ECLI:NL:RBLIM:2020:8495

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 oktober 2020
Publicatiedatum
3 november 2020
Zaaknummer
C/03/283147 / KG ZA 20-392
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van conservatoir beslag in kort geding tussen Robo Management B.V. en Robo Paper B.V.

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 27 oktober 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Robo Management B.V. en Robo Paper B.V. Het geschil betreft de opheffing van een conservatoir beslag dat door Robo Paper was gelegd op de rekeningen van Robo Management. Robo Management vorderde opheffing van het beslag, stellende dat de vordering van Robo Paper summierlijk ondeugdelijk was. De voorzieningenrechter oordeelde dat, hoewel niet summierlijk was gebleken van de ondeugdelijkheid van de vordering, het beslag toch opgeheven diende te worden omdat het onnodig was. De voorzieningenrechter overwoog dat Robo Paper voldoende middelen had om aan haar verplichtingen te voldoen en dat het beslag onevenredig zwaar zou drukken op Robo Management, die afhankelijk was van de middelen waarop beslag was gelegd. De voorzieningenrechter heeft de beslagen opgeheven en Robo Paper veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: C/03/283147 / KG ZA 20-392
Vonnis in kort geding bij vervroeging van 27 oktober 2020
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ROBO MANAGEMENT B.V.,
gevestigd te Meerssen,
en
2.
[eiser sub 2],
wonend te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. D.A.J. Roomberg;
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ROBO PAPER B.V.,
gevestigd te Linne,
gedaagde,
advocaat mr. R.H.J. Ramakers.
Eiser sub 1 zal hierna Robo Management worden genoemd, eiser sub 2 [eiser sub 2] en tezamen Robo c.s. Gedaagde wordt Robo Paper genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 34;
  • de bij brief van 14 oktober 2020 door Robo c.s. in het geding gebrachte productie 35, tevens houdende een vermeerdering van eis;
  • de bij brief van 14 oktober 2020 door Robo Paper in het geding gebrachte producties 1 t/m 3;
  • de mondelinge behandeling, waarbij Robo c.s. pleitnotities heeft voorgedragen en overgelegd en Robo Paper aantekeningen heeft voorgedragen en overgelegd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser sub 2] is enig aandeelhouder en bestuurder van Robo Holding en Robo Management. [eiser sub 2] was via die vennootschappen ook enig aandeelhouder en bestuurder van Robo Paper. Bij overeenkomst van 20 oktober 2017 (bijlage 1 bij productie 1 van Robo c.s.) heeft Robo Holding haar aandelen in – onder andere – Robo Paper verkocht aan Juro Beheer B.V. (verder te noemen: Juro Beheer) voor de prijs van € 1.000.000,--. De betaling van de aandelen zou geschieden door middel van een zogenaamde “earn outregeling” (art. 3 overeenkomst), inhoudende dat aan [eiser sub 2] , in 120 maandelijkse termijnen een bedrag van € 8.333,34, zou worden betaald en dat [eiser sub 2] een actieve bijdrage zou leveren aan de verdere ontwikkeling van de ondernemingen. In het kader van de onderhandelingen over de verkoop van de aandelen en in de hieronder nog te melden contacten daarna, die onder andere hebben geleid tot een tweetal vaststellingsovereenkomsten, is Robo Management in elk geval bijgestaan, en wordt zij nog steeds bijgestaan, door de belastingadviseur mr. [naam belastingadviseur] van AcconAVM. Robo Paper werd en wordt in dit kader in elk geval bijgestaan door [naam 1] van [naam 1] Consultancy, business strategy.
2.2.
Tussen Robo Holding en Juro Beheer is vervolgens onenigheid ontstaan over de waardering van de aandelen. Ter beëindiging van die onenigheid hebben partijen een regeling getroffen in de vorm van een vaststellingsovereenkomst van 9 november 2018 (verder te noemen: de eerste vaststellingsovereenkomst, bijlage 6 bij productie 1 van Robo c.s.). Die regeling hield in dat de koopprijs van de aandelen op een ander bedrag werd vastgesteld en wel op € 58.331,--. In combinatie met de vermindering van de koopprijs werd tevens tussen – onder andere – Robo Paper en Robo Holding en Robo Management een managementovereenkomst gesloten voor de duur van 113 maanden (ingaande op 1 juni 2018 en eindigende op 1 november 2027). Robo Paper was voor de – door [eiser sub 2] in persoon te verrichten diensten – een vergoeding verschuldigd van € 8.333,34 per maand, exclusief btw.
2.3.
