ECLI:NL:RBLIM:2020:8357

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 oktober 2020
Publicatiedatum
29 oktober 2020
Zaaknummer
8704435 \ CV EXPL 20-3884
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en veroordeling tot ontruiming en betaling van huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter op 28 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting Stichting Wonen Limburg, eisende partij, en een gedaagde partij die in persoon procedeerde. De eisende partij vorderde onder andere de ontbinding van de huurovereenkomst en veroordeling van de gedaagde partij tot ontruiming van het gehuurde. De gedaagde partij had een huurachterstand van € 4.333,39 opgebouwd en had niet meer gereageerd na een verzoek om uitstel. De kantonrechter oordeelde dat de dagvaarding voldeed aan de wettelijke vereisten en dat de gedaagde partij als consument werd beschouwd, wat betekende dat de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht van toepassing waren. De kantonrechter concludeerde dat er geen schending van deze bepalingen was en dat de vorderingen van de eisende partij grotendeels toewijsbaar waren. De kantonrechter ontbond de huurovereenkomst, veroordeelde de gedaagde partij tot ontruiming binnen twee weken en tot betaling van de huurachterstand en bijkomende kosten. De gedaagde partij werd ook veroordeeld in de proceskosten, die op € 781,96 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8704435 \ CV EXPL 20-3884
Vonnis van de kantonrechter van 28 oktober 2020
in de zaak van:
de stichting
STICHTING WONEN LIMBURG,
gevestigd te Roermond,
eisende partij,
gemachtigde P.M.F. Otten,
tegen:
[gedaagde],
wonende [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- het verzoek om uitstel van gedaagde partij.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Gedaagde partij heeft, na verkregen uitstel niet meer geantwoord.
2.2.
Op grond van artikel 111 lid 2 onder d Rv dient de dagvaarding de eis en de gronden daarvan te vermelden en op grond van artikel 21 Rv dient eisende partij de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren.
2.3.
De kantonrechter is van oordeel dat de dagvaarding aan de voormelde vereisten voldoet.
2.4.
Gedaagde partij is een consument, althans wordt vermoed een consument te zijn. Op grond van de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, dient de rechter de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht ook toe te passen als daar niet om gevraagd is (‘ambtshalve toepassing’).
2.5.
De kantonrechter is van oordeel dat in deze zaak geen beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht zijn geschonden.
2.6.
Eisende partij vordert - samengevat -:
1. de huurovereenkomst tussen partijen te ontbinden met veroordeling van gedaagde partij het gehuurde te verlaten en te ontruimen,
2. gedaagde partij te veroordelen om aan eisende partij betalen:
- de verschuldigde som ad € 2.218,98, te vermeerderen met rente,
- als huur c.q. gebruiksvergoeding een bedrag ad € 630,42 per maand vanaf 1 september 2020 tot de ontruiming,
- de kosten van het geding.
2.7.
Eisende partij stelt dat gedaagde partij de woonruimte, staande en gelegen te [woonplaats] aan de [adres] , tegen een huurprijs van € 630,42 per maand steeds bij vooruitbetaling te voldoen van haar huurt.
2.8.
Gedaagde partij heeft tot en met augustus 2020 een achterstand van € 4.333,39 laten ontstaan in haar huurbetalingsverplichting jegens eisende partij. Voorts stelt eisende partij dat gedaagde partij aan haar een vergoeding van € 675,59 voor buitengerechtelijke kosten inclusief btw verschuldigd is. Naar aanleiding van de aanmaningen heeft eisende partij een bedrag van € 2.790,00 in mindering ontvangen.
2.9.
De achterstand vormt een tekortkoming die de onmiddellijke ontbinding van de huurovereenkomst en de veroordeling van gedaagde partij tot ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt met dien verstande dat er een redelijke ontruimingstermijn van twee weken gehanteerd zal moeten worden.
2.10.
De vordering tot betaling van huur c.q. gebruiksvergoeding voor iedere maand die vanaf 1 september 2020 is ingegaan tot de datum van ontruiming en evenals de gevorderde wettelijke rente staan als niet weersproken tussen partijen vast en behoren als onvoldoende betwist te worden toegewezen.
2.11.
Eisende partij maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim op/na 1 juli 2012 is ingetreden.
De door eisende partij verzonden aanmaning voldoet niet aan de in artikel 6:96 lid 6 BW gestelde eisen, nu daarin een lager bedrag is genoemd dan het bedrag waarop het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten in dit geval recht geeft. Door deze afwijking is de gedaagde partij echter niet in haar belangen geschaad. De gevorderde buitengerechtelijke kosten worden daarom slechts toegewezen tot het in de aanmaning genoemde bedrag groot € 397,97 inclusief btw.
2.12.
Gedaagde partij zal worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 102,96
  • griffierecht € 499,00
  • salaris gemachtigde €
totaal € 781,96

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
ontbindt de bestaande huurovereenkomst met betrekking tot het gehuurde, staande en gelegen te [woonplaats] , aan de [adres] ,
3.2.
veroordeelt gedaagde partij, om binnen twee weken na betekening van dit vonnis het gehuurde met personen en zaken te ontruimen en met afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van eisende partij te stellen,
3.3.
veroordeelt gedaagde partij voorts om aan eisende partij tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen de somma van € 1.941,36, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 5 augustus 2020 tot de dag van volledige betaling,
3.4.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij te betalen een vergoeding gelijk aan de huurprijs van € 630,42 voor elke ingegane maand met ingang van 1 september 2020 tot en met de maand waarin gedaagde partij het gehuurde heeft ontruimd,
3.5.
veroordeelt gedaagde partij in de kosten van de procedure aan de zijde van eisende partij gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € 781,96,
3.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken.
type: JEC