ECLI:NL:RBLIM:2020:8390

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 oktober 2020
Publicatiedatum
30 oktober 2020
Zaaknummer
ROE 16/1605, ROE 19/1019 en ROE 19/1020
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van een last onder bestuursdwang betreffende de verwijdering van caravans

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 30 oktober 2020 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoekster die een last onder bestuursdwang had ontvangen van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Brunssum. De last hield in dat verzoekster voor 1 november 2020 moest voldoen aan de verplichting om een overtreding van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) te beëindigen door caravans van een perceel nabij een telefoonmast in Brunssum te verwijderen. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij van mening was dat de last onterecht was opgelegd.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er onvoldoende was gemotiveerd dat er daadwerkelijk sprake was van een overtreding van de APV, maar dat het aannemelijk was dat dit gebrek in het besluit op bezwaar zou worden hersteld. Het argument van verzoekster dat de last in strijd was met het recht op betoging werd afgewezen. De voorzieningenrechter besloot om verzoekster enige tijd te gunnen om de caravans te verwijderen en andere woonruimte te vinden, en schorste het bestreden besluit tot de uitspraak op het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter benadrukte dat de schorsing slechts een tijdelijke maatregel was en geen oordeel gaf over de rechtmatigheid van het bestreden besluit. Partijen werden uitgenodigd om aanvullende gronden en stukken in te dienen voor een toekomstige zitting.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
Zaaknummer: ROE 20 / 2736

Uitspraak van de voorzieningenrechter van 30 oktober 2020 in de zaak tussen

[verzoekster] , verblijvend te [woonplaats] , verzoekster,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Brunssum, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 29 oktober 2020 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder aan verzoekster een preventieve last onder bestuursdwang opgelegd om voor 1 november 2020 de overtreding van artikel 5:6 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2020 van de gemeente Brunssum te beëindigen en de op het perceel [adres] (nabij telefoonmast) te Brunssum geplaatste perceel woonwagen/caravan/of andere zaken te (laten) verwijderen en voorts die woonwagen/caravan of andere zaken verwijderd te houden van enige andere locatie in de gemeente Brunssum. Indien op 1 november 2020 de overtreding niet (volledig) is beëindigd zal door verweerder de last door feitelijk handelen ten uitvoer worden gelegd met kostenverhaal op verzoekster.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt bij verweerder. Zij heeft voorts de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht een voorlopige voorziening, als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), te treffen. Als gemachtigde heeft zich gesteld mr. S. Ikiz, advocaat te Vaals.
Met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, van de Awb doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Awb, voor zover hier van belang, kan, indien tegen een besluit bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Ingevolge artikel 8:83, vierde lid, van de Awb, zakelijk weergegeven, kan de voorzieningenrechter zonder zitting uitspraak kan doen indien onverwijlde spoed dat vereist en partijen daardoor niet in hun belangen worden geschaad.
2. Van de zijde van de rechtbank is op 30 oktober 2020 telefonisch contact opgenomen verweerder met de vraag of hij bereid is met de uitvoering van het bestreden besluit te wachten tot de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan. Verweerder is daartoe niet bereid gebleken.
3. Aan verzoekster is bij besluit van 29 oktober 2020 een last opgelegd waaraan zij voor 1 november 2020 moet voldoen. Nu het einde van de termijn een zondag betreft stelt de voorzieningenrechter vast dat met toepassing van de Algemene Termijnenwet het einde van de begunstigingstermijn opschuift naar 2 november 2020.
4. De gemachtigde van verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen en heeft dat verzoek heden vrijdag 30 oktober 2020 ingediend.
5. De voorzieningenrechter is niet in staat om het verzoek om voorlopige voorziening ter zitting te behandelen voordat de uitermate korte begunstigingstermijn van slechts drie dagen is verlopen. Dat zou namelijk betekenen dat heden de zitting dient plaats te vinden terwijl er nog geen stukken voorhanden zijn en de gemachtigde van verzoekster heeft verzocht om een termijn voor het aanvullen van de (summiere) gronden van het verzoek.
6. Gegeven de weigering van verweerder om voorlopig te voorkomen dat uitvoering wordt gegeven aan de gestelde “preventieve last onder bestuursdwang” en in aanmerking nemend dat de meningen van partijen over de consequenties van het onmiddellijk verwijderen van de woonwagen/caravan/of andere zaken van de betreffende locatie uiteen lopen, terwijl aannemelijk is dat verzoekster daardoor in een ongewenste situatie geraakt, ziet de voorzieningenrechter aanleiding het bestreden besluit per direct te schorsen totdat er na inhoudelijke behandeling ter zitting van het verzoek uitspraak is gedaan.
7. De voorzieningenrechter overweegt daarbij dat niet is gebleken dat verweerder een zodanig zwaarwegend en/of acuut spoedeisend belang heeft bij de beëindiging van de aanwezigheid van de woonwagen/caravan/of andere zaken, dat opschorting daarvan tot de datum van de uitspraak onacceptabel zou zijn dan wel tot onomkeerbare gevolgen zou leiden.
8. De schorsing van het bestreden besluit heeft louter het karakter van een tijdelijke ordemaatregel en dus niet de betekenis van een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
9. De voorzieningenrechter wijst daarom bij wijze van ordemaatregel het verzoek voorlopig toe en treft de voorlopige voorziening dat het bestreden besluit van 29 oktober 2020 wordt geschorst. In de uitspraak op het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening zal over het griffierecht en de proceskosten worden beslist.
10. Partijen zullen worden uitgenodigd om op korte termijn de aanvullende gronden en de op de zaak betrekking hebbende stukken in te dienen en om ter zitting te verschijnen. Over de datum en het tijdstip van deze zitting ontvangen partijen nader bericht.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het bestreden besluit tot de uitspraak op het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus vastgesteld door mr. R.M.M. Kleijkers, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van J.N. Buddeke, griffier.
De uitspraak is openbaar gemaakt op 30 oktober 2020.
de griffier is verhinderd voorzieningenrechter
de uitspraak te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op: 30 oktober 2020

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.