Na enige tijd heeft Robo Paper zich op het standpunt gesteld dat [eiser sub 2] te kort schoot in de nakoming van de managementovereenkomst. Naar aanleiding daarvan heeft Robo Paper bij brief van 29 april 2019 (productie 19 van Robo c.s.) de betaling van de maandelijks verschuldigde managementvergoeding opgeschort. Bij brief van 28 juni 2019 (productie 23 van Robo c.s.) heeft Robo Paper de managementovereenkomst vervolgens met ingang van 1 augustus 2019 opgezegd.
2.4.
Om betaling te verkrijgen van de volgens Robo Management achterstallige managementvergoeding en ter verkrijging van schadevergoeding, hebben Robo c.s. ten laste van Robo Paper conservatoir beslag gelegd en vervolgens een bodemprocedure tegen – onder andere – Robo Paper aanhangig gemaakt. Onder andere Robo Paper heeft een kortgedingprocedure aanhangig gemaakt (productie 25 van Robo c.s.) tegen Robo Management en Robo Holding om de gelegde beslagen op te heffen. Deze vordering is afgewezen.
2.5.
De in 2.4. bedoelde bodemprocedure is geëindigd in een tweede vaststellingsovereenkomst (verder ook te noemen: de tweede vaststellingsovereenkomst, productie 30 Robo c.s.), daterend van 19 juni 2020. Daarin is tussen – onder andere – partijen in deze zaak overeengekomen dat Robo Paper aan Robo Management en Robo Holding gezamenlijk een bedrag zal betalen van € 650.000,-- ter afdoening van de vorderingen die Robo Management, Robo Holding en [eiser sub 2] stellen te hebben op Robo Paper uit hoofde van de managementovereenkomst. Binnen twee dagen na ondertekening van die overeenkomst dient Robo Paper een vergoeding van € 100.000,-- exclusief btw aan Robo Management en Robo Holding gezamenlijk te betalen. Uiterlijk op 30 juni 2021 dient Robo Paper een bedrag van € 25.000,-- aan Robo Management en Robo Holding gezamenlijk te betalen. Het resterende bedrag van € 525.000,-- zal door Robo Paper aan Robo Management en Robo Holding worden betaald met ingang van 1 januari 2021 in 120 maandelijkse termijnen van € 4.375,-- exclusief btw.
2.6.
Bij verzoekschrift van 24 juli 2020 heeft Robo Paper verzocht onder een drietal banken beslag te leggen op rekeningen van Robo Management bij die banken en onder Robo Holding op alle goederen en geldswaarden die zij is verschuldigd aan Robo Management.
2.7.
Aan dat verzoekschrift heeft Robo Paper ten grondslag gelegd dat uit goedgekeurde en van een accountantsverklaring voorziene jaarcijfers van Robo Paper blijkt dat zij in 2018 een rekening-courantvordering had op Robo Management van € 331.366,-- en dat uit artikel 6:140 lid 1 BW volgt dat dat bedrag op ieder tijdstip is verschuldigd.
2.8.
Bij beschikking van 27 juli 2020 heeft de voorzieningenrechter toegestaan dat Robo Paper voor een bedrag van € 437.295,60 beslag legt onder de in 2.5. bedoelde derden. De beslagen zijn op 17 augustus 2020 gelegd.

3.Het geschil

3.1.
Robo c.s. vordert dat de gelegde beslagen worden opgeheven. Zij legt het volgende aan die vordering ten grondslag. Zij stelt ten eerste dat de vordering ter zake waarvan de beslagen zijn gelegd summierlijk ondeugdelijk is. Robo c.s. stelt – kort gezegd – dat de omstreden rekening-courantvordering van Robo Paper op Robo Management niet meer bestaat. Deze is in het kader van de onderhandelingen over de aankoop van de aandelen in Robo Paper op nihil gesteld, omdat deze in het kader van de overname van de aandelen aan [eiser sub 2] en de aan hem gelieerde vennootschappen was kwijtgescholden, dan wel is deze vordering verdisconteerd in de waardering van de aandelen. Ook in het kader van de discussie welke bankboekingen sedert de datum van de overdracht (op 20 oktober 2017) en december 2017 hadden plaatsgevonden, is de omstreden rekening-courantvordering niet ter sprake gekomen. In dat verband verwijst Robo Management naar de inhoud van een e-mail van 14 november 2017 (productie 6 van Robo c.s.) van [naam belastingadviseur] aan – onder andere – [naam 1] en Robo Paper, luidende:
“Zoals aangegeven de overnamebalansen per 1/11/2017.
1) Uiteraard zullen ze (mondeling) toegelicht dienen te worden
2) Zijn ze gebaseerd op de koopprijs van 1 Miljoen Euro.
3) Zijn ze grotendeels opgeschoond met alle schuld en vordering verhoudingen binnen de Robo Group
4) Dient er nog een forse geldstroom te worden verrekend met Robo Holding Bv/Robo Management BV bij ontvangst van diverse gelden na 1/11/2017.(…)”
3.2.
Het is volgens Robo c.s. ook niet logisch dat eerst de koopprijs van € 1 miljoen voor de aandelen wordt betaald en dat Robo Management vervolgens een deel daarvan zou moeten terugbetalen ter voldoening van de omstreden rekening-courantschuld.
3.3.
Robo c.s. stelt zich verder op het standpunt dat niet is te begrijpen waarom Robo Paper niet eerder, bijvoorbeeld naar aanleiding van aanmaningen door [eiser sub 2] /Robo Management in verband met de achterstallige betaling van de maandelijkse verplichting tot het betalen van € 8.333,34, de omstreden rekening-courantvordering heeft opgeëist.
3.4.
Ook in het kader van een discussie tussen partijen over de bankmutaties van Robo Paper over de periode nadat de aandelen zijn overgedragen (op 20 oktober 2017) is de omstreden rekening-courantvordering niet aan de orde gesteld. Er is door Robo Paper enkel gesteld dat uit het overzicht van ontvangsten en uitgaven volgde dat Robo Management/ [eiser sub 2] aan Robo Paper een bedrag van € 51.562,24 moesten terugbetalen. Daaruit blijkt volgens Robo c.s. eveneens dat tussen partijen was overeengekomen dat de rekening-courantschulden waren kwijtgescholden.
3.5.
Volgens Robo c.s. is ook in kader van de onderhandelingen over de tekst van de eerste vaststellingsovereenkomst duidelijk geworden dat de rekening-courantvordering is kwijtgescholden, dan wel op nihil gesteld. Zij wijst in dat verband op het feit dat [naam belastingadviseur] in een e-mailbericht van 4 juli 2018 (productie 17 van Robo c.s.) aan [naam 1] en [naam 2] schrijft: “
dat partijen over en weer verklaren niets meer van elkaar te vorderen te hebben en elkaar over en weer finale kwijting verlenen.” Op deze e-mail van [naam belastingadviseur] heeft Robo Paper niet gereageerd.
3.6.
Dat de rekening-courantvordering niet meer bestaat, volgt volgens Robo c.s. ook uit het feit dat toen Robo Paper de managementovereenkomst uit de eerste vaststellingsovereenkomst met Robo Management met ingang van 1 augustus 2019 opzegde, met als reden de slechte liquiditeitspositie van Robo Paper, zij geen melding heeft gemaakt van de beweerde tegenvordering op Robo Management uit de rekening-courantvordering. Dat zou echter volgens Robo c.s. wel voor de hand hebben gelegen in verband met de beweerde slechte liquiditeitspositie van Robo Paper.
3.7.
Om gelijkaardige redenen is volgens Robo c.s. niet te begrijpen waarom Robo Paper in het door haar geëntameerde kort geding, dat aanhangig was gemaakt in verband met de door Robo Management ten laste van Robo Paper gelegde beslagen, geen gewag heeft gemaakt van de beweerde vordering uit de rekening-courantschuld. Op de in het kader van dat kort geding door Robo Paper overgelegde winst- en verliesrekening over 2017 zijn de rekening-courantvorderingen, waaronder die op Robo Management en op [eiser sub 2] , door Robo Paper weggelakt. Dat houdt volgens eisers een expliciete erkenning door Robo Paper in van het feit dat die vorderingen in het kader van de aandelenoverdracht waren kwijtgescholden, dan wel op nihil waren gesteld.
3.8.
Ook in de conclusie van antwoord van – onder andere – Robo Paper in de door Robo c.s. aanhangig gemaakte bodemprocedure (bedoeld in 2.4.) wordt geen melding gemaakte van de omstreden rekening-courantvordering. Ook dat duidt volgens eisers op het feit dat die vordering niet (meer) bestaat, omdat in het andere geval het voor de hand zou hebben gelegen dat Robo Paper zich zou hebben beroepen op verrekening van die vordering met de beweerde vordering van Robo Management, dan wel een vordering in reconventie had ingesteld.
3.9.
