Naam 3] (psychiater) d.d. 16 oktober 2019;
  • de voortgangsverslagen toezicht aan opdrachtgever van [Naam instantie 1] d.d. 6 maart 2018 en 13 mei 2019;
  • de voortgangsrapporten van [Naam instantie 2] d.d. 5 december 2018, 25 september 2018 en 5 juni 2018;
  • de beslissing van de rechtbank d.d. 22 december 2017, waarbij de terbeschikkingstelling met voorwaarden met twee jaar is verlengd.
De vordering van de officier van justitie houdt in dat de rechtbank de terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met voorwaarden zal verlengen met twee jaar.

2.De procesgang

Bij vonnis van de rechtbank Limburg d.d. 29 november 2013 is [verdachte] ter beschikking gesteld. Hieraan zijn diverse voorwaarden verbonden. De TBS is toegepast ter zake van
poging tot moord, terwijl de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eisten.
Het hiervoor genoemde delict betreft een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De termijn van de TBS is formeel, op grond van artikel 38d van het Wetboek van Strafrecht, gaan lopen op 14 december 2013. Gelet evenwel op de beslissing van de rechtbank dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar was, is de termijn feitelijk gaan lopen op 29 november 2013.
De TBS is voor het laatst, bij beslissing van deze rechtbank d.d. 22 december 2017, met twee jaar verlengd.
Van 12 februari 2019 tot 8 april 2019 was [verdachte] gedetineerd uit andere hoofde en heeft de termijn van terbeschikkingstelling 56 dagen niet gelopen.
De vordering van de officier van justitie is behandeld ter openbare raadkamerzitting van deze rechtbank van 21 januari 2019. Ter zitting zijn gehoord de officier van justitie, [verdachte] , zijn raadsman en, als deskundige, [Naam 1] , als reclasseringswerker verbonden aan [Naam instantie 1] .

3.Het standpunt van de reclassering

In haar advies van 13 december 2019 heeft de reclassering geadviseerd de vordering van de officier van justitie toe te wijzen. Hieromtrent is in het reclasseringsadvies onder meer gerapporteerd:
[verdachte] eerdere trajecten verliepen moeizaam. Sinds zijn behandeling bij FPK Inforsa en de instelling op medicatie is er een verandering te zien in het gedrag en de houding van betrokkene Voor de opname bij de FPK was er grote twijfel over de haalbaarheid van het traject in het kader van een TBS met voorwaarden en is er zelfs sprake geweest van een mogelijke omzetting naar een TBS met dwangverpleging. De behandeling en het instellen op de juiste medicatie heeft er echter voor gezorgd dat [verdachte] meer open en transparant is geworden en meer in de realiteit is. In contacten met de reclassering is [verdachte] correct en stelt hij zich coöperatief op. Hij blijft echter een kwetsbare man, die zichzelf overschat en de neiging heeft beslissingen te nemen waarvan hij de gevolgen niet geheel overziet. [verdachte] moet door externe begeleiding worden afgeremd en gestuurd worden, om tot een goede beslissing te komen. Hij accepteert deze begeleiding en conformeert zich aan de afspraken die met hem worden gemaakt. De indruk van de reclassering is dat [verdachte] altijd afhankelijk zal zijn van externe begeleiding om op een goede manier zijn leven in te richten en verder te resocialiseren. [pagina 9]
De kans op recidive alsook op het gebruik van geweld schat de reclassering als gemiddeld in. [verdachte] had een obsessie voor wapens, dit lijkt afgenomen. Daarbij is er al langer geen sprake meer van ergernissen die zo hoog oplopen dat [verdachte] zich bedreigd voelt. Desalniettemin is [verdachte] in staat tot geweld. [verdachte] functioneert goed binnen de opgezette structuur en houdt zich aan de afspraken en voorwaarden. Op het moment dat de maatregel echter zou wegvallen en hij niet is ingebed in een woonvoorziening met daarnaast begeleiding, is de kans groot dat hij zijn eigen pad gaat kiezen wat risicoverhogend werkt aangezien [verdachte] de neiging heeft zichzelf te overschatten. [pagina 10]
De overgang naar [Adres] is goed verlopen. Inmiddels is echter ook duidelijk dat hetgeen er is bereikt tevens het hoogst haalbare is voor [verdachte] . De kunst is om de komende tijd duidelijkheid te krijgen welk harnas er rondom hem heen nodig is om dit stabiele niveau te kunnen handhaven, als de maatregel definitief beëindigd wordt. [pagina 10]
Over twee jaar is het maximum van de verlengingstermijn bereikt. Vóór die tijd zal [verdachte] in een (niet-forensische) begeleide woonvorm moeten wonen, dient er een geschikte dagbesteding te zijn en zal er daarnaast begeleiding moeten zijn die goed zicht op hem heeft. [verdachte] heeft de neiging te snel, te grote stappen te willen zetten, waarbij hij zijn mogelijkheden en capaciteiten overschat. De komende tijd zal er gewerkt worden naar een realistischer toekomstperspectief, waarvan [verdachte] de voordelen voor zichzelf ziet en gemotiveerd blijft om zich aan te conformeren, ook na beëindiging van de maatregel. [pagina 10]
De reclassering adviseert om de TBS met voorwaarden - onder dezelfde voorwaarden - te verlengen met twee jaar.
Ter zitting heeft de deskundige [Naam 1] verder, zakelijk weergegeven, aangegeven dat [verdachte] nog maar kort bij [Adres] verblijft. Hij verblijft nu in een setting met 24-uurs begeleiding. De komende periode kan hij laten zien over welke vaardigheden hij beschikt en welk woning/woonvorm en mate van begeleiding haalbaar is voor de toekomst. De komende tijd is de reclassering bezig met het zoeken naar een geschikte en passende woning, waar [verdachte] zo mogelijk zelfstandig - ook na beëindiging van de TBS - kan gaan wonen, met begeleiding op de achtergrond. [verdachte] zal in de toekomst blijvend begeleiding nodig hebben om terugvallen te voorkomen en eventuele spanningen te beheersen.

