ECLI:NL:RBLIM:2020:8382

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 oktober 2020
Publicatiedatum
30 oktober 2020
Zaaknummer
03/196031-19
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op Aldi supermarkt met diefstal en afpersing

Op 30 oktober 2020 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 14 augustus 2019 samen met een ander een gewapende overval heeft gepleegd op een Aldi supermarkt in Weert. De verdachte, geboren in 1999, werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. V.S.J. Chorus. Tijdens de zitting op 16 oktober 2020 heeft de verdachte de feiten bekend. De tenlastelegging omvatte diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen de winkelmedewerksters, en afpersing. De rechtbank oordeelde dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen was, mede op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en de aangiftes van de slachtoffers. De rechtbank achtte het gebruik van een BB gun tijdens de overval als een vuurwapen, wat de ernst van de feiten vergrootte.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank hield rekening met de jeugdige leeftijd van de verdachte en de impact van de overval op de slachtoffers, die psychische schade hadden opgelopen. De benadeelde partijen, waaronder de Aldi supermarkt en de slachtoffers, kregen gedeeltelijk schadevergoeding toegewezen. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers, en dat de verdachte had gehandeld uit financieel gewin, zonder oog te hebben voor de gevolgen van zijn daden.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03/196031-19
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 30 oktober 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [woonplaats] op [geboortedatum] 1999,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. V.S.J. Chorus, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 16 oktober 2020. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte al dan niet samen met een ander een gewapende overval op de Aldi supermarkt heeft gepleegd.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat ten aanzien van de autosleutels van [slachtoffer 1] en de telefoon van [slachtoffer 2] sprake is van een afpersing en ten aanzien van de hoeveelheid geld van Aldi en de identiteitskaart van [slachtoffer 1] sprake is van een gekwalificeerde diefstal.
De officier van justitie heeft in dit verband verwezen naar de aangifte namens Aldi supermarkt, de aangiftes van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting.
De officier van justitie is van oordeel dat bewezen kan worden verklaard dat tijdens de overval gebruik is gemaakt van een pistool. De verdachte heeft verklaard dat het betreffende wapen een BB gun betrof, welk wapen naar het oordeel van de officier van justitie gezien moet worden als een gaspistool, derhalve in elk geval een vuurwapen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich ten aanzien van de bewezenverklaring aan het oordeel van de rechtbank, met uitzondering van het onderdeel ‘voorzien van een pistool, in ieder geval een vuurwapen’. Van dit onderdeel van de tenlastelegging moet de verdachte worden vrijgesproken, nu niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat tijdens de overval gebruik is gemaakt van een echt pistool of een vuurwapen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Evenals de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Omdat de verdachte ter terechtzitting van 16 oktober 2020 deze feiten heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 16 oktober 2020;
- de aangifte door [aangever] namens Aldi Roermond B.V. d.d. 19 augustus 2019; [2]
- de aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 14 augustus 2019; [3]
- de aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 14 augustus 2019. [4]
Bewijsoverweging
De verdachte heeft verklaard dat ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde gebruik is gemaakt van een zogeheten BB gun. In de Wet wapens en munitie, waarbij naar het oordeel van de rechtbank aansluiting moet worden gezocht bij de uitleg van de tenlastelegging, wordt onder een vuurwapen verstaan ‘een voorwerp bestemd of geschikt om projectielen of stoffen door een loop af te schieten, waarvan de werking berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing of een andere scheikundige reactie’. Nu hier bij een BB gun sprake van is, is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden verklaard dat de verdachten tijdens de overval gebruik hebben gemaakt van een vuurwapen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
op 14 augustus 2019 te Weert, in een supermarkt genaamd Aldi, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld, toebehorende aan de Aldi supermarkt en een identiteitsbewijs, toebehorende aan [slachtoffer 1] en een telefoon, toebehorende aan [slachtoffer 2] , welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken
en
met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van autosleutels, toebehorende aan [slachtoffer 1] , welke bedreiging met geweld hierin bestonden, dat hij, verdachte en zijn mededader,
- voorzien van een vuurwapen, handschoenen en bivakmutsen naar voornoemde supermarkt zijn gegaan en
- aan de voorzijde van die supermarkt die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben benaderd en hebben gezegd: "Doe maar rustig aan, er gebeurt jullie niets, maak de deur open!” en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben gedwongen de winkel binnen te lopen en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben gedwongen deuren te openen en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben gedwongen naar het kantoor te lopen en
- die [slachtoffer 1] hebben gedwongen om de kluis te openen en
- aan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op dreigende toon hebben gevraagd waar de briefjes van vijftig waren en
- aan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op dreigende toon hebben gevraagd naar haar telefoon en haar autosleutels en
- tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op dreigende toon hebben geschreeuwd: “Jullie wachten een kwartier met de politie te bellen. Zo niet dan weet ik je te vinden want ik heb je ID. En denk eraan, we zijn echt lief voor jullie geweest.”
