ECLI:NL:RBLIM:2020:8299

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 oktober 2020
Publicatiedatum
27 oktober 2020
Zaaknummer
8622478/CV/20-3161
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van abonnementsgelden en schadevergoeding in verband met identiteitsfraude

In deze zaak vordert de besloten vennootschap T-Mobile Netherlands B.V. betaling van € 1.080,60 van de gedaagde partij, die in persoon procedeert. De vordering is gebaseerd op een overeenkomst voor mobiel 4G-internet en bellen, alsook een koop op afbetaling van een Samsung Galaxy S9. De gedaagde partij heeft niet voldaan aan haar financiële verplichtingen, wat heeft geleid tot de beëindiging van de overeenkomst door T-Mobile op basis van de algemene voorwaarden.

De gedaagde partij betwist de overeenkomst te hebben gesloten en voert aan dat zij slachtoffer is van identiteitsfraude, aangezien haar portemonnee met identiteitsbewijs en bankpas verloren was. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de eisende partij voldoende bewijs heeft geleverd dat de overeenkomst tot stand is gekomen en dat er geen sprake is van fraude. De gedaagde partij heeft niet voldoende onderbouwd dat zij daadwerkelijk slachtoffer is van identiteitsfraude, en heeft geen bewijs geleverd van aangifte bij de politie of andere relevante documenten.

De kantonrechter heeft de vordering van T-Mobile toegewezen, inclusief rente en proceskosten, en de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 8622478 \ CV EXPL 20-3161
Vonnis van de kantonrechter van 28 oktober 2020
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid T-MOBILE NETHERLANDS B.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
eisende partij,
gemachtigde LAVG Groningen,
tegen:
[gedaagde partij],
wonend [adres 1] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
Eisende partij vordert - samengevat - veroordeling van gedaagde partij tot betaling van € 1.080,60 (€ 890,77 aan abonnementsgelden, toesteltermijnen en aansluitkosten, € 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 149,83 aan schadevergoeding), vermeerderd met rente en kosten.
2.2.
Aan haar vordering legt eisende partij ten grondslag dat haar rechtsvoorgangster met gedaagde partij per 4 augustus 2018 een overeenkomst heeft gesloten ter zake een mobiel 4G- internet en bellen. Verder is er een koop op afbetaling tot stand gekomen met betrekking tot een Samsung Galaxy S9 64 GB met een verkoopwaarde van € 744,00.
Gedaagde partij heeft niet aan haar financiële verplichtingen voldaan. Vanaf het begin heeft gedaagde partij de aansluitkosten, de abonnementsgelden en de afbetaling van het toestel niet betaald. Daarom heeft eisende partij de overeenkomst op grond van artikel 4.9.3. van de toepasselijke algemene voorwaarden beëindigd.
2.3.
Gedaagde partij voert verweer en betwist de overeenkomst te hebben gesloten. Haar portemonnee was verdwenen met daarin het identiteitsbewijs, de bankpas en de pincode. Hiervan is aangifte bij de gemeente gedaan. Het adres [adres 2] te [plaatsnaam] is haar niet bekend, en ook het gebruikte e-mailadres is niet van gedaagde partij.
2.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Eisende partij vordert betaling van de openstaande facturen en de schade als gevolg van de beëindiging van de overeenkomst. In haar conclusie van repliek heeft eisende partij uitvoerig uiteengezet hoe een bestelling op de website tot stand komt. Tijdens het bestelproces wordt gevraagd om persoonlijke gegevens, de contactgegevens, een geldig legitimatiebewijs, het rekeningnummer en een inkomen- en lastentoets. Bij de bezorging van het toestel zijn vier handelingen nodig, te weten:
  • het legitimatiebewijs dat gebruikt is bij de bestelling moet getoond worden. Dit wordt gecontroleerd en gekopieerd;
  • er moet aangetoond worden dat het legitimatiebewijs, bankpas en contract op dezelfde naam staan;
  • er moet een bedrag gepind van € 0,01, waarmee wordt gecontroleerd dat het rekeningnummer van de aanvrager is;
  • de overeenkomst wordt digitaal ondertekend.
Naar de mening van eisende partij blijkt hieruit voldoende dat de overeenkomst is gesloten en dat er geen sprake is van fraude.
3.2.
De kantonrechter is van oordeel dat op basis van voornoemde feiten de totstandkoming van een overeenkomst voldoende is gewaarborgd. Het is nu aan gedaagde partij om tegen deze stellingen voldoende onderbouwd en gedocumenteerd verweer te voeren. De kantonrechter is van oordeel dat gedaagde partij dit niet heeft gedaan. Zij geeft aan dat zij haar portemonnee enige tijd kwijt is geweest en dat zij van de vermissing aangifte heeft gedaan bij de gemeente. De kantonrechter gaat er hierbij vanuit dat gedaagde partij zich ter zake de vermissing van haar identiteitsbewijs tot de gemeente heeft gewend en een nieuw document heeft opgevraagd.
3.3.
Gedaagde partij had echter aangifte van vermissing en van de gestelde identiteitsfraude moeten doen bij de politie. Kennelijk heeft zij dit niet gedaan.
Ook ontbreekt een bewijs dat zij of op omstreeks die periode bij haar bank een nieuwe betaalpas heeft aangevraagd.
Hetzelfde geldt voor het verweer over het adres en het e-mailadres. Gedaagde partij stelt weliswaar dat bij de gemeente navraag kan worden gedaan over de adressen waar zij heeft gewoond, maar in het kader van een goede onderbouwing van het verweer had het juist gedaagde partij moeten zien die een uittreksel uit de basisregistratie personen had moeten overleggen. Met betrekking tot het e-mailadres geeft gedaagde partij geen informatie wat haar e-mailadres dan wel is.
3.4.
Dat een en ander zich ook bij andere providers heeft voorgedaan, is evenmin door gedaagde partij aangetoond.
3.5.
De kantonrechter komt daarom tot het oordeel dat bij gebrek aan een deugdelijke onderbouwing van het verweer hieraan voorbij moet worden gegaan. Dit houdt in dat van de juistheid van de stellingen van eisende partij wordt uitgegaan en dat de vordering, met inbegrip van rente en kosten, wordt toegewezen.
3.5.
De kantonrechter ziet geen aanleiding gedaagde partij toe te laten tot nadere bewijslevering.
3.6.
Gedaagde partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 86,85
  • griffierecht 499,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 825,85
3.7.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt gedaagde partij om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisende partij te betalen een bedrag van € 1.080,60, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 juni 2020 tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt gedaagde partij in de proceskosten aan de zijde van eisende partij gevallen en tot op heden begroot op € 825,85,
4.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A.J. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken.
type: PLG
coll: