3.2.Verzoeker heeft toegegeven dat hij zijn personenauto onder invloed van drugs heeft bestuurd. Hij had de avond van tevoren ongeveer 0,2 gram amfetamine gebruikt en de avond daarvoor ongeveer dezelfde hoeveelheid. Verzoeker wist niet dat het niet toegestaan was zijn personenauto onder invloed van drugs te besturen en wist niet dat de amfetamine nog werkzaam was. Hij vindt dat hij in staat was zijn personenauto te besturen.
4. Bij het bestreden besluit heeft het CBR op grond van de artikelen 131, eerste lid, van de Wvw 1994 en de artikelen 5, 6 en 23, eerste lid, aanhef en onder f van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 (hierna: de Regeling) en Bijlage I, onder B, onder onderdeel III bij de Regeling verzoeker verplicht deel te nemen aan een onderzoek naar zijn drugsgebruik en de geldigheid van het rijbewijs van verzoeker geschorst.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
5. De voorzieningenrechter kan een voorlopige voorziening treffen, indien is voldaan aan de vereisten die in artikel 8:81 van de Awb staan vermeld. Dit artikel bepaalt dat indien tegen een besluit, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
6. De voorzieningenrechter stelt vast dat aan de twee in artikel 8:81 van de Awb neergelegde formele vereisten is voldaan, nu verzoeker een bezwaarschrift heeft ingediend ter zake het besluit waarvan de voorlopige voorziening wordt gevraagd en de bestuursrechter bevoegd moet worden geacht om van de (eventuele) hoofdzaak kennis te nemen. Verder is de voorzieningenrechter van oordeel dat het spoedeisend belang bij het onderhavige verzoek genoegzaam is aangetoond. Verzoeker heeft zijn rijbewijs namelijk nodig voor zijn werk als zzp’er in de bouw.
7. Hetgeen onder 6. is overwogen, brengt met zich mee dat de voorzieningenrechter overgaat tot het geven van een voorlopig rechtmatigheidsoordeel over het bestreden besluit. In dit verband moet de voorzieningenrechter beoordelen of het CBR terecht de verplichting aan verzoeker heeft opgelegd deel te nemen aan een onderzoek naar zijn drugsgebruik en de geldigheid van het rijbewijs van verzoeker terecht heeft geschorst.
8. De voor deze zaak relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak, die onderdeel uitmaakt van deze uitspraak.
Is het CBR onbevoegd het bestreden besluit te nemen, omdat dit niet tijdig is genomen?
9. Verzoeker betoogt dat zijn rijbewijs moet worden teruggegeven, omdat het CBR niet binnen uiterlijk vier weken na ontvangst van de mededeling als bedoeld in artikel 130, eerste lid, van de Wvw 1994 het bestreden besluit heeft genomen. Dit is in strijd met artikel 131, eerste lid, van de Wvw 1994.