4.Het standpunt van de psychiater

In zijn Pro Justitia-rapportage van 16 oktober 2019 heeft [Naam 3] geadviseerd de termijn van de TBS met twee jaar te verlengen. Hij heeft onder meer het volgende gerapporteerd:
Bij [verdachte] is sprake van schizofrenie en een stoornis in het gebruik van cannabis in, gedwongen, remissie. Het recidiverisico dient in de huidige behandel- en woonsetting met het bestaande toezicht als laag te worden beschouwd. Om het recidiverisico laag te houden, is over een langere tijdsperiode externe structuur, toezicht en controle nodig. Zonder het huidige hulpverleningsnetwerk zou het recidiverisico op termijn weer duidelijk gaan toenemen. Voor het risicomanagement is het vooral van belang dat [verdachte] antipsychotische medicatie blijft gebruiken, zich onthoudt van drugsgebruik en zich blijft houden aan de nu geldende afspraken en voorwaarden, zoals die in het kader van de maatregel zijn opgelegd.
Betrokkene heeft uit zichzelf erg weinig inzicht op zijn problematiek en risico’s die er in relatie tot recidive bestaan. Betrokkene functioneert nu sinds ruim een jaar beter maar woont nog maar kort, ruim een half jaar, op zijn huidige woonplek. Daarvoor is zijn psychiatrische conditie jarenlang slecht geweest en heeft hij zich ook zeer lang niet aan afspraken gehouden, onvoldoende aan behandeling meegewerkt en zijn er veel incidenten geweest. Hij heeft beperkingen op meerdere gebieden en neigt ertoe zichzelf te overschatten.
Al deze factoren maken, zeker ook in het licht van de ernst van het indexdelict, dat
de verdere resocialisatie zorgvuldig, geleidelijk en in een voor [verdachte] aangepast tempo en onder toezicht en controle dient te geschieden. Het is van belang dat [verdachte] nog minstens een jaar op de huidige beschermde woonvorm blijft wonen, dat hij verder getraind wordt in het verbeteren van ADL-functies (Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen), het managen van zijn eigen huishouding, dat zijn dagbesteding in die tijd wordt uitgebreid, aandacht aan het vergroten van het sociale netwerk wordt besteed en dat daarna bezien kan worden in hoeverre [verdachte] meer op zichzelf, met nog wel voortzetten van een vorm van woon- en GGZ begeleiding kan functioneren. Voor dit traject is zeker meer dan een jaar nodig. Geadviseerd wordt dan ook om de TBS met voorwaarden met twee jaar te verlengen.

5.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van twee jaar. Zij heeft verwezen naar de inhoud van het verlengingsadvies en de Pro Justitia rapportage, waaruit blijkt dat de komende twee jaar nog nodig is om de vooruitgang van [verdachte] verder te verstevigen en toe te werken naar een vorm van zelfstandig wonen.

