ECLI:NL:RBLIM:2020:832

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 februari 2020
Publicatiedatum
4 februari 2020
Zaaknummer
03.142363.19
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting van een verstandelijk beperkte vrouw door een marktkoopman met een voorwaardelijke gevangenisstraf

Op 4 februari 2020 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 46-jarige marktkoopman, die beschuldigd werd van verkrachting. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 25 mei 2017, waarbij de verdachte een verstandelijk beperkte vrouw van 42 jaar heeft verkracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de vrouw onder druk heeft gezet door haar te beloven dat ze een naaisetje zou krijgen in ruil voor seksuele handelingen. De verdachte ontkende de beschuldigingen en stelde dat de vrouw instemde met de handelingen. De rechtbank oordeelde echter dat er voldoende bewijs was voor de verkrachting, onder andere door de verklaringen van de slachtoffers en getuigen, en de omstandigheden waaronder de feiten plaatsvonden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van een tweede ten laste gelegd feit, omdat er onvoldoende bewijs was voor de verkrachting van een andere vrouw. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de kwetsbaarheid van het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03.142363.19
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 4 februari 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1973,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
Verdachte wordt bijgestaan door mr. J.K.T. Schoffelen, advocaat kantoorhoudende te Roermond.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 21 januari 2020. Verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:[slachtoffer 1] heeft verkracht, althans heeft aangerand;
Feit 2:[slachtoffer 2] heeft verkracht.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de onder feit 1 primair en feit 2 ten laste gelegde verkrachtingen wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
De officier van justitie wijst op het overzichtsarrest van de Hoge Raad van 18 mei 2010 met betrekking tot het bewijs in zedenzaken. Ten aanzien van feit 1 primair neemt zij de volgende feitelijke omstandigheden in aanmerking. Aangeefster is direct na het feit naar het politiebureau gegaan om aangifte te doen en om een forensisch medisch onderzoek te ondergaan. De wijkagent(e) bevestigt dat aangeefster op dat moment emotioneel was. Tot de dag van vandaag heeft verdachte ontkent. Verdachte erkent pas op zitting dat hij het slachtoffer heeft gelikt aan en bij de vagina, waarbij hij stelt dat dit gebeurde met toestemming van het slachtoffer. De officier van justitie gaat uit van de verklaring van het slachtoffer dat er geen sprake was van instemming.
Ten aanzien van feit 2 wijst de officier van justitie op de volgende omstandigheden. Uit de aangifte gedaan door [betrokkene 1] , de mentor van het slachtoffer, en de bijgevoegde notitie van ‘disclosure’ getuige [getuige 1] volgt dat [slachtoffer 2] emotioneel was. In het studioverhoor van [slachtoffer 2] noemt zij feiten die ook in andere stukken worden genoemd, zoals het busje van de verdachte en de blauwe matras in dat busje. De verbalisant merkt op dat aangeefster huilt tijdens het afleggen van de verklaring en dat zij emotioneel is. Ook verklaren twee getuigen, [getuige 2] en [getuige 3] , dat een marktkoopman die naaimachientjes verkoopt onheuse voorstellen doet. Het slachtoffer had bij thuiskomst een naaimachientje bij zich dat alleen van de marktkraam van verdachte afkomstig kan zijn.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman bepleit dat verdachte vrijgesproken dient te worden van de ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van feit 1 primair bepleit de raadsman dat er geen sprake is van (voorwaardelijk) opzet. Aangeefster zocht (seksuele) toenadering en verdachte heeft seksuele handelingen verricht met volledige instemming en medewerking van aangeefster. Aangeefster verklaart zelf dat toen zij “nee” zei, verdachte direct gestopt is en dat hij daarna gevraagd heeft om nog eens af te spreken. Gelet op het DNA onderzoek is er voldoende wettig bewijs, maar geen overtuigend bewijs voor verkrachting. De verklaring van verdachte wordt niet weerlegd door de bewijsmiddelen en kan daarom niet zonder meer als ongeloofwaardig terzijde te schuiven. Verdachte ontkende aanvankelijk omdat hij wilde verbergen dat hij vreemd ging. De eerdere ontkenning van verdachte kan dus niet als steunbewijs worden gebruikt.
