ECLI:NL:RBLIM:2020:8373

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 oktober 2020
Publicatiedatum
29 oktober 2020
Zaaknummer
AWB 20/795
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit tot aanwijzing gemeentelijke monumenten

In deze zaak heeft eiseres, de Stichting tot behoud van het negentiende en twintigste-eeuwse cultuurgoed in Nederland en tot ondersteuning van het Cuypersgenootschap, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Kerkrade. Eiseres had verzocht om verschillende objecten als gemeentelijk monument aan te wijzen, maar het college heeft niet binnen de wettelijk gestelde termijn beslist. Partijen zijn het erover eens dat de beslissing te laat is genomen, waardoor het beroep kennelijk gegrond is. De rechtbank heeft het niet tijdig nemen van een besluit vernietigd en bepaald dat verweerder binnen twintig weken na de uitspraak een besluit moet nemen op het verzoek van eiseres. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat verweerder in gebreke blijft, met een maximum van € 15.000,-. De uitspraak is gedaan op 30 oktober 2020 en de griffierecht van € 354,- moet door verweerder aan eiseres worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/795

beslissing van de enkelvoudige kamer van 30 oktober 2020 in de zaak tussen

Stichting tot behoud van het negentiende en twintigste-eeuwse cultuurgoed in Nederland en tot ondersteuning van het Cuypersgenootschap, statutair gezeteld in Maasgouw, eiseres
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Kerkrade, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het verzoek van het bestuur van het Cuypersgenootschap om een aantal panden en een standbeeld in de gemeente Kerkrade als gemeentelijk monument aan te wijzen.

Overwegingen

Vaststaande feiten
1. Het bestuur van het Cuypersgenootschap heeft verweerder op 10 juli 2017 verzocht de panden aan de [adres 1] , [adres 2] ,
[adres 3] en [adres 4] in [plaats] en [naam 1] of [naam 2] op de [adres 5] in [plaats] als gemeentelijk monument aan te wijzen. Bij brief van 13 augustus 2018 heeft het bestuur van het Cuypersgenootschap verweerder in gebreke gesteld. Tussen verzoek en ingebrekestelling en tussen ingebrekestelling en beroep is er van de zijde van het Cuypersgenootschap regelmatig naar de voortgang van de procedure geïnformeerd.
De ontvankelijkheid van het beroep
2. Volgens de website van het Cuypersgenootschap bestaat het uit een vereniging en een stichting (eiseres) en heeft het één bestuur. Volgens de statuten van eiseres vertegenwoordigt het bestuur haar. De rechtbank gaat er daarom en omdat het verzoek en de ingebrekestelling op briefpapier van eiseres zijn ingediend, van uit dat het verzoek en de ingebrekestelling door het bestuur namens eiseres zijn ingediend. De rechtbank leidt uit de bij het beroepschrift gevoegde machtiging af dat het beroep is ingediend namens eiseres. Eiseres kan daarom in beroep worden ontvangen.
De verdere beoordeling van het beroep
3. Partijen zijn het erover eens dat niet op tijd op het verzoek is beslist. Verder onderzoek is daarom niet nodig. De rechtbank sluit het onderzoek dan ook en doet deze uitspraak op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep is kennelijk gegrond. Het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit zal worden vernietigd.
De beslistermijn en de nadere dwangsom
4. De rechtbank zal daarbij bepalen binnen welke termijn verweerder alsnog een besluit op het verzoek bekend dient te maken. De rechtbank overweegt daarover het volgende.
4.1
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Monumentenverordening 2004 van de gemeente van verweerder (de monumentenverordening) kan verweerder al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een monument aanwijzen als gemeentelijk monument. Ingevolge het tweede lid vraagt verweerder advies aan de monumentencommissie voordat hij beslist. Alleen in spoedeisende gevallen hoeft verweerder dat niet te doen.
Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de monumentenverordening, adviseert de monumentencommissie binnen acht weken na ontvangst van het verzoek van verweerder. Ingevolge het tweede lid, beslist verweerder binnen twaalf weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie, maar in elk geval binnen twintig weken na de adviesaanvraag.
4.2
De rechtbank stelt voorop dat eiseres, gelet op haar statutaire doelstellingen, waaronder het beschermen van monumenten in de breedste zin van het woord, hieronder begrepen het voeren van procedures als deze, is aan te merken als belanghebbende in de zin van artikel 3, eerste lid, van de monumentenverordening. Gesteld noch gebleken is dat sprake is van een spoedeisend geval als bedoeld in het tweede lid van dit artikel. Verweerder moest daarom advies vragen aan de monumentencommissie. Verweerder heeft dat op
22 april 2020 ook gedaan. Gebleken is dat de benoeming van de commissieleden is verlopen en de herbenoeming pas plaatsvindt op 20 of 27 oktober 2020. Met het gevraagde advies is dus nog geen aanvang gemaakt, terwijl de maximale termijn van twintig weken waarin verweerder ingevolge artikel 4, tweede lid, van de monumentenverordening na adviesaanvraag dient te beslissing inmiddels is verstreken. Verder is gebleken dat verweerder verzoekt om een beslistermijn gelijk aan de termijn in artikel 4, tweede lid, van de monumentenverordening en dat eiseres zich kan vinden in een maximale termijn van acht weken om de monumentencommissie in de gelegenheid te stellen om te adviseren en een maximale termijn van twaalf weken om verweerder vervolgens de gelegenheid te geven op het verzoek te beslissen en dus in de maximale termijn van twintig weken die verweerder op grond van artikel vier, tweede lid, van de monumentenverordening na adviesaanvraag heeft. De rechtbank zal daarom bepalen dat verweerder binnen twintig weken een besluit op het verzoek bekend dient te maken. Deze termijn van twintig weken gaat in op 28 oktober 2020, de datum waarop de benoeming van alle commissieleden heeft plaatsgehad, en eindigt op
16 maart 2021. De rechtbank zal aan de uitspraak een nadere dwangsom verbinden voor iedere dag dat verweerder in gebreke blijft de uitspraak na te leven van € 100,- per dag met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank ziet in de door verweerder aangehaalde omstandigheid, dat advies is gevraagd aan de monumentencommissie en het besluitvormingsproces daarmee in gang is gezet, geen reden een lagere dwangsom aan de uitspraak te verbinden, reeds omdat verweerder met deze uitspraak nog eens de maximale beslistermijn krijgt die hij ingevolge artikel 4, tweede lid, van de monumentenverordening na adviesaanvraag heeft.
Griffierecht
5. Omdat het beroep gegrond is zal de rechtbank bepalen dat verweerder het griffierecht vergoedt dat eiseres voor de behandeling van het beroep heeft moeten betalen.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
- bepaalt dat verweerder uiterlijk op 16 maart 2021 een besluit op het verzoek van eiseres bekend maakt;
- verbindt aan deze uitspraak een nadere dwangsom van € 100,- per dag met een maximum van € 15.000,- voor elk dag dat verweerder in gebreke blijft de uitspraak na te leven;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht
van € 354,- vergoedt.
.
Deze beslissing is gedaan door mr. N.J.J. Derks-Voncken, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.W.C.M. Frings, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2020.
De griffier is niet in de gelegenheid de uitspraak te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:30 oktober 2020

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.