Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
[handelsnaam], in hoedanigheid van bewindvoerder over de (toekomstige) goederen van
[naam onderbewindgestelde],
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
€ 144,00(2 x tarief € 72,00)
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 28 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen VGZ Zorgverzekeraar N.V. en de bewindvoerder van een onderbewindgestelde. De eisende partij, VGZ, vorderde betaling van een bedrag van € 500,00 aan hoofdsom, vermeerderd met wettelijke rente, wegens een betalingsachterstand in de zorgverzekeringsovereenkomst. De bewindvoerder erkende de vordering, maar voerde aan dat er een betalingsregeling was getroffen en dat er andere vorderingen waren die eerst moesten worden afgelost. De kantonrechter oordeelde dat de vordering van VGZ toewijsbaar was, aangezien de bewindvoerder de vordering niet had betwist. De kantonrechter veroordeelde de bewindvoerder tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente en proceskosten. De kosten aan de zijde van VGZ werden begroot op € 373,09. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders gevorderde is afgewezen.