Ten aanzien van feit 2 bepleit de raadsman dat het DNA van verdachte niet op de bh van aangeefster is aangetroffen. Wel is het DNA van twee andere, onbekende mannen aangetroffen. De verklaring van [getuige 1] kan niet worden gebruikt als bewijs, omdat deze niet overeen komt met de verklaring van aangeefster, bijvoorbeeld op het punt of aangeefster bij thuiskomst een kussen bij zich had. De verklaring van [getuige 2] kan ook niet als bewijs gebruikt worden, omdat zij niet gehoord wil worden en er te veel onduidelijkheid bestaat over haar verklaring. De foto die van verdachte op de markt in zijn marktkraam is gemaakt, is door iemand anders dan aangeefster gemaakt op basis van een onduidelijke locatiebeschrijving. Deze foto is daarna niet ter verificatie aan aangeefster voorgelegd. De verklaring van aangeefster komt niet overeen met de verklaring van verdachte. Verdachte heeft haar op de markt gezien maar ontkent het ten laste gelegde. Verdachte zou, volgens aangeefster, een blanke man zijn met ogen die lijken op die van een Chinees. Die beschrijving past niet bij verdachte. De raadsman stelt dat verdachte tijdens zijn verhoor op 3 oktober 2018 niet in aanwezigheid van een tolk is gehoord wat verklaart dat verdachte thans anders verklaart.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleiding.
Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan het bewijs dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige naar voren gebrachte feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in een ander bewijsmiddel. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden. Dit vergt een beoordeling in het concrete geval. De vereiste steun kan niet, althans niet uitsluitend, worden gevonden in een onderbouwing van de betrouwbaarheid van de getuigenverklaring; met het bezigen van verklaringen van personen ten overstaan van wie de getuige zijn/haar relaas heeft gedaan of van verklaringen waaruit blijkt dat er bij de getuige bepaalde emoties zijn waargenomen, wordt niet aan de bewijsminimumregel voldaan. Er is dan immers nog steeds sprake van slechts één informatiebron. Aan de bewijsminimumregel wordt wel voldaan als de verklaring van - in dit geval aangeefster – op specifieke punten steun vindt in ander bewijsmateriaal zodat die verklaring als het ware is ingebed in een concrete delictscontext die bevestiging vindt uit andere bron.
Feit 1 primair en subsidiair:
De rechtbank overweegt het volgende.
[slachtoffer 1] heeft op 17 mei 2018 aangifte gedaan van aanranding door, naar later is gebleken, verdachte. Aangeefster had zich de dag ervoor bij het gemeentehuis gemeld om navraag te doen naar de identiteit van verdachte, heeft daar haar verhaal gedaan en is vervolgens door een medewerkster van de gemeente doorverwezen naar de politie. Diezelfde dag heeft aangeefster een forensisch medisch onderzoek laten verrichten.
Verdachte heeft ter zitting onder meer verklaard dat hij die dag bij aangeefster thuis is geweest, zij daartoe het initiatief heeft genomen en met de door hem verrichte (seksuele) handelingen heeft ingestemd.
Zoals hierboven overwogen kan het bewijs dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan,
niet uitsluitend worden aangenomen op grond van de verklaring van aangeefster.
De rechtbank overweegt dat de lezingen van wat zich die bewuste dag tussen aangeefster en verdachte zou hebben afgespeeld, verschillend zijn.
De bevindingen neergelegd in het NFI rapport van 7 januari 2019 bevestigen dat DNA van verdachte op de venusheuvel van aangeefster is aangetroffen. Deze bevindingen bieden steun voor de verklaring van aangeefster dat er seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. Deze bevindingen kunnen evenwel geen steun bieden voor de door aangeefster gestelde dwang.
In het dossier bevindt zich geen ander bewijsmiddel die de verklaring van aangeefster op dit significante punt voldoende kan ondersteunen. De verklaring van aangeefster dat zij emotioneel was toen zij haar verhaal deed ten overstaan van een medewerkster van het gemeentehuis, is daartoe onvoldoende. Het betreft immers de verklaring van aangeefster. Een relaas of verklaring van een wijkagente over de emotionele toestand van aangeefster waarnaar de officier van justitie heeft verwezen, heeft de rechtbank niet in het dossier aangetroffen. Mogelijk heeft de officier van justitie gedoeld op de opmerking van de verbalisant dat aangeefster begint te huilen als zij in oktober 2018 met een foto van verdachte wordt geconfronteerd omdat het haar naar eigen zeggen meer aangrijpt dan ze had gedacht. Zoals hierboven reeds aangegeven is dat onvoldoende om aan de bewijsminimumregel te voldoen.
Wegens gebrek aan bewijs zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder feit 1 tenlastegelegde.
Ten aanzien van feit 2:
Bewijsmiddelen [1]
[slachtoffer 2]is verhoord en verklaarde het volgende, zakelijk weergegeven.
Ik was bij de braderie (de rechtbank begrijpt: op 25 mei 2017 te Hoensbroek), bij een kraampje. Daar kon je naaidingen kopen. De man vroeg of ik dat wilde kopen. Ik zei: 'Ik heb geen geld'. De man zei: “Voor een kusje, mag je het hebben”. De man nam mij heimelijk mee naar het busje en daar gaf hij een kus.
