ECLI:NL:RBLIM:2020:8546

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
10 november 2020
Publicatiedatum
4 november 2020
Zaaknummer
C/03/18/418 R
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsanering zonder schone lei wegens niet-nakoming van verplichtingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 10 november 2020 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de schuldenaar, die in 2018 was uitgesproken. De bewindvoerder diende op 16 juli 2020 een verzoek in tot beëindiging van de schuldsanering zonder schone lei, omdat de schuldenaar zich niet aan zijn verplichtingen had gehouden. Tijdens de zittingen op 27 augustus en 29 oktober 2020 werd vastgesteld dat de schuldenaar niet voldoende had gesolliciteerd en niet had voldaan aan de informatieplicht. De rechtbank oordeelde dat de schuldenaar, ondanks zijn cognitieve beperkingen, op de hoogte was van de regels van de schuldsanering en dat hij herhaaldelijk was gewezen op zijn verplichtingen. De rechtbank concludeerde dat de schuldenaar niet alleen zijn arbeidsplicht niet nakwam, maar ook zijn informatieplicht veronachtzaamde, wat leidde tot een boedelachterstand en nieuwe schulden. De rechtbank besloot daarom het verzoek tot tussentijdse beëindiging van de schuldsanering toe te wijzen, met als gevolg dat de schuldsanering zonder schone lei werd beëindigd. De rechtbank stelde ook het salaris van de bewindvoerder vast op € 0,00, gezien het ontbreken van baten voor de schuldeisers.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht tussentijdse beëindiging schuldsanering zonder schone lei
Toezicht / insolventies
insolventienummer: C/03/18/418 R
datum vonnis: 10 november 2020
Bij vonnis van deze rechtbank van 23 oktober 2018 is de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van
[schuldenaar] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende: [adres] , [woonplaats] ,
schuldenaar.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De bewindvoerder heeft op 16 juli 2020 een verzoek ingediend tot tussentijdse beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling zonder de zogenaamde schone lei.
1.2.
Op 27 augustus 2020 werd voormeld verzoek van de bewindvoerder behandeld. Hierbij waren de bewindvoerder en de schuldenaar, bijgestaan door mr. Boumans, aanwezig. Tevens aanwezig waren de beschermingsbewindvoerder, [naam beschermingsbewindvoerder] en [naam thuisbegleider] , thuisbegeleider van schuldenaar. De zitting is vervolgens twee maanden aangehouden, zodat schuldenaar - zoals door mr. Boumans voorgesteld - kan laten zien dat hij zich wel aan de informatie- en sollicitatieplicht kan houden, en schuldenaar de gelegenheid te bieden informatie aan de rechter-commissaris voor te leggen op grond waarvan deze mogelijkerwijs tot het oordeel zou kunnen komen dat schuldenaar niet in staat is om te werken. De heer [naam thuisbegleider] heeft ter zitting aangeboden schuldenaar met betrekking tot de informatievoorziening te ondersteunen.
1.3.
De zitting werd voortgezet op 29 oktober 2020. Bij de behandeling waren wederom de bewindvoerder en de schuldenaar, bijgestaan door mr. Boumans, aanwezig, alsmede de beschermingsbewindvoerder, [naam beschermingsbewindvoerder] . De heer [naam thuisbegleider] was bij deze zitting niet aanwezig.

2.De beoordeling

2.1.
Naar het oordeel van de bewindvoerder is de schuldenaar de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen onvoldoende nagekomen. In het verzoek tussentijdse beëindiging staat dat schuldenaar:
- niet werkt en ook niet solliciteert,
- een forse boedelachterstand heeft,
- niet dan wel onvoldoende informeert,
- regelmatig boetes krijgt in relatie tot de auto.
De rechter-commissaris heeft de voordracht mede ondertekend.
2.2.
Schuldenaar is op de hoogte van de regels zoals die gelden in de schuldsaneringsregeling. Hij heeft namelijk bij de toelating tot de schuldsaneringsregeling een formulier met de regels daarvan ondertekend. Schuldenaar weet dan ook dat hij moet werken, dat hij moet solliciteren als hij geen werk heeft, en dat hij de bewindvoerder (spontaan) moet informeren. Sinds de start van de schuldsanering schiet schuldenaar tekort in de op hem rustende schuldsaneringsverplichtingen. Hij is daar verschillende malen op gewezen, zowel door de bewindvoerder als door de rechter-commissaris middels een tweetal waarschuwingsbrieven (van 8 november 2019 en 29 april 2020).
Arbeidsplicht
2.3.