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken
en
afpersing door twee of meer verenigde personen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk en met een proeftijd van 2 jaren. Aan deze proeftijd dienen de bijzondere voorwaarden, zoals door de reclassering geadviseerd, worden verbonden.
De officier van justitie volgt het meest recente advies van de reclassering en is dan ook van oordeel dat het volwassenenstrafrecht moet worden toegepast. De officier van justitie heeft bij de formulering van zijn strafeis wel rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van de verdachte.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf bepleit, waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk dient te worden gesteld aan de duur van het voorarrest. Aan het voorwaardelijk deel kunnen dan de bijzondere voorwaarden worden verbonden. Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat deze straf niet voldoende recht doet aan het tenlastegelegde feit, dan bepleit de raadsman daarnaast de oplegging van een taakstraf.
De raadsman heeft voorts aangevoerd dat de reclassering kort na de aanhouding van de verdachte de toepassing van het adolescentenstrafrecht heeft geadviseerd. De reclassering is hier later op teruggekomen en adviseert op dit moment de toepassing van het volwassenenstrafrecht. Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat het volwassenenstrafrecht moet worden toegepast, dan dient volgens de raadsman toch aansluiting te worden gezocht bij de oriëntatiepunten voor jeugdige verdachten, gelet op de jonge leeftijd van de verdachte.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Wat heeft de verdachte gedaan?
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een supermarkt. De overvallers hebben daarbij twee winkelmedewerksters, terwijl een van de daders voor de winkelmedewerkers zichtbaar een vuurwapen in zijn hand had, bedreigd en hen zo gedwongen diverse deuren en een kluis te openen. Het geld uit de kluis hebben zij weggenomen. Voordat zij de supermarkt verlieten hebben zij de identiteitskaart van een van de medewerksters afgepakt, de autosleutels van de andere medewerkster en gezegd dat ze hen wisten te vinden als ze niet een kwartier zouden wachten voor ze de politie zouden bellen. Door zo te handelen heeft de verdachte samen met zijn mededader de slachtoffers zeer veel angst aangejaagd en blijk gegeven de eigendomsrechten van anderen niet te respecteren. Hij heeft op ernstige wijze inbreuk gemaakt op de geestelijke en lichamelijke integriteit van de slachtoffers, als gevolg waarvan zij, gezien hun slachtofferverklaringen, nog immer kampen met psychische problemen. Naast wat dit met de slachtoffers doet, worden hierdoor ook in zijn algemeenheid de gevoelens van onveiligheid en onrust in de samenleving vergroot. De verdachte heeft voor dit alles geen oog gehad, maar slechts gehandeld uit eigen financieel gewin. De rechtbank rekent de verdachte dit alles zwaar aan.
Het slachtoffer [slachtoffer 2] heeft ter terechtzitting verklaard over welke impact de gewapende overval op haar leven heeft gehad. Zo heeft zij zich na de overval onder behandeling van een psycholoog moeten stellen en heeft zij EMDR-therapie gevolgd. Zij heeft verklaard dat zij het tot op heden niet aandurft om met de fiets naar het werk te gaan. Elke ochtend, wanneer zij haar auto bij haar werk parkeert, wacht [slachtoffer 2] met uitstappen totdat een andere collega arriveert. Dan pas durft zij uit haar auto te stappen en richting haar werk te lopen.
Het slachtoffer [slachtoffer 1] heeft in haar slachtofferverklaring onder meer het volgende opgenomen:
“De overval heeft op mij een heel grote indruk gemaakt. Vooral angst voor herhaling speelt mij danig parten. Ik moet voortaan 's morgens vroeg in het donker naar mijn werk en de zaak openen. De onrust en de spanning voel ik al wanneer ik thuis weg ga. Ik ben steeds op mijn hoede en over- alert. Als ik op de zaak aan kom dan kijk ik angstig om me heen of ik
niemand zie en geen geluid hoor. Ik vertrouw de omgeving waar ik me eerst heel veilig voelde niet meer. Ik lijk me wel te gedragen als aangeschoten wild als ik op mijn werk kom.