De verbalisant merkt op dat [slachtoffer 2] begint te huilen. [slachtoffer 2] verklaart ` verder:
Hij deed de bh omhoog, hij deed me pijn, ik voelde zijn tanden. Ik moest hem 3 keer pijpen. Toen mocht ik van hem gaan. (…) Ik ging in de bus zitten, hij deed de schuifdeur dicht, niet helemaal, maar zodat niemand het kon zien. In de bus lag een blauwe matras en wat spullen van hem zelf. (…) Ik heb één keer getongzoend. (…) Ik dacht: 'hij geeft gewoon een kus, maar toen deed hij zijn tong in mijn mond'. Ik zat op het matras en hij zei: “Ga liggen”. Hij kwam met zijn hoofd boven op me en deed zijn tong in mijn mond. Ik lag, maar toen hij de tongzoen gaf, werd ik bang. (…) Ik zei toen hij van me af ging: “Ik ben bang”. Hij zei: “Ja ik wil nog een kusje voor een tientje”. Ik zei: “Ik ben bang”. Toen deed hij mijn bh omhoog en toen gaf hij me een kus op mijn linkerborst, op de tepel, ik voelde zijn tanden. (…) Hij deed de bh omhoog, half zeg maar. (…) Hij zei: “ [slachtoffer 2] , wil je een kusje op geven, dan krijg je de naai.... dat was op zijn piemel, die moest ik in de mond nemen”. Hij zei: “ [slachtoffer 2] , neem die in de mond”. Toen deed ik dat, en toen nog een keer en nog een keer. Heel kort omdat ik bang was. Ik zei dat ik bang was. Hij zei dat ik niet bang hoefde te zijn. Het is vrij normaal, zei hij. Ik vond het niet normaal. Ik dacht: “Ik word misbruikt.” (…) Zijn piemel ging in mijn mond, drie keer. (…) Ik heb een tientje en een naaisetje gekregen. (…) Hij ging liggen, hij pakte mij op mijn hoofd, toen ging het wat dieper. Hij zei dat ik het dieper in de mond moest doen, tweede keer. Ik zat en die man zei: “Doe maar, doe maar en toen heb ik het toch maar gedaan”. (…) Dat met mijn hoofd deed hij bij de tweede keer, en bij de derde keer ook, langer in de mond. (…) De leiding van de woonvorm weet wat is gebeurd. Die heb ik het als eerste verteld. (…) Hij verkocht alleen naaisetjes. [2]
[getuige 1]is gehoord als getuige en verklaart het volgende, zakelijk weergegeven.
Ik ben senior cliënt begeleider bij stichting Pergamijn. (…) [slachtoffer 2] zit op een ontwikkelingsleeftijd tussen de 7 en 12 jaar oud. (…) [slachtoffer 2] kwam op 25 mei 2017 rond 18.15 à 18.30 uur thuis van de braderie. (…) Ze vertelde dat ze over de braderie liep en dat ze een mooi naaisetje had zien liggen. De man achter de kraam had gevraagd of ze het mooi vond maar ze had verteld dat ze geen geld had. De man in de kraam had gezegd dat hij een kusje achter de tent wilde en dat zij dat dan mocht hebben. (…) Ze had het kusje achter de tent gekregen van die man op haar wang en daarna vroeg hij haar mee het busje in. Toen kreeg ze een kus op haar mond met zijn tong. Toen heeft [slachtoffer 2] gezegd: "Is dit genoeg? Ik ben bang van je". Toen zei [slachtoffer 2] dat die man haar bh omhoog had gedaan en haar op de borst had gekust. En toen had die man gezegd "ik geef je 10 euro als je mijn piemel in de mond doet". [slachtoffer 2] had toen gezegd: "Ik ben al een keer misbruikt" waarop die man had gezegd dat hij dat niet deed. Die man heeft toen haar hoofd vast gehouden en heeft zijn piemel bij haar in de mond gestopt. Hij veegde deze af met keukenrol en zei toen "Nog een keer, nog een keer". Toen mocht ze de bus uit. Ze kreeg toen de naaispullen en de 10 euro. (…) [slachtoffer 2] had een setje met naaispulletjes bij zich toen ze terugkwam van de markt. Ze had geen geld bij zich toen ze naar de braderie ging. Dit weet ik van een collega die vertelde dat ze haar geen zakgeld mee hadden gegeven. [3]
[getuige 1]heeft tevens het volgende genoteerd.
Spontane onthulling van [slachtoffer 2] 25 mei 2017 18.30 uur
Kwam terug van de braderie Hoensbroek
Er is iets gebeurd:
Ze vertelde dat ze bij een kraam stond te kijken naar naaispullen.
Man achter de kraam vroeg of zij dit mooi vond.
[slachtoffer 2] ze: dat ze geen geld had voor dat te kopen.
De man zei: achter de tent wil ik een kusje en dan mag je het hebben.
Eerst kus op wang, toen vroeg hij haar mee de bus in, toen kus op mond met de tong.
[slachtoffer 2] : is dit genoeg want ik ben bang van je.
Toen BH omhoog en kussen op haar borst.