Evenmin is in de onderhandelingen die naar aanleiding van die bodemprocedure zijn gevoerd – die hebben geresulteerd in de tweede vaststellingsovereenkomst –, en die volgens eisers waren bedoeld om eens en voor altijd tot een eindregeling tussen partijen te komen, de beweerde rekening-courantschuld aan orde gesteld. Ook in een e-mail van 25 april 2019 van [naam belastingadviseur] (productie 29 Robo c.s.) wordt volgens Robo c.s. tot uitdrukking gebracht dat onder andere de rekening-courantverhoudingen waren opgeschoond en dat dus de rekening-courantvordering was kwijtgescholden. Robo c.s. wijst in dat verband naar het tekstgedeelte uit die e-mail, luidende: “
(…) Let Op: 1) Zaken als agio/rekeningcouranten/banktegoeden/kastegoeden (inclusief het verlies) zijn achtergebleven bij Robo Holding BV, maar staan nog op de saldibalans.”Hiermee gaf [naam belastingadviseur] volgens eisers aan dat ter zake de rekening-courantschulden afspraken waren gemaakt, zodat niet kon worden afgegaan op hetgeen de saldibalansen nog weergaven. Tot het moment van de verklaring van Roumen van 18 mei 2020, heeft [naam belastingadviseur] hierover niets vernomen van deze.
3.10.
Indien de rekening-courantvordering nog zou bestaan, dan was Robo Paper verplicht om op grond van artikel 6:140 lid 2 BW jaarlijks opgave te doen van het saldo van die vordering. Robo Paper heeft die jaarlijkse opgave echter niet gedaan.
3.11.
Ten tweede beroept Robo c.s. zich op rechtsverwerking zijdens Robo Paper, omdat bij Robo Management het gerechtvaardigde vertrouwen is gewekt dat de omstreden vordering reeds was komen te vervallen. Dat vertrouwen is volgens Robo Management bij haar gewekt doordat Robo Paper gedurende twee jaar veelvuldig de mogelijkheid heeft gehad de vordering te verrekenen of buitengerechtelijk op te eisen maar dat niet heeft gedaan. Door het wegstrepen van de rekening-courantvordering op de balansoverzichten die zijn overgelegd in het kader van het kort geding tot opheffing van de door Robo c.s. gelegde beslagen, heeft Robo Paper het gerechtvaardigde vertrouwen opgewekt dat de rekening-courantvordering niet meer bestaat, dan wel niet meer geïncasseerd zal worden.
3.12.
Robo c.s. stelt zich verder op het standpunt dat het omstreden beslag onnodig is, nu de vordering summierlijk ondeugdelijk is. Ook stelt zij dat [eiser sub 2] door het beslag onevenredig hard wordt getroffen, nu hij voor zijn levensonderhoud volledig afhankelijk is van de middelen waarop het beslag is gelegd.
3.13.
Het onnodige van het beslag blijkt volgens eisers ook uit het gegeven dat uit de tweede vaststellingsovereenkomst blijkt dat Robo Management op dit moment nog steeds een vordering heeft op Robo Paper van € 550.000,--. Robo Paper had, om te voldoen aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit, behoren te volstaan met een minder ingrijpend eigenbeslag, in plaats van de omstreden derdenbeslagen.
3.14.
Ten slotte stelt Robo Management dat Robo Paper niet heeft voldaan aan de waarheidsplicht, doordat zij heeft nagelaten stukken over te leggen en informatie te verstrekken waaruit blijkt dat de omstreden rekening-courantvordering al is verdisconteerd in de prijs van de aandelen, althans dat deze vordering is kwijtgescholden, dan wel op nihil is gesteld of oninbaar is verklaard.
3.15.
Robo c.s. vordert dat – de voorzieningenrechter leest verbeterd – de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
Robo Paper veroordeelt om binnen 24 uur na betekening van het in dezen te wijzen vonnis alle door haar ten laste van Robo Management gelegde conservatoire (derde-)beslagen op te heffen, dan wel te doen opheffen en te bepalen dat indien Robo Paper niet binnen 24 uur na betekening van het in dezen te wijzen vonnis aan de daarin vermelde veroordelingen heeft voldaan, het te wijzen vonnis dient te worden aangemerkt als een opdracht van Robo Paper aan de deurwaarder om aan de veroordeling tot opheffing van de conservatoire (derde-)beslagen gevolg te geven en daarvoor het nodige te doen;
Robo Paper verbiedt om na opheffing van de door Robo Paper ten laste van Robo Management gelegde conservatoire (derde-)beslagen nogmaals conservatoir (derde-)beslag te leggen op basis van feiten zoals opgenomen in het beslagrekest als vermeld in het lichaam van de dagvaarding, zulks met inbegrip van een mogelijk vermeend bestaande rekening-courantvordering vanuit Robo Paper op de heer [eiser sub 2] , althans op basis van feiten die nauw verwant zijn aan de feiten zoals opgenomen in het beslagrekest;
3. Robo Paper veroordeelt tot betaling van een dwangsom van € 25.000,-- per veroordeling en per dag, of dagdeel, indien zij niet binnen 24 uur na betekening van het in dezen te wijzen vonnis aan de in het vonnis vermelde veroordelingen heeft voldaan, met een maximum van € 1.000.000,-- per veroordeling, dan wel een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag;
4. Robo Paper veroordeelt in de kosten van deze procedure, te weten € 656,-- aan griffierecht, € 9.195,-- aan kosten van de deurwaarder en de advocaat, en ten slotte € 4.235,-- aan kosten van de fiscalist en financieel adviseur mr. [naam belastingadviseur] , te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het in deze te wijzen vonnis, en voor het geval voldoeningen niet binnen die termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening, alsmede tot betaling van een bedrag van € 131,-- zonder betekening in conventie of reconventie, € 205,-- ingeval van betekening in conventie en reconventie tezamen, en verhoogd met € 68,-- ingeval van betekening voor de kosten die na het vonnis ontstaan.
