ECLI:NL:RBLIM:2020:8360

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 oktober 2020
Publicatiedatum
29 oktober 2020
Zaaknummer
8767575 \ CV EXPL 20-4538
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake vordering tot betaling door zorgverzekeraar met betrekking tot nakosten en btw

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 28 oktober 2020, is de naamloze vennootschap VGZ ZORGVERZEKERAAR N.V., gevestigd te Arnhem, als eisende partij opgetreden, vertegenwoordigd door Inkassier Gerechtsdeurwaarders & Incasso. De gedaagde partij, die in persoon procedeerde, heeft zijn woonadres niet volledig vermeld. De procedure is gestart met een dagvaarding en een schriftelijke weergave van het mondelinge antwoord. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding voldoet aan de vereisten van artikel 111 lid 2 onder d Rv en artikel 21 Rv, waarbij de eisende partij de relevante feiten volledig en naar waarheid heeft aangevoerd.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde partij vermoedelijk een consument is en dat de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht van toepassing zijn, ook al is daar niet om gevraagd. Echter, er zijn geen schendingen van deze bepalingen vastgesteld. De vordering van de eisende partij, die bestond uit een hoofdsom van € 812,29, vervallen rente van € 11,09 en buitengerechtelijke incassokosten van € 147,43, werd door de kantonrechter toegewezen, maar de eisende partij heeft de vordering beperkt tot € 500,00.

De gedaagde partij werd veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op € 301,09. De kantonrechter heeft ook de gevorderde nakosten toegewezen, maar de btw over deze nakosten werd afgewezen omdat hiervoor geen wettelijke grondslag bestaat. De kantonrechter merkte op dat er geen ruimte was voor een betalingsregeling zoals gewenst door de gedaagde partij, en dat deze zich tot de eisende partij moest wenden voor een dergelijke regeling. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8767575 \ CV EXPL 20-4538
Vonnis van de kantonrechter van 28 oktober 2020
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
VGZ ZORGVERZEKERAAR N.V.,
gevestigd te Arnhem,
eisende partij,
gemachtigde Inkassier Gerechtsdeurwaarders & Incasso,
tegen:
[gedaagde],
wonende [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de schriftelijke weergave van het mondelinge antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Op grond van artikel 111 lid 2 onder d Rv dient de dagvaarding de eis en de gronden daarvan te vermelden en op grond van artikel 21 Rv dient eisende partij de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren.
2.2.
De kantonrechter is van oordeel dat de dagvaarding aan de voormelde vereisten voldoet.
2.3.
Gedaagde partij is een consument, althans wordt vermoed een consument te zijn.
Op grond van de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, dient de rechter de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht ook toe te passen als daar niet om gevraagd is (‘ambtshalve toepassing’).
2.4.
De kantonrechter is van oordeel dat in deze zaak geen beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht zijn geschonden.
2.5.
De vordering is als volgt samengesteld:
  • € 812,29 aan hoofdsom
  • € 11,09 aan vervallen rente
  • € 147,43 aan buitengerechtelijke incassokosten inclusief btw.
2.6.
Uit het antwoord van gedaagde partij is de kantonrechter gebleken dat de vordering van eisende partij niet althans onvoldoende wordt betwist. De vordering dient daarom te worden toegewezen.
2.7.
Nu eisende partij om haar moverende redenen de vordering, onder reserve van rechten op invordering van het restant, heeft beperkt tot € 500,00, zal dit bedrag worden toegewezen.
2.8.
Gedaagde partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 105,09
  • griffierecht € 124,00
  • salaris gemachtigde €
totaal € 301,09
2.9.
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen overeenkomstig de richtlijnen van het LOVCK&T en worden begroot op een half salarispunt conform het liquidatietarief proceskosten aan nakosten salaris. De gevorderde btw over de nakosten zal, voor zover die nakosten zien op het salaris gemachtigde, worden afgewezen nu hiervoor geen wettelijke grondslag bestaat.
2.10.
Ten overvloede merkt de kantonrechter op dat voor het treffen van de door gedaagde partij gewenste betalingsregeling in het kader van deze procedure geen plaats is. Gedaagde partij dient zich daartoe tot eisende partij te wenden.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 19 augustus 2020 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt gedaagde partij in de kosten van de procedure aan de zijde van eisende partij gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € 301,09,
3.3.
veroordeelt gedaagde partij onder de voorwaarde dat deze niet binnen twee weken na aanschrijving door eisende partij volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 36,00 aan salaris gemachtigde,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, dit bedrag te vermeerderen met de hierover verschuldigd zijnde btw,
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken.
type: JEC