Ik geef je €10,- als je de piemel in de mond doet.
[slachtoffer 2] : Ben al een keer misbruikt.
Man: Dat doe ik niet.
Hij hield haar hoofd vast en stak zijn piemel in haar mond.
Veegde met keukenrol af, en toen zei hij en nog een keer, en nog een keer.
Mocht toen uit de bus.
Er was niemand anders bij.
Zei dat het een meneer was met een buitenlandse gezichtsuitdrukking.
Kreeg naaispullen en €10,- [4]
[getuige 4]is gehoord als getuige en heeft het volgende verklaard.
Dit jaar (de rechtbank begrijpt: 2018) ben ik met [slachtoffer 2] (…) naar de braderie gegaan. [slachtoffer 2] heeft me verteld dat ze op de braderie de man weer gezien heeft. De braderie was dit jaar ook weer op Hemelvaartsdag, 10 mei 2018 (…) in Hoensbroek. (…) [slachtoffer 2] was even naar de Lidl gelopen. Toen ze daar van terugkwam, zei ze me dat ze de man van vorig jaar weer had gezien. Ze was helemaal overstuur. (…) [slachtoffer 2] had mij gewezen waar de man met zijn kraampje stond. Ze wees me op de plek op de hoek van de straat met de Pastoorskuilenweg in Hoensbroek. Het was maar een kleine kraam. Het was niet ver van de Lidl vandaan. Ik hoefde maar de straat over te steken, dan kon ik de kraam met de man zo zien. (…) Ik heb toen een foto gemaakt. (…) Ik wist zeker dat ik de goede man had. Dat kon niet missen. Ze kon me vanuit de Lidl zo de kraam aanwijzen. [slachtoffer 2] had me gezegd dat het om een man ging die alleen in een klein hokje stond. [5]
Verbalisanten [verbalisant 1]en
[verbalisant 2]hielden op 10 mei 2018 toezicht op de braderie te Hoensbroek en verklaren het volgende.
Wij kregen van onze algemeen coördinator het verzoek op de braderie van Hoensbroek een mannelijk persoon te controleren. Deze persoon zou mogelijk in 2017 een meisje of vrouw hebben misbruikt. Het slachtoffer zou de dader vanmiddag hebben gezien. Kennelijk zou deze mogelijke dader een stand hebben staan op de braderie van Hoensbroek en zou staan in de buurt van de Lidl op de Pastoorskuilenweg te Hoensbroek. Wij kregen van onze algemeen coördinator een foto van deze mogelijke dader, afgebeeld in zijn stand, te zien. Wij zagen dat op deze foto twee mannelijke personen afgebeeld stonden. Wij kregen te horen dat het om de linker persoon zou gaan.
(…)
Wij zagen dat in de stand één persoon stond welke voldeed aan het signalement van de persoon die links op de foto (…) stond. Wij, verbalisanten, vroegen de man naar zijn identiteit. Hij overhandigde ons, verbalisanten, een identiteitsbewijs en rijbewijs ten name van [verdachte] , geboren [geboortedatum 2] (de rechtbank begrijpt: [geboortedatum 1] ) te [geboorteplaats] . [6]
Verbalisanten [verbalisant 1]en
[verbalisant 2]hielden op 10 mei 2018 toezicht op de braderie te Hoensbroek en verklaren het volgende.
Wij hoorden dat [getuige 3] tegen ons zei dat een marktkoopman zijn vriendin net onjuist had aangesproken. Wij hoorden dat [getuige 3] tegen ons zei dat de marktkoopman een stand had in naai-artikelen. (…) Wij zijn samen met [getuige 3] naar deze stand gelopen. Wij zagen dat in deze stand enkel de eerder door ons gecontroleerde [verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats] , stond.
(…)
Wij hoorden dat [getuige 3] zei dat de marktkoopman vervolgens tegen zijn vriendin had gezegd: "Als ik een kusje op mijn wang krijg, dan krijg je een artikel gratis. Als je een minuut met mij meegaat in mijn auto dan krijg je twee artikelen gratis”.
(…)
Wij hoorden dat [getuige 3] tegen ons zei dat dit zijn vriendin was. Wij zagen dat het meisje zich legitimeerde als (…) [betrokkene 2] . (…) Wij hoorden dat [betrokkene 2] tegen ons zei dat zij (…) was aangesproken door de marktkoopman die een stand had in naai-artikelen. Wij zagen dat [betrokkene 2] wees naar een stand alwaar de eerder door ons gecontroleerde [verdachte] in stond. Wij hoorden dat [betrokkene 2] tegen ons zei: “Ik was in gesprek met de marktkoopman, alleen had ik geen geld meer bij mij. De marktkoopman zei dat het niet erg was dat ik geen geld bij mij had en dat als ik met hem een minuut in zijn busje zou gaan kussen ik twee artikelen gratis zou krijgen”. [7]
Verdachteis bij de politie verhoord en verklaart het volgende.