Ik had lange tijd veel last van slapeloosheid en nachtmerries. De woorden: "We weten je te vinden" hebben lange tijd pijnlijk en angstaanjagend in mijn oren geklonken. (…) Wat mij is aangedaan door zo'n laffe en brutale overval, alleen maar om geld, neem ik de verdachte zeer kwalijk en onvergeeflijk. Langzaam probeer ik mijn leven van voorheen weer op te pakken, maar gemakkelijk is dat niet. Het leven gaat door wordt gezegd, maar datgene wat mij op die dag is aangedaan zal ik nooit vergeten.”
Toepassing volwassenstrafrecht
De reclassering heeft meermalen over de persoon van de verdachte gerapporteerd. In haar rapport van 20 januari 2020 heeft de reclassering de toepassing van het volwassenenstrafrecht geadviseerd. De reclassering heeft daartoe aangevoerd dat, hoewel zij in een eerder rapport indicaties zag om het jeugdstrafrecht toe te passen, deze in de loop der tijd minder duidelijk aan de orde blijken te zijn dan eerder vermoed werd. De reclassering kon destijds onvoldoende een inschatting maken van de handelingsvaardigheden van de verdachte. Inmiddels blijken op dat punt geen argumenten meer te bestaan, omdat de verdachte naar het oordeel van de reclassering niet impulsief lijkt te handelen, hij geen kinderlijker gedrag vertoont dan men gezien zijn leeftijd van hem mag verwachten en geen verstandelijke beperking heeft. De rechtbank volgt dit met redenen omkleed advies van de reclassering, inhoudende het volwassenenstrafrecht toe te passen.
De LOVS-oriëntatiepunten
De rechtbank heeft zich voor de straftoemeting mede georiënteerd op de voor soortgelijke strafbare feiten gebruikelijke straffen. Volgens de oriëntatiepunten voor straftoemeting, gepubliceerd door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), is voor een overval op een winkel met bedreiging met geweld de oplegging van een gevangenisstraf van 24 maanden uitgangspunt voor de toemeting van de straf.
Strafvermeerderende factoren
Uit het strafblad van de verdachte blijkt dat de verdachte in het verleden meermalen is veroordeeld voor het plegen van vermogensdelicten. Deze eerdere veroordelingen hebben de verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Dat de twee medewerkers met een vuurwapen zijn bedreigd en dat de overval in vereniging is gepleegd acht de rechtbank eveneens strafverzwarend. Daarnaast weegt de rechtbank de impact die de overval op de slachtoffers heeft gehad als strafverzwarende factor. De rechtbank verwijst in dit verband in het bijzonder naar de diefstal van de identiteitskaart van [slachtoffer 1] met daarbij de mededeling ‘
Jullie wachten een kwartier met de politie te bellen. Zo niet dan weet ik je te vinden want ik heb je ID.’ Door deze uitspraak is blijkens de slachtofferverklaring van [slachtoffer 1] het slachtoffer zich ook in haar eigen huis onveilig gaan voelen.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij en zijn mededader geld nodig hadden om schulden af te betalen. Toen zij de avond voorafgaand aan de overval aan het chillen waren, was hun eerste gedachte om hiertoe een gewapende overval op de Aldi supermarkt te plegen. Deze gedachtegang bij de verdachte baart de rechtbank ernstige zorgen, nu de verdachte er kennelijk niet voor terugdeinst om voor zijn eigen financieel gewin een ernstig strafbaar feit te plegen en daarbij blijkbaar de legale alternatieven om aan geld te komen verwerpt.
Daar komt bij dat de verdachte na zijn aanhouding in eerste instantie geen openheid van zaken heeft willen geven, maar pas maanden later – na confrontatie met het belastende bewijs – een bekennende verklaring heeft afgelegd en verantwoordelijkheid voor zijn daden heeft genomen.
