In deze civiele procedure, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Limburg, heeft de eiser, Ziggo B.V., een vordering ingesteld tegen de gedaagde partij, die in verzet is gekomen tegen een eerder verstekvonnis. De procedure begon met een dagvaarding op 3 februari 2017, gevolgd door een verstekvonnis op 22 maart 2017, waarbij de gedaagde werd veroordeeld tot betaling van € 127,00, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De gedaagde partij heeft op 17 juli 2020 verzet aangetekend tegen dit vonnis, maar de kantonrechter oordeelde dat de verzetstermijn was overschreden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde op 30 augustus 2017 op de hoogte was gesteld van het verstekvonnis, waardoor de verzetstermijn van vier weken was verstreken. De gedaagde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, en werd veroordeeld in de proceskosten van Ziggo, die op € 36,00 zijn begroot. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.