U, verbalisant, toont mij een foto van aangeefster [slachtoffer 2] . Dat is de vrouw die dit jaar op Hemelvaartsdag (de rechtbank begrijpt: 10 mei 2018) op de markt is geweest bij mij. Zij is een paar keer bij mij geweest. Zij liep langs en dan lachte ze naar mij. Zij heeft niets gekocht. Of zij vorig jaar ook bij mij is geweest weet ik niet. Zij had iets bij zich, een ketting ofzo en daar staat een nummer op. Het is iets van gehandicapten denk ik. (…) Die vrouw (…) stond bij mij bij de bus, het was op het einde van de dag en mijn bus was al bij de kraam. Ze stond te kijken en lachte en zei dat ik een mooie bus had. Ik vroeg of ze hulp nodig had en of ze de groep kwijt was. Zij zei: “Nee”. Ik vroeg of ze de groep kwijt was omdat ik in het verleden vaker meegemaakt heb dat een kind of een gehandicapte de groep kwijt was en dan bracht ik die terug naar de marktmeester. Ik vroeg aan die vroeg of zij de groep kwijt was omdat zij zo’n bordje of ketting met dat nummer om had en omdat ze zo lachte. Dus ik dacht dat ze de groep kwijt was, maar zij zei van niet. [8]
Verdachteverklaart ter terechtzitting als volgt.
Ik heb een matras in mijn bus omdat ik in mijn bus blijf slapen als ik op de markt sta bij een meerdaags evenement. Iedereen die langsloopt kan zien dat het een blauwe matras is, omdat ik de deur van mijn auto open heb staan. In mijn marktkraam verkoop ik één artikel, te weten een Australische naaimachine. U, voorzitter, houdt mij voor dat er twee tormesjes, met rood en blauw handvat, en een gebruikershandleiding bij [slachtoffer 2] zijn aangetroffen, zoals te zien op pagina’s 42 en 43. U, oudste rechter, laat mij de foto op pagina 42 van het dossier zien. Dit is het artikel dat ik verkoop. U, oudste rechter, laat mij de foto op pagina 43 van het dossier zien. Dit is de bijbehorende handleiding. [9]
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 2:
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van aangeefster [slachtoffer 2] voldoende wordt gesteund door de hiervoor vermelde bewijsmiddelen. De rechtbank overweegt daartoe het volgende. [slachtoffer 2] meldt de verkrachting bij thuiskomst gelijk aan haar begeleider [getuige 1] . Ook geeft zij tijdens het studioverhoor aan dat het feit heeft plaatsgevonden in een busje van verdachte en dat in dat busje een blauwe matras lag. Tevens heeft zij nadien de Australische naaimachientjes (tornmesjes) met bijbehorende handleiding bij zich, terwijl ze geen geld bij zich had. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij destijds een busje met een blauwe matras had en dat de bij aangeefster aangetroffen goederen de naaimachientjes zijn die hij op de markt verkoopt. [slachtoffer 2] herkent één jaar later op 10 mei 2018, op de braderie te Hoensbroek, spontaan de persoon die haar op 25 mei 2017 heeft verkracht, ook op de braderie te Hoensbroek. Aangeefster is daarbij emotioneel. [slachtoffer 2] geeft specifieke aanwijzingen aan [getuige 4] waar die persoon staat. [getuige 4] weet zeker dat zij de door aangeefster aangewezen persoon heeft gefotografeerd. Deze persoon wordt naar zijn identiteit gevraagd en het blijkt verdachte te zijn. De verklaring van [slachtoffer 2] wordt ook ondersteund door de verklaringen van [getuige 3] en [betrokkene 2] . Op dezelfde dag dat [slachtoffer 2] verdachte spontaan herkent, melden zij onafhankelijk van aangeefster, aan de wijkagent dat verdachte een onzedelijk voorstel heeft gedaan aan [betrokkene 2] . Verdachte zou in bijzijn van [getuige 3] aan [betrokkene 2] hebben voorgesteld dat als ze met hem in de bus zou gaan kussen, ze goederen gratis kreeg. Uit deze verklaringen volgt dat verdachte dezelfde modus operandi hanteert als de persoon die [slachtoffer 2] heeft verkracht op 25 mei 2017.
Tot slot overweegt de rechtbank dat het verdachte in 2017 duidelijk moet zijn geweest dat hij te maken had met een vrouw met een verstandelijke beperking. Bij slechts oppervlakkig contact in 2018 is hij die mening al toegedaan, naar eigen zeggen onder andere doordat ze zo lachte.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat er wettig en overtuigend bewijs is voor de verkrachting, ondanks de ontkenning van verdachte. De verklaring van aangeefster wordt immers ondersteund door de verklaringen van de getuigen en feitelijkheden en hiermee staat de verklaring van aangeefster niet op zichzelf maar is als het ware ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in andere bronnen.