Schuldenaar heeft in de sportschool van zijn vader achter de bar gestaan. De rechter-commissaris heeft geoordeeld dat voor de uren dat schuldenaar achter de bar stond, hij arbeidsgeschikt is. Dit betekent dat schuldenaar voor 15 tot 20 uur per week dient te werken. Als schuldenaar niet werkt dan wel niet aan voornoemd aantal te werken uren per week komt, dient hij te solliciteren, zo stelt de rechter-commissaris in 2019. Gedurende de periode dat de zitting is aangehouden, is er geen nieuw verzoek tot vrijstelling van de arbeidsplicht aan de rechter-commissaris voorgelegd.
2.4.
Dat schuldenaar niet heeft gewerkt en tot de eerste mondelinge behandeling op
27 augustus 2019 niet heeft gesolliciteerd staat niet ter discussie. Wel staat ter discussie of van schuldenaar überhaupt kan worden verlangd dat hij werkt dan wel solliciteert.
Mr. Boumans heeft tijdens de mondelinge behandeling op 28 oktober 2020 naar voren gebracht dat schuldenaar cognitief zeer beperkt is, en uit de stukken van de gemeente blijkt dat het maar zeer de vraag is of schuldenaar kan werken. De binnen de sportschool verrichte inspanningen - die met name bestonden uit het maken van een kop koffie voor de bezoekers - waren zeer beperkt, en konden enkel door schuldenaar worden verricht juist omdat de sportschool van de zoon van schuldenaar is. De zoon hield een oogje in het zeil wanneer schuldenaar achter de bar stond en op schuldenaar rustte niet de verplichting om te moeten werken/helpen. Schuldenaar heeft daaraan toegevoegd dat er dagen waren en zijn dat hij als gevolg van zijn klachten niet in staat was en is uit zijn bed dan wel van de bank af te komen.
De bewindvoerder onderkent de beperkte cognitieve vaardigheden van schuldenaar, en heeft tijdens de zitting van 28 oktober 2020 gesteld dat schuldenaar - volgens haar - in zijn geheel niet in staat is om te werken. Verder staat in het vijfde verslag van de bewindvoerder van
22 oktober 2020 staat, geciteerd voor zover hier van belang:
“ (…). Overigens meen ik dat meneer inderdaad niet geacht kan worden inkomen uit arbeid te verwerven. Afstand tot de arbeidsmarkt is enorm en zijn psychische toestand laat werken in dienstverband niet toe. (…)”.
2.5.
De beschermingsbewindvoerder stelt ter zitting van 28 oktober 2020 dat de gemeente geen aanleiding ziet voor een medische keuring. Er zijn geen recente medische stukken, die aan de rechter-commissaris kunnen worden voorgelegd. Wel is er een (lange)
e-mail van [naam re-integratie consulent] (re-integratie consulent van de gemeente Heerlen) van 18 juni 2019 dat met het vijfde verslag van 22 oktober 2020 is meegestuurd, waarin staat:
“ (…). Conclusie: vrijwilligerswerk is geen optie, meneer is door zijn lichamelijke en geestelijke problemen geen kandidaat voor de reguliere arbeidsmarkt of een traject. Meneer wordt tot zijn pensionering op 1 oktober 2022 Tao, hoeft niet gezien te worden alleen opnieuw rapportage en beschikking maken met verlengde vrijstelling. (…)”.
Sollicitatieplicht
2.6.
Mr. Boumans, de bewindvoerder en de beschermingsbewindvoerder stellen allen dat het zeer discutabel is of schuldenaar in staat is om te solliciteren op de wijze waarop dit binnen de WSNP vereist is. Behalve de cognitieve beperkingen van de schuldenaar, heeft schuldenaar grote moeite met het begrijpen en spreken van de Nederlandse taal. Lezen en schrijven is eveneens problematisch. Ook kan schuldenaar niet overweg met een computer.
2.7.
Na de eerste mondelinge behandeling is schuldenaar aan de slag gegaan met solliciteren. Mr. Boumans heeft voorgedrukte formulieren gemaakt waarmee schuldenaar bij bedrijven kan binnenlopen en kan vragen of ze werk voor hem hebben. Deze formulieren worden vervolgens door het betreffende bedrijf ondertekend. Op deze wijze heeft schuldenaar de afgelopen 2 maanden 9 sollicitaties verricht.
Informatieplicht
2.8.
Schuldenaar informeert de bewindvoerder (vrijwel) niet. Het contact tussen de bewindvoerder en schuldenaar loopt moeizaam. Hier is tijdens de eerste mondelinge behandeling bij stilgestaan, en schuldenaar leek tijdens die zitting doordrongen te zijn van de noodzaak van het informeren van de bewindvoerder.
Tijdens de voortzetting van de mondelinge behandeling is gebleken dat, hoewel contact tussen de bewindvoerder en schuldenaar beter lijkt te verlopen (voor zover dat op basis van 1 telefoon gesprek kan worden beoordeeld), schuldenaar heeft nagelaten de bewindvoerder te informeren over zijn verhuizing. Ook de beschermingsbewindvoerder is pas na de verhuizing geïnformeerd.