3.16.
Robo Paper voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De opheffing van een conservatoir beslag kan onder meer worden bevolen, indien vormen zijn verzuimd of indien summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag, of, zo het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid is gesteld.
4.2.
Volgens artikel 705 lid 2 Rv dient het beslag te worden opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt. Het ligt hierbij op de weg van degene die de opheffing vordert om met inachtneming van de beperkingen van de voorzieningenprocedure aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk of onnodig is (HR 14 juni 1996, NJ 1997/481). Er zal evenwel beslist moeten worden aan de hand van wat door beide partijen naar voren is gebracht en (summierlijk) met bewijsmateriaal is onderbouwd. Die beoordeling kan niet geschieden los van de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen, waarbij dient te worden beoordeeld of het belang van de beslaglegger bij handhaving van het beslag op grond van de door deze naar voren gebrachte omstandigheden zwaarder dient te wegen dan het belang van de beslagene bij opheffing van het beslag. De Hoge Raad heeft toegevoegd dat een conservatoir beslag naar zijn aard ertoe strekt om te waarborgen dat, zo een vooralsnog niet vaststaande vordering in de bodemprocedure wordt toegewezen, verhaal mogelijk zal zijn, terwijl de beslaglegger bij afwijzing van de vordering zal kunnen worden aangesproken voor de door het beslag ontstane schade.
4.3.
De vraag of het leggen van een conservatoir beslag als misbruik van recht en daarom als onrechtmatig moet worden aangemerkt, dient in beginsel te worden beantwoord aan de hand van de concrete omstandigheden ten tijde van de beslaglegging, waaronder de hoogte van de te verhalen vordering, de waarde van de beslagen goederen en de eventueel onevenredig zware wijze waarop de schuldenaar door het beslag op (een van) die goederen in zijn belangen wordt getroffen.
Verzuim van vormen
4.4.
Robo c.s. heeft gesteld dat het verzoekschrift tot leggen van beslag veel onjuistheden bevat en dat Robo Paper daardoor heeft gehandeld in strijd met de waarheidsplicht van artikel 21 Rv en dat Robo Paper de beslagrechter daardoor heeft misleid. Er is op grond daarvan volgens Robo c.s. sprake van verzuim van vormen als bedoeld in artikel 705 lid 2 Rv, hetgeen moet leiden tot opheffing van het beslag.
4.5.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter wordt met dit criterium ‘verzuim van vormen’ niet gedoeld op de onderbouwing van het beslagverzoek, zodat deze stelling niet hoeft te worden hoeft te worden beoordeeld in het kader van dit criterium. Andere veronachtzaamde formaliteiten zijn gesteld noch gebleken.
Waarheidsplicht
4.6.
De voorzieningenrechter verwerpt de stelling dat Robo Paper bij het onderbouwen van het verzoek tot het leggen van beslag niet heeft voldaan aan haar waarheidsplicht. Gelet op de aard van de beoordeling van een verzoek tot het leggen van een beslag als het onderhavige, waarin de beslagene niet wordt gehoord, is niet aannemelijk dat indien Robo Paper in het verzoekschrift uitgebreid de standpunten van partijen zou hebben uiteengezet zoals partijen dat thans hebben gedaan, de voorzieningenrechter die over het beslag heeft geoordeeld een andere beslissing zou hebben genomen. Aannemelijk is dat de voorzieningenrechter ook dan zou hebben geoordeeld dat de vordering summierlijk deugdelijk is, omdat hij de grondslag daarvoor zou hebben kunnen volgen, terwijl bij het verzoekschrift waarbij beslag is gevraagd, zijn overgelegd de twee hiervoor genoemde vaststellingsovereenkomsten.
Ondeugdelijkheid van de vordering
4.7.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat het aan Robo c.s. is om, met inachtneming van de beperkingen van een kort geding, aannemelijk te maken dat de vordering van Robo Paper summierlijk ondeugdelijk is. Robo c.s. is daarin niet geslaagd. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter het volgende.