De rechtbank komt, gelet op het bovenstaande, tot een bewezenverklaring van feit 2.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
2.
op 25 mei 2017 te Hoensbroek, door een andere feitelijkheid, [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , hebbende hij, verdachte, zijn penis in de mond van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht en die [slachtoffer 2] getongzoend en de borst(en) van die [slachtoffer 2] gezoend en bestaande die andere feitelijkheid hieruit dat hij, verdachte, misbruik heeft gemaakt van zijn psychisch overwicht op die [slachtoffer 2] , welke een verstandelijke beperking heeft, en misbruik heeft gemaakt van de kwetsbare positie van die [slachtoffer 2] , immers heeft hij, verdachte,
- tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat zij voor een kusje een naaisetje mocht hebben en
- die [slachtoffer 2] meegenomen naar een busje en
- die [slachtoffer 2] gezoend en vervolgens zijn tong in haar mond geduwd en
- tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat hij nog een kusje wilde voor een tientje en
- niet gereageerd en geluisterd toen die [slachtoffer 2] zei dat ze bang was en
- de BH van die [slachtoffer 2] omhoog gedaan en
- de borst(en) van die [slachtoffer 2] gezoend en
- tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat ze zijn, verdachtes, penis in de mond moest nemen en vervolgens het hoofd van die [slachtoffer 2] vastgepakt en zijn penis in de mond van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht,
in welke psychische overwichtssituatie die [slachtoffer 2] zich niet kon en durfde te verzetten tegen en onttrekken aan die seksuele handelingen van verdachte;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
Ten aanzien van feit 2:
verkrachting
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van verdachte

Verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 40 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De officier van justitie heeft bij de formulering van haar strafeis rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheid dat verdachte misbruik heeft gemaakt van de verstandelijke beperking van [slachtoffer 2] en de kwetsbare persoonlijkheid van [slachtoffer 1] , de richtlijnen van het Openbaar Ministerie, de LOVS oriëntatiepunten en het strafblad van verdachte. De officier van justitie acht het van belang dat een deel van de straf voorwaardelijk wordt opgelegd als stok achter de deur.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en geen nader standpunt ingenomen ten aanzien van de strafmaat.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. De rechtbank heeft bij haar straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is werkzaam als marktkoopman en spreekt mensen aan in die hoedanigheid. Als potentiële vrouwelijke klanten zeggen dat zij geen geld bij zich hebben dan doet verdachte het voorstel dat zij een artikel mogen meenemen in ruil voor een kus in zijn nabij geparkeerde bus. [slachtoffer 2] , een vrouw die functioneert op een ontwikkelingsleeftijd tussen de 7 en 12 jaar oud, gaat in op het aanbod van verdachte. Verdachte heeft [slachtoffer 2] , na de kus, gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen. Dit terwijl hij zich ervan bewust was dat het een kwetsbare vrouw betrof, zo blijkt uit zijn eigen verklaring.
[slachtoffer 2] heeft aangegeven dat ze het niet wilde en dat ze al eerder was misbruikt maar verdachte heeft zich daar niets van aangetrokken. Verdachte heeft hiermee de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 2] geschonden en een grote inbreuk gemaakt op haar gevoel van veiligheid. Verdachte heeft zijn eigen lustgevoelens zwaarder laten wegen dan de persoonlijke belangen van een kwetsbaar slachtoffer.
Ter zitting heeft verdachte het feit ontkend en heeft hiermee op geen enkele wijze blijk gegeven van de laakbaarheid van zijn handelen.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafsoort en de hoogte van de straf de LOVS oriëntatiepunten in aanmerking genomen. Het oriëntatiepunt voor verkrachting is een gevangenisstraf van 24 maanden. De rechtbank houdt rekening met de omstandigheid dat uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een zedendelict.
Reclassering Nederland heeft op 24 december 2019 een adviesrapport over verdachte opgemaakt. De reclassering kan vanwege de ontkenning door verdachte het recidiverisico niet inschatten en adviseert derhalve een straf zonder bijzondere voorwaarden. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij nog steeds werkzaam is als marktkoopman.
De rechtbank ziet hierin aanleiding om een deels voorwaardelijke straf op te leggen. Dit voorwaardelijke deel dient ertoe verdachte ervan te weerhouden soortgelijke misdrijven te plegen.
