3.1.[eiseres] vordert – na vermindering van eis, waarbij van vordering sub 4 de eerste vier (zo begrijpt de rechtbank) worden ingetrokken onder handhaving van het vijfde en zesde gedachtestreepje – dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht verklaart dat de door [gedaagde] in de periode gelegen tussen 18 februari 1977 en 12 juli 1996 opgebouwde pensioenrechten onder de werking van de wet verevening pensioenrechten bij scheiding vallen;
[gedaagde] veroordeelt al zijn medewerking te verlenen en informatie te verschaffen door het opvragen van de pensioenoverzichten bij de verschillende pensioeninstanties van het deel van het ouderdoms- evenals het nabestaandenpensioen, door [gedaagde] gedurende het huwelijk van partijen opgebouwd, en vervolgens [gedaagde] veroordeelt zijn medewerking te verlenen aan het nog zo mogelijk verevening dan wel verrekening van die pensioenrechten, zulks te bewerkstelligen binnen vier weken na betekening van het in deze te wijzen vonnis op straffe van een dwangsom ad € 500,00 per dag dat [gedaagde] hiermee in gebreke blijft;
[gedaagde] veroordeelt alsdan, op het moment dat het pensioenorgaan overgaat tot het doen van de bedoelde bruto pensioen aan [gedaagde] , deze gehouden is 50% van dat bruto pensioen, als opgebouwd in de bovengemelde periode, met [eiseres] te verrekenen door storting van dit bedrag op een door [eiseres] op te geven bankrekeningnummer, welke verrekening dient plaats te vinden binnen drie dagen na ontvangst door [gedaagde] van dit bruto pensioen, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom ad € 500,00 per maand indien [gedaagde] in gebreke blijft aan de inhoud van het vonnis te voldoen;
Op voet van artikel 3:185 BW de verdeling ten aanzien van het in het lichaam van deze dagvaarding omschreven als navolgend vaststelt:
- dat [gedaagde] zijn medewerking zal verlenen aan het verlijden van de notariële akte
van levering van het bedoelde registergoed aan een derde, zulks op straffe van een dwangsom ad € 500,00 per dag dat [gedaagde] in gebreke blijft aan dit vonnis te voldoen;
- dat de verdeling van de opbrengst op de navolgende wijze zal plaatsvinden:
- dat van de uiteindelijke opbrengst, waarop in mindering de makelaars- en
andere kosten, de alsdan verkregen netto-opbrengst, aan [eiseres] toekomt een bedrag ad € 11.864,00, op grond waarvan het alsdan verkregen restantbedrag gelijkelijk bij helfte tussen partijen zal worden verdeeld;
5. [gedaagde] veroordeelt in de kosten van dit geding waaronder begrepen een bedrag van het salaris van de advocaat, zomede een bedrag voor de noodzakelijke verschotten en tevens [gedaagde] veroordeelt in de kosten ter executie van het in deze te wijzen vonnis en tevens in de nakosten begroot conform het liquidatietarief rechtbanken en hoven.
Zij voert hiertoe aan dat partijen zijn overeengekomen dat de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (WVS) van toepassing is op de door [gedaagde] gedurende het huwelijk opgebouwde pensioenrechten. Partijen hebben de WVS niet uitdrukkelijk conform art. 2 lid 1 WVS uitgesloten in hun akte van verdeling. [eiseres] beroept zich op art. 2 lid 2 en lid 6: nu partijen niet binnen twee jaar het recht op verevening hebben gemeld bij een uitvoeringsorgaan, bestaat er tussen partijen recht op verrekening.