4.8.
Het enkele feit dat de omstreden vordering in het kader van de onderhandelingen over de aankoop van de aandelen, in tal van andere contacten na het sluiten van die overeenkomst over de waarde van de aandelen en tijdens andere rechtsgedingen niet aan de orde is gesteld, rechtvaardigt op zich niet de conclusie dat de omstreden rekening-courantvordering niet meer bestaat. De vordering stond immers al ‘op papier’ (zie hierna rov. 4.9).
4.9.
Vaststaat dat noch in de overeenkomst van 20 oktober 2017, noch in de eerste en noch in de tweede vaststellingsovereenkomst finale kwijting is verleend door Robo Paper aan Robo Management (ten aanzien van de omstreden rekening-courantvordering). Robo c.s. heeft ook niet betwist dat in de jaarcijfers en op de balansen die zijn opgesteld voorafgaand aan de verkoop van de aandelen, de omstreden rekening-courantvordering staat vermeld. Robo c.s. heeft meer in het bijzonder niet betwist dat op de balansen van juni en november 2017 de omstreden vordering stond vermeld en dat deze balansen zijn besproken in het kader van de tweede vaststellingsovereenkomst. Robo c.s. erkent ook met zoveel woorden (zie onder 2.33. van haar dagvaarding) dat op de balansen die door Robo Management zijn verstrekt in het kader van een overleg op 7 juni 2018 de omstreden rekening-courantvordering nog stond vermeld.
4.10.
Het feit dat in de e-mail van 4 juli 2018 van Robo Management, waaruit hierboven is geciteerd, wordt gesproken over het verlenen van finale kwijting is niet doorslaggevend. Indien een dergelijke kwijting zou zijn overeengekomen, ligt het immers voor de hand dat deze in elke vaststellingsovereenkomst ook wordt verwoord. Een door partijen ondertekend stuk waarin onder meer een finale kwijting aan Robo Management is vermeld, is niet overgelegd. Dat partijen desondanks een dergelijke finale kwijting zouden zijn overeengekomen, vereist nadere bewijslevering, waarvoor in het kader van een kort geding geen ruimte is. Opmerking verdient nog dat in de tweede vaststellingsovereenkomst in artikel 5 onder 3 wel sprake is van een finale kwijting ten behoeve van – onder andere – Robo Paper.
4.11.
Het feit dat Robo Paper op de door haar in de kortgedingprocedure overgelegde balans en winst- en verliesrekeningen de gegevens van de diverse rekening-courantvorderingen heeft weggelakt, betekent nog niet dat Robo Paper, zoals Robo c.s. stelt, daarmee expliciet erkent dat de omstreden rekening-courantvordering niet meer bestaat. Niet kan immers worden uitgesloten dat, zoals Robo Paper als reden daarvoor aanvoert, dat is gebeurd om te voorkomen dat Robo Management anders bekend zou kunnen worden met schuldenaren van Robo Paper en hun schulden aan Robo Paper, welke informatie Robo Management dan zou kunnen gebruiken om onder deze derde-beslagen te leggen ten laste van Robo Paper.
4.12.
Het moge, gelet op de aard en de omvang van de contacten tussen partijen – zoals door Robo c.s. uitvoerig, en onbetwist, geschetst – wellicht onbegrijpelijk zijn dat de rekening-courantvordering door Robo Paper niet eerder aan de orde is gesteld. Daar tegenover staat dat het eveneens onbegrijpelijk is, misschien zelfs wel nog onbegrijpelijker, waarom, indien de stelling van Robo c.s., dat de rekening-courantvordering niet bestond, juist zou zijn, deze dan toch zonder enig commentaar op diverse balansen is vermeld, die door Robo Management zelf als schuldenaar zijn opgesteld.
4.13.
Robo c.s. heeft daar ook geen voldoende genoegzame verklaring voor gegeven. Juist omdat Robo Management de balansen als vermeend schuldenaar zelf heeft opgesteld, zij geen verklaring heeft gegeven waarom die vordering toch op de balansen is vermeld en geen uitdrukkelijke finale kwijting is gegeven door Robo Paper, komt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat Robo c.s. niet aannemelijk heeft gemaakt dat de vordering van Robo Paper summierlijk ondeugdelijk is.
Rechtsverwerking
4.14.
Ook het beroep van Robo c.s. op rechtsverwerking door Robo Paper moet worden afgewezen. Het feit dat – zakelijk gezegd – Robo Paper gedurende twee jaar geen aanspraak heeft gemaakt op betaling van de omstreden rekening-courantvordering en deze zelfs niet aan de orde heeft gesteld in het kader van de diverse onderhandelingen en gerechtelijke procedures in die periode, rechtvaardigt niet de conclusie dat Robo Paper haar aanspraken uit die vordering heeft verwerkt. Dat geldt te minder niet nu Robo Management zelf de diverse balansen heeft opgesteld waarop die vordering wel stond vermeld.