Strafverminderende factoren
De reclassering heeft in haar rapportage van 15 september 2020 beschreven dat het huidige reclasseringstoezicht, dat aan de verdachte in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis is opgelegd, goed verloopt. Het eerder opgelegde elektronisch toezicht is afgerond. De verdachte volgt een opleiding en werkt vier dagen per week. De verdachte heeft vaste inkomsten uit loon en er zijn geen betalingsachterstanden meer, iets wat eerder een risicofactor was voor nieuw delict gedrag. De toezichthouder van de verdachte schat in dat de verdachte de juiste intenties heeft met de keuzes die hij maakt. Toch lijkt het strafrechtelijk kader ook een rol te spelen in de motivatie om bepaalde keuzes te maken. Om zijn positieve keuzes en de stappen die hij hierin maakt te bestendigen is naar het oordeel van de reclassering het voortzetten van het reclasseringstoezicht en het volgen van een cognitieve vaardigheidstraining nodig. De reclassering schat het recidiverisico in als laag.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging voorts rekening met de jeugdige leeftijd van de verdachte en de omstandigheid dat hij een positieve wending aan zijn leven heeft gegeven.
Welke straf is passend?
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf.
De rechtbank acht, alles overwegende, de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden passend en geboden. De rechtbank zal een deel van deze straf, te weten 6 maanden, voorwaardelijk opleggen, niet alleen om de verdachte ervan te weerhouden zich wederom schuldig te maken aan strafbare feiten, maar ook om het opleggen van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd mogelijk te maken.

7.De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij van [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 2.500,-, bestaande uit immateriële schade.
De benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 2.500,-, bestaande uit immateriële schade.
De benadeelde partij Aldi Roermond B.V.
De benadeelde partij Aldi Roermond vordert een schadevergoeding van € 2.766,09, bestaande uit materiële schade.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De benadeelde partij van [slachtoffer 2]
De officier van justitie is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij voldoende is onderbouwd en dat de vordering voor gehele toewijzing gereed ligt, onder vermeerdering met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij [slachtoffer 1]
De officier van justitie is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij voldoende is onderbouwd en dat de vordering voor gehele toewijzing gereed ligt, onder vermeerdering met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij Aldi Roermond B.V.
De officier van justitie is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij voldoende is onderbouwd en dat de vordering voor gehele toewijzing gereed ligt, onder vermeerdering met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie is van oordeel dat alle kosten die door de Aldi zijn opgevoerd voor vergoeding in aanmerking komen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De benadeelde partij van [slachtoffer 2]
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden gematigd, nu de door de benadeelde partij aangehaalde uitspraak ter onderbouwing van de hoogte van het bedrag niet vergelijkbaar is met onderhavige strafzaak.
De benadeelde partij [slachtoffer 1]
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden gematigd, nu de door de benadeelde partij aangehaalde uitspraak ter onderbouwing van de hoogte van het bedrag niet vergelijkbaar is met onderhavige strafzaak.
De benadeelde partij Aldi Roermond B.V.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de schadeposten ‘Kosten draagtas’ en ‘Kosten telefoon Aldi Roermond B.V.’ gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat de schadeposten ‘Kosten gestolen autosleutels medewerkster’, ‘Kosten mobiele telefoon medewerkster’, ‘Kosten attentie medewerksters Aldi Roermond B.V.’ en ‘Kosten Stichting Doen’ niet voor vergoeding in aanmerking komen, nu een wettelijke grondslag voor de toekenning van deze schadeposten ontbreekt. De raadsman heeft in dit verband verwezen naar artikel 6:107a van het Burgerlijk Wetboek. Ten aanzien van de schadepost ‘Kosten Stichting Doen’ heeft de raadsman zich subsidiair op het standpunt gesteld dat de beoordeling van deze schadepost een onevenredige belasting van het strafproces oplevert.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij van [slachtoffer 2]
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade neemt de rechtbank
zondermeeraan dat de overval traumatisch voor [slachtoffer 2] is geweest. Hoewel door de benadeelde partij geen concrete gegevens ter onderbouwing van het verzoek tot immateriële schade zijn ingediend, zoals een rapport van een psycholoog, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een situatie waarin de aard en de ernst van de normschending met zich brengt dat de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De rechtbank is aldus van oordeel dat er immateriële schade is geleden door [slachtoffer 2] en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het door de verdachte gepleegde strafbaar feit. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor gehele toewijzing van het bedrag van € 2.500,- en de wettelijke rente over dit bedrag, te berekenen over de periode vanaf 14 augustus 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
De benadeelde partij [slachtoffer 1]
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade neemt de rechtbank
zondermeeraan dat de overval traumatisch voor [slachtoffer 1] is geweest. Hoewel door de benadeelde partij geen concrete gegevens ter onderbouwing van het verzoek tot immateriële schade zijn ingediend, zoals een rapport van een psycholoog, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een situatie waarin de aard en de ernst van de normschending met zich brengen dat de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De rechtbank is aldus van oordeel dat er immateriële schade is geleden door [slachtoffer 1] dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het door de verdachte gepleegde strafbaar feit. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor gehele toewijzing van het bedrag van € 2.500,- en de wettelijke rente over dit bedrag, te berekenen over de periode vanaf 14 augustus 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
De benadeelde partij Aldi Roermond B.V.