6.Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman

[verdachte] heeft aangevoerd dat de overgang naar [Adres] goed is verlopen en dat hij goed contact heeft met zijn persoonlijk begeleider. Hij heeft gisteren voor de eerste keer bij [Naam bedrijf] gewerkt en dat bevalt hem goed. Hij neemt iedere dag zijn medicatie en heeft geen behoefte meer om drugs te gebruiken.
[verdachte] en zijn raadsman hebben in raadkamer naar voren gebracht dat zij zich niet verzetten tegen de verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling met twee jaar. De komende periode kan worden benut om een goede woonplek te krijgen waar [verdachte] zelfstandig kan gaan wonen en waar hij met hulp en begeleiding verder maatschappelijk raakt ingebed.

7.De beoordeling

De officier van justitie heeft de vordering tot verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling ingediend binnen de daarvoor in artikel 509o, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering genoemde termijn. De officier van justitie is derhalve ontvankelijk in zijn vordering.
De rechtbank dient te beoordelen of het gevaar voor de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen nog steeds vereist dat de maatregel TBS wordt verlengd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het verlengingsadvies van de reclassering inclusief de verklaring van deskundige [Naam 1] ter zitting en de Pro Justitia rapportage van psychiater [Naam 3] . De rechtbank kan zich in de inhoud hiervan vinden, zoals deze hierboven zijn weergegeven. Op grond hiervan stelt de rechtbank vast dat bij [verdachte] sprake is van een chronische psychotische stoornis, die thans onder invloed van [Medicijn] al langere tijd grotendeels in remissie is. Daarnaast is er sprake van een stoornis in het gebruik van cannabis, in gedwongen, remissie.
De rechtbank stelt verder vast dat het recidiverisico in de huidige behandel- en woonsetting met het bestaande toezicht als laag kan worden beschouwd. Om het recidiverisico laag te houden, zo blijkt uit de Pro Justitia rapportage, is over een langere tijdsperiode externe structuur, toezicht en controle nodig. Zonder het huidige hulpverleningsnetwerk zou het recidiverisico toenemen. Ook de reclassering stelt in haar verlengingsadvies dat op het moment dat de TBS-maatregel zou wegvallen en [verdachte] niet is ingebed in een begeleide woonvoorziening met begeleiding, de kans groot is dat hij zijn eigen pad gaat kiezen, hetgeen risicoverhogend werkt, nu [verdachte] de neiging heeft zichzelf te overschatten. De reclassering schat de kans op recidive alsook het gebruik van geweld in als gemiddeld.
Gelet op de uitgebrachte adviezen is de rechtbank van oordeel dat het gevaar voor de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen de verlenging van de ter beschikkingstelling eist.
De vraag waar de rechtbank zich vervolgens voor gesteld ziet, is of de terbeschikkingstelling dient te worden verlengd met een termijn van één jaar of met twee jaar.
Nadat [verdachte] eind 2016 in de [Naam kliniek] is ingesteld op [Medicijn] en zijn drugsgebruik weet te stoppen, is zijn functioneren positief verbeterd. [verdachte] functioneert nu sinds ruim een jaar beter, maar woont nog maar kort, een half jaar, op zijn huidige woonplek bij [Adres] [Plaats] . De psychiater stelt in zijn rapportage dat het van belang is dat [verdachte] , nog een periode op de huidige woonvorm blijft wonen waar hij verder getraind wordt in het verbeteren van de ADL-functies en het voeren van zijn eigen huishouding. Verder is het van belang dat zijn dagbesteding wordt uitgebreid en er aandacht is voor het vergroten van zijn sociale netwerk. Daarna kan worden bezien in hoeverre [verdachte] meer op zichzelf, met voortzetting van een vorm van woon- en GGZ-begeleiding kan functioneren. De psychiater en de reclassering concluderen dat voor dit traject meer dan een jaar nodig is.
Over twee jaar is het maximum van de duur van de TBS-maatregel bereikt. De komende periode wordt benut om [verdachte] op een zorgvuldige en verantwoorde wijze naar een zelfstandige (niet-forensische) begeleide woonvorm over te plaatsen en de kans op recidive tot een minimum te beperken. Tevens zal de komende periode worden gebruikt voor het uitbreiden van de tot nu toe beperkte dagbesteding en het vergroten van het sociale netwerk van [verdachte] .
De rechtbank is dan ook, gelet op de nog te zetten stappen, met de reclassering, de psychiater, de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat een verlenging van de terbeschikkingstelling met voorwaarden met een termijn van twee jaar geïndiceerd is. De rechtbank zal de vordering aldus toewijzen.

8.De beslissing

De rechtbank:
-
verlengtde termijn gedurende welke [verdachte] ter beschikking is gesteld met voorwaarden met
twee jaar.
Deze beslissing is gewezen door mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter,
mr. M.A. Teeuwissen en mr. L. Feuth, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Zijlstra, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 4 februari 2020.