ECLI:NL:RBLIM:2020:8455

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 oktober 2020
Publicatiedatum
2 november 2020
Zaaknummer
8788729 CV EXPL 20-4690
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurovereenkomst woonruimte voor onbepaalde tijd en de rechtsgeldigheid van huuropzegging

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, betreft het een kort geding tussen een eiser en een gedaagde over de beëindiging van een huurovereenkomst voor woonruimte. De eiser, vertegenwoordigd door mr. J.G. van Ek, vordert de ontruiming van het gehuurde door de gedaagde, die wordt bijgestaan door mr. D.W.H. Rouers. De huurovereenkomst was aangegaan voor een minimale duur van één jaar, maar de eiser stelt dat deze is geëindigd op 1 september 2020, omdat hij de gedaagde tijdig had geïnformeerd over het verstrijken van de huur. De gedaagde betwist echter dat er sprake is van een huurovereenkomst voor bepaalde tijd en heeft het gehuurde tot op heden niet ontruimd.

Tijdens de mondelinge behandeling op 29 oktober 2020 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de tekst van de huurovereenkomst onmiskenbaar wijst op een overeenkomst voor onbepaalde tijd. De stelling van de eiser dat partijen de intentie hadden om een huurovereenkomst voor bepaalde tijd te sluiten, is door de gedaagde gemotiveerd betwist en niet vast komen te staan in dit kort geding. De vordering van de eiser is dan ook afgewezen.

De kantonrechter heeft de eiser, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de gedaagde, die zijn begroot op € 720,00 aan salaris voor de gemachtigde. Het vonnis is uitgesproken op 30 oktober 2020 door mr. P.H.M. Kuster.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht
Zaaknummer: 8788729 CV EXPL 20-4690
Vonnis van de kantonrechter in kort geding van 30 oktober 2020
in de zaak van
[eiser] ,
wonend in [woonplaats] aan de [adres 1] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. J.G. van Ek
tegen
[gedaagde] ,
wonend in [woonplaats] aan de [adres 2] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. D.W.H. Rouers.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijk uit:
  • het exploot van dagvaarding d.d. 5 oktober 2020
  • de van de zijde van [gedaagde] op 27 oktober ter griffie ontvangen producties
  • de mondelinge behandeling ter zitting op 29 oktober 2020, waar partijen hun standpunten nader hebben toegelicht, de gemachtigde van [gedaagde] aan de hand van een pleitnota.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt van [eiser] de woonruimte aan de [adres 2] in [woonplaats] (verder te noemen: het gehuurde) tegen een huurprijs van laatstelijk € 614,80 inclusief servicekosten. Daarnaast is een maandelijks bijdrage overeengekomen voor het voorschot energiekosten, bijdrage Ziggo-abonnement, en een bijdrage voor schoonmaakkosten.
2.2.
Artikel 3.1. van de huurovereenkomst luidt:

Deze overeenkomst is aangegaan voor de duur vanminimaal één jaaringaande op 1 september 2019 en lopende tot en met 31 augustus 2020.
Tijdens deze periode kan huurder deze overeenkomst niet tussentijds door opzegging beëindigen. (…)
Beëindiging van de overeenkomst door opzegging dient te geschieden overeenkomstig 19 van de algemene bepalingen” (bedoeld zal zijn:
artikel19 van de algemene bepalingen).
2.3.
Bij brief van 24 juli 2020 heeft [eiser] het navolgende aan [gedaagde] medegedeeld:

Geachte heer [gedaagde] ,
Hierbij delen wij u officieel mede dat wij het huidig huurcontract, dat loopt tot en met 31 augustus 2020 niet zullen verlengen. Uw huurperiode eindigt derhalve op 31 augustus 2020.
Wij verzoeken u om het appartement voor bovengenoemde datum leeg en bezemschoon op te leveren. (…)
2.4.
Bij schrijven van 5 augustus 2020 heeft [gedaagde] aan [eiser] te kennen gegeven dat - kort gezegd - de huuropzegging niet rechtsgeldig is.
2.5.
[gedaagde] heeft het gehuurde tot op heden niet ontruimd.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert thans in kort geding de veroordeling van [gedaagde] om het gehuurde binnen drie dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van [eiser] te stellen, alsmede tot betaling van € 819,80 per maand vanaf 1 september 2020 tot aan de dag van ontruiming, een en ander onder verwijzing van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Volgens [eiser] is de huurovereenkomst ‘van tijdelijke duur’, waarmee hij kennelijk bedoelt: gesloten voor bepaalde tijd als bedoeld in art. 7:271 lid 1 BW, zoals dat artikellid sinds de inwerkingtreding in 2016 van de Wet doorstroming huurmarkt 2015 luidt. [eiser] heeft voldaan aan de verplichting om [gedaagde] over het verstrijken van de huur te informeren conform dat artikellid. De huur is derhalve geëindigd op 1 september 2020, zodat [gedaagde] ingaande dat moment zonder recht of titel in het gehuurde verblijft.
3.3.
[gedaagde] betwist dat sprake is van een huurovereenkomst voor bepaalde tijd.

4.De beoordeling

4.1.
Het verweer slaagt. Uitgaande van de tekst van de overeenkomst zoals hierboven onder 2.2. aangehaald, is onmiskenbaar sprake van een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd. Hetgeen [gedaagde] daarover in zijn pleitnota onder punt 3 tot en met 12 uiteen heeft gezet, is juist.
4.2.
Dat partijen, de tekst van de huurovereenkomst daargelaten, de
bedoelinghebben gehad om een huurovereenkomst voor bepaalde tijd te sluiten, zoals [eiser] ter zitting heeft betoogd, is door [gedaagde] gemotiveerd betwist en is daarmee in dit kort geding niet vast komen te staan. De vordering zal worden afgewezen.
4.3.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot de datum van dit vonnis begroot op
€ 720,00 aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot de datum van dit vonnis begroot op € 720,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.M. Kuster en is in het openbaar uitgesproken.
RK