De officier van justitie is bij haar eis uitgegaan van een bewezenverklaring van twee verkrachtingen. Nu de rechtbank ten aanzien van één van de ten laste gelegde verkrachtingen tot vrijspraak komt, legt zij een lagere straf op dan door de officier van justitie is gevorderd.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank de oplegging van een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 4.793,76 ter zake van feit 2, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade. De benadeelde partij verzoekt tevens om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de door [slachtoffer 2] gevorderde materiële schadeposten voor toewijzen in aanmerking komen. De benadeelde partij kan de verplaatste schade vorderen sinds de inwerkingtreding van de nieuwe wetsbepalingen en de door [betrokkene 1] gemaakte uren zijn goed onderbouwd. De officier van justitie verzoekt de rechtbank om € 1.000,00 immateriële schade toe te wijzen als voorschot en de vordering voor het overige niet‑ontvankelijk te verklaren, zodat de civiele rechter over deze vordering kan oordelen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich primair op het standpunt dat de vordering van [slachtoffer 2] niet‑ontvankelijk verklaard dient te worden, omdat de raadsman vrijspraak van feit 2 heeft bepleit.
De raadsman stelt zich subsidiair op het standpunt dat de gevorderde schade inzake verplaatste schade dient te worden afgewezen, omdat die schade niet door de benadeelde zelf is geleden. Daarnaast verzoekt de raadsman om de gevorderde immateriële schade te matigen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade ten aanzien van de kleding toewijsbaar is. Deze schade is voldoende gesteld en niet betwist. Ook de gevorderde schade inzake verplaatste schade, zijnde de extra arbeids- en reiskosten van de mentor in dienst van de Stichting Bewindvoering Zuid-Nederland, is toewijsbaar. Artikel 51f, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is immers met ingang van 1 januari 2019 zo gewijzigd dat derden zich in het strafproces kunnen voegen ter zake van de kosten die zij ten behoeve van het slachtoffer hebben gemaakt, de zogenoemde ‘verplaatste schade’, zoals bedoeld in art. 6:107, eerste lid onder a, van het Burgerlijk Wetboek. Dit betreft kosten die het slachtoffer, als niet de derde maar hijzelf deze zou hebben gemaakt, van verdachte had kunnen vorderen.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde immateriële schade toewijsbaar is tot een bedrag van € 1.000,00.
De rechtbank zal aldus een bedrag aan schadevergoeding toewijzen ter hoogte van € 2.043,76 (bestaande uit € 1.043,76 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 mei 2017. De rechtbank zal over dit bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, zodat de benadeelde partij het resterende deel van haar vordering aan de burgerlijke rechter kan voorleggen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c en 242 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt verdachte voor feit 2 tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 2 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe, en veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [slachtoffer 2] , te betalen een bedrag van € 2.043,76 (bestaande uit materiële en immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 25 mei 2017 tot de dag der algehele voldoening;
  • verklaart het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten;
  • legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 2] van een bedrag van € 2.043,76. Bij gebreke van betaling en verhaal kan maximaal 30 dagen gijzeling worden gevorderd. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag bestaat uit materiële en immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 mei 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Feuth, voorzitter, mr. M.J.H. van den Hombergh en
mr. M.A. Teeuwissen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.J.J.L. Hermans, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 4 februari 2020.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 16 mei 2018 in de gemeente Nederweert
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid,
[slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer
handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] ,
te weten het likken in/aan de vagina van die [slachtoffer 1]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheid en/of die bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid hieruit dat hij, verdachte, misbruik heeft gemaakt van zijn psychisch overwicht op die [slachtoffer 1] en/of misbruik heeft gemaakt van de kwetsbare positie van die [slachtoffer 1] en/of misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen dat die [slachtoffer 1] in hem had, immers heeft hij, verdachte,
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij kon handlezen en/of hypnotiseren en/of
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat zij meerdere kwaaltjes had en/of pijn had waarbij hij haar kon helpen en/of
- een afspraak met die [slachtoffer 1] gemaakt en/of
- zich begeven naar de woning waar die [slachtoffer 1] zich bevond en/of
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat ze water moest koken en/of (gekookt) water bij de deur moest zetten en/of
- die [slachtoffer 1] besprenkeld met dat water en/of
- die [slachtoffer 1] een hoofddoek en een armband omgedaan en/of
- die [slachtoffer 1] ingesmeerd met kamperfoelie en/of
- die [slachtoffer 1] gevraagd haar shirt omhoog te doen en/of op haar buik te gaan liggen en/of
- de rug van die [slachtoffer 1] gemasseerd en/of
- de rok van die [slachtoffer 1] omhoog geschoven en/of
- het/de be(e)n(en) van die [slachtoffer 1] gemasseerd en/of
- die [slachtoffer 1] gevraagd zich om te draaien en/of