2.9.
Schuldenaar is na de mondelinge behandeling op 27 augustus 2020 verhuisd.
2.10.
Schuldenaar is tijdens de mondeling behandeling op 28 oktober 2020 gevraagd naar ‘hulptroep’ [naam thuisbegleider] . [naam thuisbegleider] zou schuldenaar immers, zo is door [naam thuisbegleider] op de zitting van 27 augustus 2020 toegezegd, gaan ondersteunen met (onder meer) de informatieplicht. Schuldenaar heeft aangegeven dat [naam thuisbegleider] niks voor hem wilde doen. De bewindvoerder heeft nog contact gehad met [naam thuisbegleider] en stelt dat zij van [naam thuisbegleider] heeft vernomen dat schuldenaar de hulp van [naam thuisbegleider] niet op prijs stelde.
Boedelachterstand en nieuwe schulden
2.11.
In het vijfde verslag van de bewindvoerder van 22 oktober 2020 staat dat de boedelachterstand minimaal € 727,72 bedraagt en dat deze hoger is omdat er een fout in de tabel zit. De bewindvoerder stelt dat deze achterstand niet binnen de reguliere looptijd kan worden ingelopen. Ook zijn er verschillende verkeersboetes waarvoor er betalingsregelingen zijn afgesproken.
Wat vindt de rechtbank?
2.12.
De rechtbank is zich ervan bewust dat op grond van de overgelegde e-mail van de gemeente van 18 juni 2019, en hetgeen door zowel de bewindvoerder, de beschermingsbewindvoerder en mr. Boumans tijdens de zittingen naar voren is gebracht, de rechter-commissaris mogelijkerwijs tot het oordeel zou kunnen komen dat schuldenaar niet in staat is om te werken en zij betreurt dat de aanhouding niet benut is om nogmaals een verzoek tot vrijstelling aan de rechter-commissaris voor te leggen.
2.13.
Los van de vraag of schuldenaar gehouden zou moeten zijn om te werken (en te solliciteren wanneer hij geen werk heeft), laat schuldenaar - hoewel hij hier keer op keer op is gewezen - na te informeren. Schuldenaar heeft tijdens de mondelinge behandeling op
27 augustus 2020 expliciet van de bewindvoerder, de beschermingsbewindvoerder en de rechtbank te horen gekregen: bespreek wijzigingen en overleg een mogelijke verhuizing eerst met de bewindvoerder. Schuldenaar doet dit vervolgens niet, en verhuist zonder de (beschermings-)bewindvoerder hierover te informeren. Dit is tijdens de zitting op
28 oktober 2020 aan schuldenaar voorgehouden. Schuldenaar ziet het probleem niet. Ook niet, nadat aan hem is uitgelegd dat zijn handelen niet in het belang van zijn schuldeisers is. De huur van de nieuwe woning is immers € 70,- per maand hoger en door te handelen als hij gedaan heeft, is er naar alle waarschijnlijkheid een verhuisvergoeding misgelopen die aan de boedel had moeten toekomen. Schuldenaar is stellig: zijn gezondheid gaat voor en hij heeft weinig op met de schuldeisers.
2.14.
Het gegeven dat schuldenaar niet kan of wil begrijpen dat het schuldsaneringstraject ervoor bedoeld is om daar waar mogelijk gelden te sparen voor de schuldeisers van schuldenaar en daar dan ook niet naar handelt, hij niet aan de informatieplicht voldoet en daar ook niet mee geholpen wil worden, hij met enige regelmaat nieuwe schulden laat ontstaan (hetgeen schuldenaar kan worden verweten) en het bestaan van een boedelachterstand die niet binnen de reguliere looptijd van de schuldsanering kan worden ingelopen, maakt dat de rechtbank van oordeel is dat het verzoek tot tussentijdse beëindiging dient te worden toegewezen. Dit betekent dat de schuldsaneringsregeling zonder de zogenaamde schone lei wordt beëindigd.
2.15.
Nu er baten ontbreken voor uitdeling aan de schuldeisers kan de verificatie van vorderingen alsmede het opmaken van een uitdelingslijst achterwege blijven. De schuldsaneringsregeling zal eindigen door het in kracht van gewijsde gaan van dit vonnis.
2.16.
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling;
3.2.
verstaat dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling eindigt zodra dit vonnis in kracht van gewijsde is gegaan;
3.3.
berekent de vergoeding op € 2.726,46 (inclusief de daarover verschuldigde omzetbelasting en overige kosten) en stelt het bedrag van het salaris van de bewindvoerder vast op € 0,00 (inclusief de daarover verschuldigde omzetbelasting), zijnde het beschikbare boedelsaldo.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J.H. Hoofs, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 november 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.(MJ)
Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.