De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat door de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde strafbare feit materiële schade is geleden en dat deze schade ten aanzien van de schadeposten ‘Kosten draagtas’ met een totaalbedrag van € 1,39 en ‘Kosten telefoon Aldi Roermond B.V.’ met een totaalbedrag van € 44,95 het rechtstreeks gevolg is van het tenlastegelegde. De vernieling van de telefoon van Aldi is niet is tenlastegelegd maar de vernieling is wel tijdens de overval gepleegd hetgeen duidelijk uit het procesdossier volgt. Beide posten zijn voldoende onderbouwd en voor toewijzing vatbaar, onder vermeerdering van de wettelijke rente over dit bedrag, te berekenen over de periode vanaf 14 augustus 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Ten aanzien van de schadepost ‘Kosten attentie medewerksters Aldi Roermond B.V.’ is de rechtbank van oordeel dat deze schade geen rechtstreeks verband houdt met het bewezenverklaarde feit en ook niet onder zogenaamde verplaatste schade valt, waarover hierna meer. De vordering van de benadeelde partij zal ten aanzien van deze schadepost worden afgewezen.
Ten aanzien van de schadepost ‘Kosten Stichting Doen’ is de rechtbank van oordeel dat de vordering op dit punt onvoldoende is onderbouwd. Er is enkel een factuur overgelegd en niet geheel duidelijk is waarop deze factuur ziet. De benadeelde partij zal ten aanzien van deze schadepost niet-ontvankelijk worden verklaard.
Ten aanzien van de schadeposten ‘Kosten gestolen autosleutels medewerkster’ en ‘Kosten mobiele telefoon medewerkster’ overweegt de rechtbank als volgt. Artikel 51f lid 1 Sv schrijft voor dat alleen degene die rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het strafbare feit zich kan voegen als benadeelde partij. Sinds 1 januari 2019 is in artikel 51 f lid 2 Sv juncto artikel 6:107 onder a BW opgenomen dat ook derden zich als benadeelde partij kunnen voegen als er sprake is van geestelijk of lichamelijk letsel van het slachtoffer en wel voor kosten die de derde ten behoeve van slachtoffer heeft gemaakt en die het slachtoffer ook zelf had kunnen
claimen (zogenaamdeverplaatste schade).
De slachtoffers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zijn door het bewezenverklaarde feit aangetast in hun persoon en hebben hierdoor geestelijk letsel opgelopen. De kosten die Aldi Roermond B.V. heeft gemaakt komen daardoor als verplaatste schade in aanmerking voor vergoeding, voor zover het kosten betreft die de slachtoffers ook zelf gemaakt zouden hebben als gevolg van het bewezenverklaarde feit. De kosten voor vervanging van de kapotte mobiele telefoon en vervanging van de autosleutels zijn een rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde feit, en zouden indien de Aldi deze kosten niet voor haar rekening had genomen eveneens door de slachtoffers geclaimd kunnen worden. Deze vorderingen zal de rechtbank dan ook toewijzen. De rechtbank ziet geen aanleiding de kosten te matigen naar de dagwaarde van de telefoon, en zal deze schadeposten in zijn geheel toewijzen, te weten € 162,92 voor de vervanging van de autosleutel en € 749,69 voor de mobiele telefoon, onder vermeerdering van de wettelijke rente over dit bedrag, te berekenen over de periode vanaf 14 augustus 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Nu de mededader [medeverdachte] ten aanzien van de drie benadeelde partijen tot vergoeding van dezelfde schade wordt veroordeeld, zijn zij hoofdelijk aansprakelijk voor de vergoeding van de schade op grond van artikel 6:102 BW.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat de het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 2 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
  • stelt de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
a. De verdachte meldt zich binnen 3 dagen na het ingaan van de proeftijd bij zijn toezichthouder van Reclassering Nederland. De verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
b. De verdachte neemt actief deel aan de gedragsinterventie Cova of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
  • geeft aan Reclassering Nederland de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 2] , van een bedrag van 2.500 euro, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
14 augustus 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening, in dier voege, dat in zoverre dit bedrag door een van zijn mededaders geheel of gedeeltelijk is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van deze betalingsverplichting;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot
op nihil;
  • veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten;
  • legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het
slachtoffer [slachtoffer 2] van een bedrag van 2.500 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 augustus 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening, en in dier voege, dat in zoverre dit bedrag door een van zijn mededaders geheel of gedeeltelijk is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van deze betalingsverplichting;
  • bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 35 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de
staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te
vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot
betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in
zoverre komt te vervallen;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1] , van een bedrag van 2.500 euro, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 augustus 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening, in dier voege, dat in zoverre dit bedrag door een van zijn mededaders geheel of gedeeltelijk is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van deze betalingsverplichting;
  • veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot
op nihil;
  • veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten;
  • legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het
slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van 2.500 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 augustus 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening, en in dier voege, dat in zoverre dit bedrag door een van zijn mededaders geheel of gedeeltelijk is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van deze betalingsverplichting;
  • bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 35 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de
staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te
vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot
betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in
zoverre komt te vervallen;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij Aldi Roermond B.V. gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij, Aldi Roermond B.V., van een bedrag van 958,95 bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 augustus 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening, in dier voege, dat in zoverre dit bedrag door een van zijn mededaders geheel of gedeeltelijk is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van deze betalingsverplichting;
  • wijst de vordering ten aanzien van de schadepost ‘Kosten attentie medewerksters Aldi Roermond B.V.’ af;
  • verklaart de benadeelde partij ten aanzien van de schadepost ‘Kosten Stichting Doen’ niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot
op nihil;
  • veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten;
  • legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het
slachtoffer Aldi Roermond B.V. van een bedrag van 958,95, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 augustus 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening, en in dier voege, dat in zoverre dit bedrag door een van zijn mededaders geheel of gedeeltelijk is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van deze betalingsverplichting;
  • bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 19 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de
staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te
vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot
betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in
zoverre komt te vervallen;
Voorlopige hechtenis
- heft op de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. J.M.A. van Atteveld, voorzitter,
mr. A.M. Koster-van der Linden en mr. I.E. Lemmers, rechters, in tegenwoordigheid van
mr. K.J.M. Feron-Voncken, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 30 oktober 2020.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 14 augustus 2019, te Weert, in een supermarkt genaamd Aldi, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Aldi supermarkt en/of een identiteitsbewijs en/of een of meerdere (auto)sleutel(s) geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of een telefoon geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een (grote) hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Aldi supermarkt en/of een identiteitsbewijs en/of een of meerdere (auto)sleutel(s) geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of een telefoon geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij verdachte en/of zijn mededader(s),
- voorzien van een pistool, in ieder geval een vuurwapen, en/of handschoenen en/of bivakmutsen, in ieder geval gezichtsbedekkende kleding en/of donkere kleding naar voornoemde supermarkt is/zijn gegaan en/of
- aan de voorzijde van die supermarkt die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben benaderd en/of heeft/hebben gezegd: "Doe maar rustig aan, er gebeurt jullie niets, maak de deur open!”, in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gedwongen de winkel binnen te lopen en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gedwongen een of meerdere deuren te openen en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gedwongen naar het kantoor te lopen en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gedwongen om de kluis te openen en/of
- aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (op dreigende toon) heeft/hebben gevraagd waar de briefjes van vijftig waren en/of
- aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (op dreigende toon) heeft/hebben gevraagd naar haar telefoon en/of haar autosleutels en/of
- tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (op dreigende toon) heeft/hebben geschreeuwd: “Jullie wachten een kwartier met de politie te bellen. Zo niet dan weet ik je te vinden want ik heb je ID. En denk eraan, we zijn echt lief voor jullie geweest.”.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie, Districtsrecherche Noord- en Midden-Limburg, proces-verbaalnummer LB1R019101-33, gesloten d.d. 18 oktober 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 226 en het Aanvullend proces-verbaal op einddossier, gesloten d.d. 22 januari 2020, doorgenummerd van pagina 227 tot en met 256.
2.Proces-verbaal van aangifte door [aangever] namens Aldi Roermond B.V. d.d. 19 augustus 2019, pagina’s 122 tot en met 124.
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 14 augustus 2019, pagina’s 110 tot en met 116.
4.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] d.d. 14 augustus 2019, pagina’s 117 tot en met 121.