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij haar borsten wilde voelen om na te kijken en/of
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat ze last van haar darmen had en/of
dat ze lucht in haar darmen en/of baarmoeder had en/of
- ( onverhoeds) de onderbroek van die [slachtoffer 1] omlaag gedaan en/of
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij lucht moest weghalen en/of
- vervolgens onverhoeds en/of onvoorzien in/aan de vagina van die [slachtoffer 1] gelikt,
waarbij verdachte voornoemde handeling(en) zodanig plotseling
en/of onverhoeds heeft gepleegd dat die [slachtoffer 1] niet in staat was die
handeling(en) (voldoende en tijdig) af te weren of daartegen weerstand te
bieden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 mei 2018 in de gemeente Nederweert,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of
een andere feitelijkheid,
[slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een
of meer ontuchtige handelingen, te weten het likken aan de vagina van
die [slachtoffer 1]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheid en/of die bedreiging
met geweld of een andere feitelijkheid hieruit dat hij, verdachte,
misbruik heeft gemaakt van zijn psychisch overwicht op die [slachtoffer 1]
en/of misbruik heeft gemaakt van de kwetsbare positie van die
[slachtoffer 1] en/of misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen dat die
[slachtoffer 1] in hem had, immers heeft hij, verdachte,
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij kon handlezen en/of hypnotiseren
en/of
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat zij meerdere kwaaltjes had en/of pijn
had waarbij hij haar kon helpen en/of
- een afspraak met die [slachtoffer 1] gemaakt en/of
- zich begeven naar de woning waar die [slachtoffer 1] zich bevond en/of
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat ze water moest koken en/of (gekookt)
water bij de deur moest zetten en/of
- die [slachtoffer 1] besprenkeld met dat water en/of
- die [slachtoffer 1] een hoofddoek en een armband omgedaan en/of
- die [slachtoffer 1] ingesmeerd met kamperfoelie en/of
- die [slachtoffer 1] gevraagd haar shirt omhoog te doen en/of op haar buik
te gaan liggen en/of
- de rug van die [slachtoffer 1] gemasseerd en/of
- de rok van die [slachtoffer 1] omhoog geschoven en/of
- het/de be(e)n(en) van die [slachtoffer 1] gemasseerd en/of
- die [slachtoffer 1] gevraagd zich om te draaien en/of
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij haar borsten wilde voelen om na te
kijken en/of
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat ze last van haar darmen had en/of
dat ze lucht in haar darmen en/of baarmoeder had en/of
- ( onverhoeds) de onderbroek van die [slachtoffer 1] omlaag gedaan en/of
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij lucht moest weghalen en/of
- vervolgens onverhoeds en/of onvoorzien aan de vagina van die
[slachtoffer 1] gelikt,
waarbij verdachte voornoemde handeling(en) zodanig plotseling
en/of onverhoeds heeft gepleegd dat die [slachtoffer 1] niet in staat was die
handeling(en) (voldoende en tijdig) af te weren of daartegen weerstand
te
bieden;
2.
hij op of omstreeks 25 mei 2017 te Hoensbroek, in de gemeente Heerlen
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid,
[slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer
handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] ,
hebbende hij, verdachte, zijn penis in de mond van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht en/of die [slachtoffer 2] getongzoend en/of de borst(en) van die [slachtoffer 2] gezoend
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheid en/of die bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid hieruit dat hij, verdachte, misbruik heeft gemaakt van zijn psychisch overwicht op die [slachtoffer 2] , welke een verstandelijke beperking heeft, en/of misbruik heeft gemaakt van de kwetsbare positie van die [slachtoffer 2] , immers heeft hij, verdachte,
- tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat zij voor een kusje een naaisetje mocht hebben en/of
- die [slachtoffer 2] meegenomen naar een busje en/of
- die [slachtoffer 2] gezoend en/of (vervolgens) zijn tong in haar mond geduwd en/of
- tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat hij nog een kusje wilde voor een tientje en/of
- niet gereageerd en/of geluisterd toen die [slachtoffer 2] zei dat ze bang was en/of
- de BH van die [slachtoffer 2] omhoog gedaan en/of
- de borst(en) van die [slachtoffer 2] gezoend en/of
- tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat ze zijn, verdachtes, penis in de mond moest nemen en/of (vervolgens) het hoofd van die [slachtoffer 2] vastgepakt en/of zijn penis in de mond van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht,
in welke psychische overwichtsituatie die [slachtoffer 2] zich niet kon en/of
durfde te verzetten tegen en/of onttrekken aan die seksuele handelingen van
verdachte;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, Dienst Regionale Recherche, Afdeling Zeden, proces-verbaalnummer PL2379-2017084423 / 2018072558, gesloten d.d. 6 juni 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 195 en 10 ongenummerde pagina’s.
2.Proces-verbaal van bevindingen Studioverhoor [slachtoffer 2] d.d. 4 juni 2017, p. 64 t/m 71.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 28 mei 201, p. 54 t/m 58.
4.De bijlage bij het proces-verbaal aangifte d.d. 27 mei 2017, p. 40.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 22 juni 2018, p. 93 t/m 96.
6.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 mei 2018, p. 82 en 83.
7.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 mei 2018, p. 101 en 102.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 3 oktober 2018, p. 120 t/m 125.
9.De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 21 januari 2020.