Artikel 6:140 lid 2 BW
4.15.
Dat Robo Paper niet jaarlijks aan Robo Management opgave heeft gedaan van de hoogte van de rekening-courantvordering betekent niet dat Robo Paper daarmee de aanspraak op die vordering heeft verloren. Bezien in het licht van lid 3 van dat artikel bepaalde betekent dit enkel dat de hoogte van die vordering niet als tussen partijen kan worden geacht te zijn vastgesteld.
Onnodige van het beslag
4.16.
Een beslag kan onnodig zijn indien de beslagene voldoende verhaal biedt, en er geen verduistering te duchten is, of als bijvoorbeeld een aansprakelijkheid door een verzekeringspolis is gedekt, dan wel dat er op andere wijze zekerheid is voor verhaal. Een belangenafweging kan dan met zich brengen dat het beslag als onnodig wordt aangemerkt.
4.17.
Robo c.s. onderbouwt het voldaan zijn aan dat criterium met de stellingen dat het omstreden beslag summierlijk ondeugdelijk is, Robo Management, dan wel [eiser sub 2] financieel volledig afhankelijk is van de gelden waarop beslag is gelegd, dat het beslag rauwelijks is gelegd en dat Robo Paper de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit niet in acht heeft genomen. Die stellingen zijn in het licht van het hiervoor overwogene, niet-relevant en zullen derhalve in het kader van de beoordeling of is voldaan aan het criterium “het onnodige van het beslag” niet (verder) worden beoordeeld.
4.18.
De voorzieningenrechter is wel van oordeel dat het summierlijk onnodige van het beslag blijkt uit het volgende. Vaststaat dat Robo Paper nog een bedrag van € 550.000,-- onder zich heeft, zijnde het deel van de koopprijs van de aandelen dat nog niet opeisbaar is. Van dat bedrag moet € 25.000,-- uiterlijk op 30 juni 2021 zijn betaald en de resterende € 525.000,-- dient in 120 opeenvolgende maandelijkse termijnen van € 4.375,-- te worden betaald, beginnend uiterlijk op 1 januari 2021 en de laatste termijn uiterlijk op 31 december 2030, met dien verstande dat de betalingsverplichting eindigt bij overlijden van [eiser sub 2] . Uitgaande van de veronderstelling dat de vordering van Robo Paper op Robo Management in hoofdsom € 340.000,-- bedraagt, geeft dat met een toegestane verhoging volgens de beslagsyllabus een vordering van Robo Paper van € 437.295,60. Zij heeft echter onder zich nog € 550.000,- dat te zijner tijd toekomt aan Robo Management. Dat de termijnbetalingen zijn gekoppeld aan het leven van [eiser sub 2] , maakt niet dat die termijnen niet bestaan.
4.19.
Veronderstellenderwijs uitgaande van de juistheid van de stelling van [eiser sub 2] dat hij, buiten de verkoopopbrengst van de aandelen, een AOW-uitkering en een klein pensioen van samen bruto € 18.000,-- per jaar, geen inkomsten heeft, leidt het beslag ertoe dat [eiser sub 2] , enig aandeelhouder en bestuurder van Robo Management, thans over minder middelen voor zijn bestaan beschikt, dan indien Robo Paper eigen beslag zou hebben gelegd voor een bedrag van € 437.295,60. In het laatste geval zou [eiser sub 2] thans ook voldoende middelen van bestaan hebben zonder dat zou leiden tot benadeling van Robo Paper, die voor het laatstgemelde bedrag beslag zonder zichzelf zou kunnen leggen, waarna nog € 112.704,40 voor [eiser sub 2] resteert.
4.20.
Omdat de voorzieningenrechter met Robo c.s. van oordeel is dat uit Hoge Raad 27 november 2009, NJ 2009, 597 (ECLI:NL:HR:2009:BJ8836) kan worden afgeleid dat indien tussen partijen is overeengekomen dat geen beroep kan worden gedaan op opschorting of verrekening, dit niet in de weg staat aan het leggen van eigen beslag, moet een dergelijk beslag mogelijk worden geacht. Robo c.s. heeft bovendien ook verklaard geen bezwaar te hebben tegen een door Robo Paper eventueel te leggen eigen beslag. Omdat het echter niet mogelijk is om het gelegde derdenbeslag te converteren in een eigen beslag, dient het beslag te worden opgeheven. Het gevorderde sub 1 ligt derhalve voor toewijzing gereed, met dien verstande dat nu de voorzieningenrechter de beslagen zelf kan opheffen, hij die beslagen zelf zal opheffen en niet Robo Paper zal veroordelen om dat te doen.
Belangenafweging
4.21.
Hetgeen Robo c.s. aanvoert ter onderbouwing van haar stelling dat een belangafweging moet leiden tot opheffing van het beslag komt in essentie overeen met hetgeen zij stelt ter onderbouwing van haar stelling dat het gelegde beslag onnodig is, zodat de voorzieningenrechter kortheidshalve verwijst naar hetgeen daarover is overwogen.
4.22.
Het verweer van Robo Paper, dat Robo Management in het kader van de afweging van de belangen van partijen geen eigen belang aanvoert, maar enkel een belang van [eiser sub 2] , moet worden verworpen. Robo Management en [eiser sub 2] kunnen immers met elkaar worden vereenzelvigd, omdat [eiser sub 2] enig aandeelhouder en enig bestuurder is van Robo Management en dat aannemelijk is dat [eiser sub 2] voor zijn pensioenvoorziening onder andere is aangewezen op de opbrengst van de verkoop van de aandelen door Robo Management. Robo Management heeft bovendien op grond daarvan een verplichting jegens haar enig aandeelhouder op grond waarvan zij ook een belang heeft er voor te zorgen dat zij de verkoopopbrengst van de aandelen kan innen, om die vervolgens aan [eiser sub 2] uit te keren. In het kader van de belangenafweging wordt verder nog meegewogen dat als [eiser sub 2] vroegtijdig komt te overlijden, in elk geval de betalingsverplichting van Robo Paper ophoudt. Daarmee heeft zij dan de door haar gestelde vordering nog steeds niet geïnd, maar per saldo heeft zij dan in elk geval geen koopsombetalingsverplichting meer, waarmee een (grote) crediteur weggeboekt kan worden.
Proceskostenveroordeling
4.23.
Robo c.s. heeft gevorderd Robo Paper te veroordelen in de door Robo c.s. daadwerkelijk gemaakte proceskosten, stellende dat Robo Paper in haar beslagrekest de van belang zijnde feiten niet volledig en naar waarheid heeft gepresenteerd.
4.24.
Die vordering moet worden afgewezen, omdat niet is voldaan aan het daarvoor geldende criterium, te weten dat – toegesneden op het onderhavige geschil – Robo Paper haar vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan zij de onjuistheid kende, dan wel behoorde te kennen, of op stellingen waarvan zij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Uit het hiervoor overwogene, meer in het bijzonder ten aanzien van de summierlijk ondeugdelijkheid van de vordering van Robo Paper, volgt niet dat die vordering op voorhand geen kans van slagen heeft. De proceskosten zullen derhalve op de daarvoor in een kort geding gebruikelijke wijze worden geliquideerd.
Kosten van [naam belastingadviseur]
4.25.
De vergoeding van de door [naam belastingadviseur] gemaakte kosten, die zijn te beschouwen als vermogensschade in de zin van artikel 6:96 lid 2 onder b BW, worden als onvoldoende onderbouwd afgewezen.
Opheffing beslagen
4.26.
Omdat de voorzieningenrechter de gelegde beslagen zelf zal opheffen, bestaat er geen noodzaak om een dwangsomveroordeling uit te spreken, zodat het gevorderde onder 3 moet worden afgewezen.
Hernieuwd beslag
4.27.
De vordering onder 2, om een verbod uit te spreken tot het leggen van nieuwe conservatoire beslagen als omschreven in die vordering, moet worden afgewezen. Uit het hierboven overwogene volgt dat de beslagen niet worden opgeheven omdat deze zouden zijn gelegd op basis van een vordering die summierlijk ondeugdelijk is gebleken. De vordering onder 2 is echter juist gebaseerd op de stelling dat de beslagen moet worden opgeheven omdat deze zijn gelegd voor een vordering die summierlijk ondeugdelijk is, zodat een herhaling van het verzoek op basis van dezelfde feiten onrechtmatig zou zijn. Nu dat dus niet het geval is, moet het gevorderde worden afgewezen.
4.28.
Robo Paper zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Robo c.s. worden begroot op:
- betekening oproeping € 83,38;
- griffierecht € 656,00;
- salaris advocaat €
980,00;
Totaal € 1.719,38.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
heft op de ten laste van Robo Management onder ABN AMRO Bank N.V., ING Bank N.V., Rabobank U.A. en Robo Holding gelegde beslagen;
5.2.
veroordeelt Robo Paper in de proceskosten, aan de zijde van Robo c.s. tot op heden begroot op € 1.719,38, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt Robo Paper in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Robo Paper niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: MT